Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brief aan de Romeinen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief aan de Romeinen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk 5 vers 18—21. Zoo dan gelijk door ééne misdaad de schuld is gekomen over alle menschen tot verdoemenis, alzoo ook door ééne rechtvaardigheid komt de genade over alle menschen tot rechtvaardigmaking des levens ; want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien éénen mensch, velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzoo zullen ook door de gehoorzaamheid van éénen velen tot rechtvaardigen gesteld worden. Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest; opdat gelijk de zonde geheerscht heeft tot den dood, alzoo ook de genade zoude heerschen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Christus Jezus onzen Heere.

Met vers 18 wordt eindelijk de draad, die in het 12de vers werd losgelaten, weer opgevat. De verzen 13—17 vormden eigenlijk een tusschenzin. Met de woorden „zoo dan" sluit hij zich niet zoozeer taalkundig als wel zakelijk aan aan vers 12. Wat nu volgt in vers 18 is eigenlijik de conclusie uit al het voorafgaande, wat hij over de rechtvaardigmaking heeft gezegd.
Door ééne misdaad komt de schuld over allen tot verdoemenis maar door ééne rechtvaardigheid komt de genade over alle menschen tot rechtvaardigmaking des levens.
De mensch ligt reeds verdoemelijk voor God vanwege zijn erfschuld. Hij is dus niet ten doode opgeschreven om zijne eigene misdaden, maar in Adam is het doodvonnis reeds in Eden over hem uitgesproken.
Maar zoo kunnen ook al 's menschen eigengerechtigheden hem niet redden van het eeuwig verderf. Slechts de ééne gerechtigheid van koning Jezus kan volkomen bedekken.
ln het 19e vers wordt de vergelijiking van vers 18 voltooid. Hij vergelijkt in dat 19de vers niet slechts de ééne misdaad met de ééne rechtvaardigheid maar hij komt tot de gehoorzaamheid van den tweeden Adam tegenover de ongehoorzaamheid  van den eersten Adam.
De vertaling van het 18de en 19de vers was niet zoo gemakkelijk. Ge kunt dat in uw bijbel duidelijk zien. De Statenvertalers hebben vele woordjes ingevoegd. Bang als ze waren om aan Gods Woord iets toe te doen of af te doen, hebben ze het bijgevoegde cursief laten drukken.
Over andere mogelijlke vertalingen hier te schrijven, zou ons te ver voeren.
Men houde echter deze hoofdgedachte vast : Wat Adam met zijn ongehoorzaamheid deed verloren gaan, wilde Christus, de tweede Adam, met Zijne gehoorzaamheid redden.
Op één ding moeten we echter nog wijzen. Het woordeken „alle" kan hier onmogelijik beteekenen , , allen, hoofd voor hoofd". Zeker, de erfschuld van Adam ligt op allien, hoofd voor hoofd. Maar de gerechtigheid van Christus wordt slechts het deel van hen, dié met een oprecht geloof Hem als hun Borg en Zaligmaker leeren omhelzen.
Nu kan ik mij indenken, dat een Jood uit Paulus' dagen het met Rom. 5 absoluut niet eens zal zijn geweest. Zooals Paulus het toch geteekend heeft, kan de mensch niet meer zalig worden door de werken der Wet, maar alleen gerechtvaardigd worden uit het geloof in de verlossing, die in Christus Jezus is.
Maar waartoe dan de Wet, zoo hoor ik den Jood vragen. Sprak die Wet niet : Doet dat en gij zult leven en aan de andere zijde : Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der Wet om dat te doen.
De apostel weet die bedenkingen wel te ontzenuwen. In de eerste plaats zegt hij dat de Wet bovendien is ingekomen. Men zou naar den grondtekst ook kunnen vertalen, dat de Wet er zich bovendien heeft tusschengedrongen.
We lezen ook iets dergelijks in Galaten 3 : 19 : de Wet is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het zaad zou gekomen zijn. Neen door de werken der Wet kan nooit geen vleesch gerechtvaar digd worden voor God. Maar daarvoor is de Wet dan ook niet door den Heere gegeven. De Wet is als een spiegel, die ons wel onze onreinheid doet zien, maar niet bij machte is om zelf ons te reinigen.
Ze dient dus slechts om ons aan onze zonden te ontdekken en alzoo plaats te , maken in ons hart voor het reddingswerk van Christus Jezus. Door haar wordt de  misdaad meerder. Was er geen Wet, dan was er ook geen overtreding. Men kan dan de zonden der menschen aan hunne onwetendheid toeschrijven. Maar mu gaf de Heere Zijne Wet. Als nu het Adamskind toch zondigt, hoewel God de zonde in Zijne heilige Wet venbiedt, dan wordt juist daardoor openbaar, hoe diep verdorven het menschenhart is. Maar ziet, juist dan, als de zonde meerder geworden is, wil de Heere juist betoonen den rijikdom Zijner genade en de grootheid Zijner barmhartigheden.
Schoon leert Calvijn : dat de verdoemenis ons niet daarom in de Wet wordt voorgesteld, opdat wij daarin zouden blijven maar opdat wij onze ellendigheid wel bekennende, tot Christus zouden worden opgericht, die gezonden is tot een Medicijnmeester voor de kranken, en als een Verlosser voor de gevangenen en als een Vertrooster voor de verdrukten en als een Wreker voor de overvallenem.
En dan volgt het slot van het vijifde hoofdstuk: opdat gelijk de zonde geheerscht heeft tot den dood, alzoo ook de genade zoude heerschen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven door Jezus Christus onzen Heere. We vertalen liever met Calvijn : door den dood, dan tot den dood. Men zou na de woorden „opdat gelijk de zonde geheerscht heeft door den dood" nu in het 2de lid verwachten „alzoo ook de rechtvaardigheid zou heerschen door Christus".
Ook dat is natuurlijk waar. Maar toch zegt hij liever : „de genade door rechtvaardigheid", omdat er volstrekt géén sprake is van verdienste, maar van enkel ontferming en barmhartigheid.Wie heeft het gewonnen ? , De zonde of de genade? Beide hebben gestreden om de heerschappiji over den mensch. Het antwoord kan niet twijfelachtig wezen. De heerschappij der zonde en des doods over de Kerk Gods is in beginsel teniet gedaan. Satan, dood en hel zijn door Christus overwonnen. Onder Gods toelating mogen ze nog strijden. Het staat vast, dat Gods genade in Christus heerschappij zal voeren. Niet Slechts voor een tijid, maar tot in eeuwigheid. En dat door rechtvaardigheid. Het zoenoffer van Christus was immers volkomen. Het recht Gods kan en wil geen tweemaal betaling eischen. , Met recht mocht de dichter zingen :
Het staat op recht en waarheid pal. Als op onwrikib're steunpilaren.
Door Jezus Christus onzen Heere. Neen, denk toch geen oogenblik, dat „genade bewijzen" gelijk staat met „door de vingers zien". Een vader mag bij zijn kind veel door de vingers zien, de Heere niet. Wilt gij weten dat Gods recht waarlijk onkreukbaar is, ga dan in den geest naar Golgotha en zie daar hangen aan het kruis Gods eeniggeboren Zoon. Aan Hem heeft God Zijn recht bezocht, opdat Hij, een verloren volk, hetwelk aam den voet van dat kruis ligt, zoude redden en zaligen. Zoo is Sion door recht verlost. En daarom kon het slot ook niet anders luiden : door Jezus Christus onzen Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Brief aan de Romeinen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's