Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brief aan de Romeinen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief aan de Romeinen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 6 vers 12—14. Dat dan de zonde niet heersche in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden des zelven hchaams. En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid ; maar stelt u zelven Gode als uit de dooden levend geworden zijnde, en stelt uwe leden Gode tot wapenen .der gerechtigheid. Want de zonde zal over u niet heerschen, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.

In dit deel van het zesde hoofdstuk komt de apostel tot een heel andere conclusie als de tegenstanders, die hij in vers 1 op het oog heeft. Die tegenstanders meenden immers, dat het maar het beste was om de zonde te blijven dienen. Dan zou immers de genade overvloediger worden.
Neen, dat de zonde niet heersche in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams, zegt Paulus.
Alle eeuwen door zijn er menschen geweest, die het lichaam hebben veracht. Dat lichaam was immers de zetel der zonde. Dat lichaam kwam immers toch maar in de groeve der vertering.
Maar Paulus wil van die minachting des lichaams niet weten. Paulus, en met 'hem ook de reformatoren, hebben diep gevoeld dat de mensch geschapen is naar Gods beeld. Wel kunnen we natuurlijk niet lichamelijk op God gelijken, maar de schoone structuur van het menschelijke lichaam is toch zeker ook ter vertolking van de heerlijkheid van den Schepper aller dingen.
Bovendien, het lichaam blijft niet in het graf. Het is maar tijdelijk een prooi van worm en made. Eens zal ook dat lichaam in eer en heerlijkheid worden opgewekt en een plaats hebben in dien nieuwen hemel en op die nieuwe aarde, waarin gerechtigheid wonen zal.
Met dit alles voor oogen, is het alleszins begrijpelijk dat de apostel ook het lichaam opeischt voor dien zaligen dienst van Koning Jezus.
Neen, stelt toch de leden uws lichaams nooit tot wapenen van de ongerechtigheid, zoo waarschuwt de apostel. En dat doet toch de mensch van nature. O, die zonden van het oog! Die zonden van den voet! Die zonden van de hand ! Die zonden van de tong, als God en de naaste wordt gevloekt en gelasterd !
O, zegt mij, lezers, stelt niet de mensch van nature zijn lichaam in den dienst der zonde en der ongerechtigheid ?
Ziet, dat moet nu juist anders worden. In vers 11 zeide Paulus : Alzoo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.
Welaan, maar als men dan voor de zonde als 't ware een doode is, dan moet ook het menschelijke lichaam tegenover de zonde als een doode worden.
Het mag niet slechts de begeerte wezen om naar den geest God te dienen en niet naar het lichaam. Neen, óok het lichaam moet den Heere als een levend offer worden voorgesteld.
Bij Gods kinderen moeten daarom de leden des lichaams weer worden gesteld als blanke wapenen in den dienst des Heeren.
Want de zonde zal over u niet heerschen, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.
Wel blijft Gods kind een zondaar tot den doodssnik toe, maar toch is hij, die werd wedergeboren tot een levende hope, in beginsel van de heerschappij der zonde verlost.
Gods kinderen kennen een eertijds en een nu. Een tijd, waarin ze lust hadden om de zonde te dienen, maar ook een tijd, waarin die zonden worden tot een last en zij aller zonden vijand worden.
Waar deze levensvernieuwing in waarheid plaats greep, is het onmogelijk dat de zonde weer tot haar vorige machtige heerschappij zou komen.
Gods kind kan vallen, maar vervallen nimmer.
Toch spreekt het ongeloof in de harten van Gods kinderen nog wel eens anders.
De kracht der nog overgeblevene zonden deed den apostel wel klagen : Ik ellendig mensch.
En Gods kinderen nemen de klacht van David : „Ik zal een der dagen nog omkomen door de hand van Saul, wel eens over in geestelijken zin.
Maar hier spreekt de apostel toch o zoo beslist, dat de zonde over de Kerk Gods niet meer heerschen zoude.
Hij noemt ook de reden : Want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade;
De wet moge eischen, maar kracht om dien eisch te vervullen, kan zij niet schenken. Het is zoo waar, wat de apostel elders zegt, dat de wet door het vleesch krachteloos is.
Maar onder de genade zijn, zegt ons wat anders. Dan is Christus, de Borg en Middelaar, tusschenbeiden getreden. Met Zijne verworvene gerechtigheid heeft Hij de schuld van arme zondaren volkomen bedekt. Maar dat niet alleen. 'Hij rechtvaardigt niet alleen, maar komt ook te heiligen.
Neen, Hij, die het werk begonnen is, zal het ook voleindigen. Hij is niet alleen geworden tot wijsheid en rechtvaardigheid, maar ook tot heiligmaking en een volkomene verlossing. Het is alleen Gods genade, die de heiligmaking werkt. De wet eischt, maar alleen Gods genade schenkt krachten om Gods geboden te doen uit dankbaarheid.
Het is Gods genade, die het hart dan ook zoo komt te herscheppen, dat Gods kind lust krijgt tot des Heeren heilige geboden en inzettingen.
Zegt niet de Heere : „Ik zal maken, dat gij in Mijne inzettingen zult wandelen, en Mijne geboden zult doen" ?
Niet, dat dan de wet opeens overbodig wordt. Neen, nu wordt juist de wet Gods het richtsnoer van al hunne daden, woorden en gedachten.
„Heere, gij hebt geboden, dat men Uwe bevelen zeer bewaren zal. Och, dat mijne wegen gericht werden om Uwe inzettingen te bewaren", zoo zong eeuwen geleden de dichter.
De Heere is de Alpha en de Omega, het begin en het einde. Het is Zijne genade alleen, die zal leiden tot de eindoverwinning. Door die genade wierd Gods kind staande gehouden op den breeden weg, door die genade gered en gezaligd, door die genade ook geheiligd, zoodat de zonde over hem niet meer heerschen kan.
Door die genade worden de zondige leden des lichaams wapenen der gerechtigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Brief aan de Romeinen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's