Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke opbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke opbouw

Het Duizendjarig Rijk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Ciliasten weten de Schrift wel zóó te hanteeren, dat zij velen kunnen wijsmaken, dat de Bijlbel leert : dat er een duizendjarig vrede-rijk Op aarde aanstaande is. Natuurlijk komt men dan ook met Openbaring 20 vers 1—10.
En daar lezen we allerlei, dat inderdaad door de Chiliasten gretig gebruikt wordt en vaardig zóó wordt uitgelegd, dat het allen overduidelijk maakt, dat een duizendjarig vrederijk aanstaande is.
In Openb. 20 lezen we toch : „En hij greep den draak, de oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren".
Dat gaat er wel op gelijken, dat de duivel duizend jaar gebonden zal worden en dat een vrede-en rusttijd voor de geloovigen aanstaande is. Temeer, waar we verder lezen van de zielen dergenen, die onthoofd waren, dat „zij, leefden en heerschten als koningen met Christus de duizend jaren", terwijl „de overigen der dooden niet weder levend werden tot de duizend jaren geëindigd waren", deze is — zoo staat er dan verder : de eerste opstanding en over dezen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heerschen duizend jaren. En wanneer de duizend jaren zullen geëindiigd zijn, dan zal de Satanas uit zijn gevangenis ontbonden worden".
't Kan niet ontkend, dat in dit Schriftgedeelte dingen staan, die de Chiliasten prachtig kunnen gebruiken. En in tractaten van Adventisten, Mormonen, enz. — die toch altijd sectarisch zoo eenzijdig een bepaalde zaak op den voorgrond weten te schuiven, met betuigingen dat zij alles precies weten en dat van het aannemen dezer bizonderheden ziel en zaligheid afhangt — wordt een Schriftuurplaats als deze natuurlijk uitgebuit. De officieele theologie, met name onze Gereformeerde theologie, vergelijkt bij, zulke dingen vooral Schrift met Schrift, om zoo mogelijk het minder duidelijke met andere Schriftuurplaatsen te verklaren en uit te leggen, om niet op dood spoor te komen, maar de secten vinden er juist genoegen in de meest duistere plaatsen afzonderlijk te nemen en terwijl ze zich met de hoofdzaken der zaligheid weinig of niets inlaten, staren zij zich blind op bijzaken en maken dan van de bijzaken hoofdzaken, waarvan alles afhangt voor den mensch !
De practijk van Christus' Kerk, om het eene Schriftgedeelte te vergelijken met het andere, en de minder duidelijke plaatsen op te helderen met andere gedeelten van Gods geopenbaarde waarheid, willen wij niet vergeten en veronachtzamen. Natuurlijk zullen sectarische menschen en zij die al de verborgenheden precies weten, ons dat zeer kwalijk nemen. Maar dat wagen we er op. De gemeenschap met Christus' Kerk, die nu eeuwen over deze dingen gedacht heeft en in hare belijdenisschriften ook deze dingen heeft neergelegd, is ons méér waard dan de goedkeuring van menschen, die altijd, nacht en dag, zich druk maken met bizondere dingen, waarvan niet weinige door de geschiedenis reeds zijn gelogenstraft.
Hoe hebben wij nu. Schrift met Schrift vergelijkend, het gedeelte, ons in Openb. 20 vers 1—10 beschreven, te lezen en te verstaan en uit te leggen? Het is bekend — en bij de uitlegging van het boek de Openbaring van Jezus Christus zal er gedurig op moeten worden gelet — dat de voorstellingen aangaande het verloop der geschiedenis, ons tafereelen geven, die telkens in elkaar grijpen, 't Een volgt niet altijd op het ander, maar achterhaalt elkaar niet zelden En loopt zoodoende door elkaar. Wat we gehad hebben, krijgen we dan nog eens, onder andere vormen, en wat we verwachtten, dat nu direct zou volgen, moet nog weer even wachten, om over het voorafgaande nog een en ander nader mee te deelen.
Zoo zouden we denken dat met Openb. 19, laatste vers, het einde der wereldgeschiedenis is gekomen. We zien daar den uitslag van den eindstrijd van het beest, den antichrist, en zijn aanhang, tegen het Lam en Zijne getrouwen. We hooren daar, dat 's Heeren bestrijders totaal worden verslagen en volkomen worden teniet gemaakt, 't Is uit.
Neen — 't is niet uit. We worden nog wéér eens teruggevoerd naar den strijd, 't Is ook zoo'n lange en bange strijd. Er gebeurt zoo ontzaglijk veeL En altijd weer tusschen de duisternis en het licht gaat de strijd. De duivel — in verschillende openbaringsvormen — tegen den Christus !
Het eerste gedeelte van hoofdstuk 20 geeft ons dus niet een teekening van de eeuwigheid, maar gaat nog weer eens terug tot den tijd ; tot den tijd van strijd — hoewel het einde van den strijd, in de totale overwinning van satan ons reeds is geteekend en meegedeeld.
De teekening van 't laatste oordeel komt dan ook pas in het 11e vers van dit 20ste hoofdstuk. En de beschrijving van de eeuwige zaligheid der vromen, die met Christus zijn, komt pas in de hoofdstukken 21 en 22.
Met den aanvang van hoofdstuk 20 worden we dus nogmaals als in de historie teruggevoerd tot datgene, wat gebeurt in dezen tijd, en voorafgaande aan den oordeelsdag. Dezelfde dingen, maar nu weer met andere beelden en andere woorden : de strijd tusschen satan en Christus, met de totale overwinning van den booze en de glorierijke overwinning van Christus, met eeuwige heerlijkheid voor al de Zijnen, die het hier zoo benauwd kunnen hebben, maar de eeuwige overwinning zullen deelachtig worden in en door hun verhoogden Heiland, die satan in beginsel den kop heeft vermorzeld en hem straks geheel zal uitwerpen voor eeuwig.
De Perzische leer der laatste dingen handelde ook over deze dingen, maar met geheel andere voorstellingen, die totaal verbasterd waren en doortrokken van de heidensche begrippen, maar die toch op dezelfde - dingen doelden. De Joden, na de Babylonische ballingschap, wisten van deze heidensche verhalen en voorstellingen, maar de Apostel weet hetzelfde gelukkig héél anders en veel beter en komt er nu mee tot de christenen, om hun dezelfde dingen, maar nu niet op heidensche manier, maar op echt christelijke manier bekend te maken. Het echte is toch altijd maar daar, waar Gods Woord, Gods Openbaring, Gods Waarheid is — bij de heidenen, die óók van Gods geslacht zijn, maar ontaard en aan de waarheid Gods onttrokken zijn, is de namaak der dingen.
En om het echte gaat het. De Perzische godsdienst leerde, dat de wereld 12000 jaar moest duren. Na de eerste 6000 kwam de booze God Ahriman met zijn Draak de ellende brengen. Nog 3000 jaar en de godsdienstleeraar Zarathoestra zou komen. De laatste 3000 jaar ontvangt elke duizend jaar een eigen held, die een redder en heiland is. Bij „de laatste dagen" verschijnt de heiland Sosiosh of Saosjant. Die Sosiosh of Redder zou komen, vergezeld door de rechtvaardigen, die uit den dood verrezen zijn. De groote eindstrijd begint, waarin de legers van de goede en de booze macht (de goede God heet bij de Perzen : Ormoezd, de kwade God : Ahriman), na een algemeene opstanding elkaar bekampen. Dan komt het laatste oordeel, waarin Sosiosh de boeken opent. En daarna barst een laatste worsteling los tusschen de opperste machten, den goeden God Ormoezden den heiland Sosiosh te eener zijde, en den kwaden God Ahriman en den Draak Azi Dehaka te anderer zijde, in welken strijd de laatste twee (kwade God en draak) worden overwonnen en in den vuurstroom geworpen worden. Daarop breekt dan de nieuwe wereld aan.
Dat is de Perzische voorstelling van wat in 't laatst der dagen zal .geschieden, met aankondiging van een nieuwe wereld, toebereid door den Heiland Sosiosh, die geholpen wordt door den goeden God Ormoezd.
In Openb. 20 komt nu voor de Christelijke gemeente, die in zoo grooten nood verkeert te midden van de Romeinsche geweldhebbers, die als wilde beesten ter verscheuring uitgaan en die van deze Perzische voorstellingen, sinds de Babylonische ballingschap op de hoogte is, — in Openb. 20 komt nu de verhoogde Heiland Zelf, door den mond van Johannes den Apostel, den balling van Patmos, over dezelfde dingen spreken — in kern door de Perzen reeds verkondigd, maar geheel verbasterd met heidensche voorstellingen — opdat de Christelijke gemeente dezelfde dingen van strijd en overwinning zouden hooren, maar nu niet in heidensche fabelleer, maar naar waarheid uit den mond van Sions Verlosser en Koning.
De strijd, de gaande en komende strijd tusschen duisternis en licht, tusschen wereld en Kerk, tusschen satan en Christus, gaande door alle eeuwen, om uit te loopen in de uitwerping van den Booze en de uiteindelijke overwinning van Christus, den Heiland, met gansch de strijdende Kerk, die Hem kent als haar Hoofd en Koning. (Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Geestelijke opbouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's