Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Kerk.
Over het Christendom, over het Koninkrijk Gods wil men, vooral in ethische kringen, wel spreken. Maar waar blijft de Kerk?
Wij zeggen volstrekt niet, dat men in ethische kringen niet voelt voor de Kerk. ! Wij weten beter. Ook wil men wel kerkelijk werken. Maar toch de Kerk komt er dikwijls maar mager af. 't Is velen veelszins te beperkt, te weinig geestelijk ook.  De Kerk is ook maar de Kerk. En buiten-kerkelijke vroomheid 't is niet zelden het afgodje voor velen, 't Is om er van te snoepen, zoo lief, zoo heerlijk is 't ! !
Doch— laten wij in onze Gereformeerde kringen voorzichtig zijn, want aan ditzelfde , euvel gaan helaas ! vele Gereformeerden mank. En niet zuinig soms ! Men zit zoo  gaarne overal ; dan hier en dan daar. En men sust z'n geweten, „er zal in den hemel niet gevraagd worden'' van welke Kerk ben je ? " maar wèl : „ben je van Christus" ?Alsof de Kerk niets, totaal niets beteekent ? — —
Men moet dan wel een streep halen door de Kerk, als die geordende geestelijke gemeenschap, welke in Christus haar Hoofd vindt, om juist als Kerk des Heeren met  haar dienst des Woords een zoo breede en zoo belangrijke plaats in te nemen in het midden van het leven der menschheid !
Men moet dan wel een streep halen doordat wondere werk Gods ; om af te zakken naar eigen lust en begeerte, naar een kringetje, gezelschapje, vrije kerkje, samen-! komstje, conferentietje enz. enz.
Ethischen en Gereformeerden — ja, wij allen mogen er wel tegen waken, dat die vrome menschenbegeerten het werk Gods niet gaan onder den voet loopen.
De Kerk moet Kerk blijven. En de Kerk moet dan niet als secte of vrij kerkje, of gezelschap, of vereeniging van partijgenooten op een afzonderlijke plaats komen staan in het leven, maar de Kerk des Heeren moet haar publieke plaats in het midden van het volkerenleven, in het midden van het menschenleven, in het midden van het land, in het midden van de natie handhaven !
Laat ons hier nog weer eens een paar dingen belangende de Kerk mogen zeggen. Het zijn maar een paar richtlijnen, zonder meer, die echter toch misschien ons van nut kunnen zijn.
Het woord „Kerk" komt in onze Statenvertaling niet voor. Wij vinden daar het woord „gemeente".
Oorspronkelijk werd het woord „Kerk" gebruikt voor het gebouw, waarin de gemeente samenkwam (kuriakè : huis des Heeren, waar de gemeente van Christus vergadert).
Langzamerhand is het overgegaan op de gemeente, die in dat gebouw vergaderde, en nu gebruiken wij het woord Kerk geregeld, om aan te duiden de Gemeente des Heeren.
Kerk kan dus beteekenen : kerkgebouw. Wij spreken van Gothische kerk. Koepelkerk, Noorderkerk — om daarmee aan te duiden een kerkgebouw.
We kunnen ook met het woord Kerk aanduiden : godsdienstoefening. „De Kerk begint om half 10" zeggen we. „De Kerk heeft lang geduurd" enz. We bedoelen dan, dat de dienst des Woords of godsdienstoefening begint om half 10 enz.
Kerk kan dus gebouw en ook godsdienstoefening beteekenen.
Maar het kan óók beteekenen „plaatselijke vergadering van geloovigen". De Kerk van Amsterdam beteekent dan : de plaatselijke vergadering van geloovigen te Amsterdam, 't Kan dan zijn de Luthersche Kerk van Amsterdam, de Gereformeerde Kerk van Amsterdam, de Hervormde Kerk van Amsterdam, enz. We bedoelen dan niet een kerkgebouw, óók niet een godsdienstoefening, maar de vergadering der geloovigen te Amsterdam, die zich als Hervormde Kerk of als Luthersche Kerk enz. openbaart. De plaatselijke Kerk dus hier en elders.
Met de Kerk kunnen we ook bedoelen de gansche Kerk des Heeren aan, alle plaatsen Zijner heerschappij. Dan moeten we ook verder gaan spreken over de Kerk als organisme en de Kerk als instituut.
De Kerk als organisme, organisch als één geheel genomen, is het lichaam van Christus ; Christus het Hoofd en de geloovigen als leden van Zijn lichaam. Welke
leden één zijn in Christus.
Dat is de Kerk als organisme. Die is één en algemeen.
Maar dan hebben we ook de Kerk als instituut; zijnde de Kerk, zooals zij zich op onderscheidene plaatsen en in verschillende landen institueert in ambten en diensten, in belijdenis en Kerkorde.
Maken we nu onderscheid tusschen het organisme en het instituut, dan moeten wij, menschen op aarde, onze volle aandacht geven aan de Kerk, zooals zij plaatselijk als instituut optreedt, rondom belijdenis, ambt, dienst en Kerkorde.
Rome spreekt daarbij 't liefst van een wereldkerk, Luther voelde veel voor een landskerk, en Calvijn gaf z'n volle aandacht aan de plaatselijke gemeenten.
De Heilige Schrift gaat uit van de plaatselijke Kerk en spreekt over de Kerk van Jeruzalem, van Antiochië, de Kerken van Galatië enz. enz. Ook het boek de Openbaring spreekt in deze geen onduidelijke taal : de gemeenten of Kerken van Klein-Azië, enz.
Nu zijn we er nóg niet met al onze onderscheidingen ten opzichte van de Kerk. We moeten óók nog spreken van de zichtbare en onzichtbare Kerk. Met de onzichtbare Kerk bedoelen wij dan aan te duiden de Kerk, zooals God haar ziet in haar geheel, maar die in haar totaal aantal van uitverkorenen als éénheid uit den aard der zaak voor ons, menschen, onzichtbaar is. De Kerk als zoodanig wordt voor ons verborgen gehouden ; zulks weet de Heere alléén ! Wij moeten er verder afblijven.
Tot die zichtbare Kerk behooren dan allen, die zich in belijdenis en wandel als geloovigen openbaren ; zij, met hun zaad, met hun kinderen, die in het verbond Gods begrepen zijn en tot de gemeente des Heeren gerekend moeten worden.
Ten opzichte van de Kerk als organisme, zijnde het lichaam van Christus, de vergadering van al Gods uitverkorenen, is er natuurlijk maar sprake van één Kerk. Er kunnen geen twee.Kerken zijn. God is één, Christus is één, en allen die uitverkoren zijn en deelen in de genade Gods, zijn óók één. Eén Heere, één geloof, één zaligheid.
Maar ten opzichte van de Kerk als instituut, in haar openbaringsvorm rondom belijdenis, ambt en diensten, komt het anders te staan.
Bij die openbaringsvormen der Kerk, in onderscheidene landen verschillend zijnde, vindt men ware en valsche Kerken ; zuivere, minder zuivere en vervalschte Kerken. Natuurlijk is en blijft er, hoog principieel genomen, maar plaats voor één ware Kerk in stad en land. Maar er zijn Gereformeerde en Luthersche Kerken, om nu maar niet te spreken van de pluriformiteit onder de Gereformeerden, als : Hervormden, Gereformeerden, Christelijk Gereformeerden, Hersteld - Gereformeerden, Oud-Gereformeerden enz. enz.
Hoog principieel en ideëel genomen, is er maar één Kerk, omdat er maar één Christus, één weg der zaligheid, één Woord der Waarheid is en dus één inzetting van den dienst des Woords en der Sacramenten. Zoo moest er één (belijdenis, één Kerkorde, één geloof, één doop zijn enz. in het midden van de geïnstitueerde Kerken des Heeren in dezen lande (om maar nationaal te blijven) ; doch men weet, wat de droeve werkelijkheid is ! — —
Onder allen die van één belijdenis, van één geloof in den éénen Christus naar luid van het ééne Woord Gods, zijn, moet dat een oorzaak van droefheid, van groote droefheid zijn. En al het kerkje-spelen is spelen met de Kerk des Heeren, en spelen met het volk. Want de Kerk kan het volk niet missen, en het volk kan de Kerk niet missen. En al de scheuringen in het midden, van de Kerk werken schadelijk voor Kerk en volk saam, zijnde bovendien een smaad voor Gods heiligen Naam en een verachten van Zijn hoog bevel.
Natuurlijk komen de scheuringen ergens uit voort.
En ze staan dan in verband, ja — met het booze hart.
Maar ze staan óók in verband met de ambten, de diensten, de belijdenis, de Kerkorde enz., dus met den aard van het ker­kelijk leven zelf.
Want die zichtbare Kerk — we zagen 't reeds — treedt op naar buiten.
Met de onzichtbare Kerk is dat anders. Die is bekend bij God en de Heere zorgt er voor. Bij die onzichtbare Kerk — om dat nog eerst even te noemen — kunnen we ook van algemeen geldende eigenschappen spreken, die vier zijn in getal. En wel : 1. de éénheid ; 2. de heiligheid ; 3 de algemeenheid of katholiciteit en 4. het christelijke.
1. Eén Kerk. Omdat alle ware geloovigen de ééne kudde zijn onder èén Herder ; het ééne lichaam onder één Hoofd ; de ééne bruid van Christus, den hemelschen Bruidegom. Ef. 1 : 10. „Ik geloof één Kerk".
2. Dan komt als tweede eigenschap : de heiligheid. „Eén, heilige Kerk".
Waarom „heilig" ? Omdat zij als Kerk des Heeren, als vergadering van Gods uitverkorenen, afgezonderd is van de wereld en den Heere gewijd en geheiligd ; een gemeenschap van geroepen heiligen. 1 Petrus 2 vers 9.
3. Dan komt de derde eigenschap, n.l. de algemeenheid of katholiciteit der Kerk. „Ik geloof één heilige katholieke of algemeene Kerk".
Algemeen of Katholiek („Roomsch" geven we gaarne aan de pauselijke Kerk cadeau, maar „Katholiek" niet. Wij zijn minstens zoo Katholiek als de Roomschen maar durven denken). De Kerk des Heeren is (ook voor ons. Protestanten !) algemeen of Katholiek, gaande over alle grenzen van landen en werelddeelen. Zij is uit het gansche menschelijke geslacht, uit alle vleesch, uit alle taal en tong uitverkoren en wordt vergaderd van alle hoeken der aarde, uit alle rangen en standen. Zoo algemeen of Katholiek mogelijk ! God wil dat alle menschen zalig worden. Daartoe heeft Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Predikt het Evangelie allen creaturen, heeft de Heiland gezegd. En niemand van ons weet wie de uitverkorenen zijn, waarom juist aan alle vleesch het Evangelie verkondigd moet worden. 
4. Dan is de Kerk in de vierde plaats „Christelijk". „Ik geloof één heilige, algemeene. Christelijke Kerk". En zij heet Christelijk, omdat zij gebouwd is op het fundament Christus en op alles wat Hij ons geleerd heeft. Ef. 2 vers 20.
Wil men nog van een andere eigenschap spreken, n.l. de Apostoliciteit, dan hebben wij geen bezwaar, als men bedoelt dat de Kerk bij de leer der Apostelen leeft en niet het recht heeft van der Apostelen woord, leer en voorbeeld af te wijken.
Keeren we nu nog even terug tot de Kerk als instituut en dus tot de zichtbare Kerk, zooals de Kerk van Christus zich onder ons, voor onze oogen, openbaart, dan hebben we nog te spreken van de kenmerken der Kerk in haar institutairen vorm ; en die zijn : 1. de zuivere bediening van Gods Woord ; 2. de zuivere bediening der Sacramenten ; 3. de rechte bediening van de tucht, die over leer en leven behoort te gaan, tot eere Gods en tot heil der Kerk.
Hoofdkenmerk is en blijft hierbij-: de gewilligheid om in overeenstemming met de Heilige Schrift in Christus te gelooven en van Hem te getuigen.
Het leven moet Christus zijn en het getuigen moet van Christus wezen.
Daarbij nu nog een enkel woord over de regeering der Kerk.
Christus is alleen Heer en Koning van Zijn Kerk. Hij regeert door Zijn Woord en Geest. En Hij doet dat middellijk. Hij bedient Zich daarbij van de ambten.
De ambtsdragers hébben dus geen heerschende, geen heerschappij voerende, doch alleen bedienende macht, die zij van Christus ontvangen. Matth. 23 VS. 10. Om nu ook in Zijn dienst in gehoorzaamheid te handelen naar Zijn Woord en bevel. Trouwe dienstknechten van den Koning der Kerk hebben ze te wezen, zoowel koninklijk, als profetisch en priesterlijk.
De ambten zijn :
1. buitengewone — van apostelen, profeten en evangelisten, die in den eersten tijd éénmaal door den Heere Christus tot stichting van Zijn gemeenten in de wereld, gebruikt zijn. Ééns geweest zijnde, zijn zij, na hun grondleggend werk te hebben verricht, - weggenomen en nooit komen ze terug, omdat 't geen waartoe zij waren is geschonken als iets dat gaaf en af is, grondleggend voor alle tijden en alle plaatsen ;
2. gewone — die nog voortbestaan en altijd moeten blijven ;
a. Herders en leeraars, die Woord en Sacramenten bedienen en in het leerambt zijn gesteld. 1 Tim. 5 vers 17 ;
b. Ouderlingen, die met de Dienaren des Woords opzicht en tucht hebben te houden en de gemeente hebben te regeeren. Hand. 20 vers 28 ;
c. Diakenen, die het werk der barmhartigheid oefenen in de gemeente. Hand. 6 vers 1—6.
De drie ambten van Christus komen in deze drie ambten der Kerk uit, n.l. het profetisch ambt in den bedienaar des Woords tot leering, het koninklijk ambt in den opziener der gemeente tot regeering der Kerk, het priesterlijk ambt in den diaken, tot dienst der barmhartigheid geroepen.
Door die ambten regeert, bedient, verzorgt het Hoofd der Kerk, Jezus Christus, in het midden van Zijn gemeente.
De Gereformeerde Kerk heeft zich bij de regeering der Kerk altijd bij die inzetting van Christus willen houden, om zich in te richten naar de beginselen van het presbyteriaal Kerkrecht, waarbij de ambten en de Kerkelijke vergaderingen tot haar recht kunnen komen.
De beginselen van dat Gereformeerd kerkelijk leven zijn :
plaatselijk een kerkelijk samenleven onder leiding van den Kerkeraad, waarbij de drie ambten van leeraar, ouderling en diaken, kunnen functioneeren tot leering en regeering der Kerk en tot verzorging der armen ; deze plaatselijke Kerken, met de grootst mogelijke plaatselijke zelfstandigheid wat bestuur en beheer betreft — geestelijk en stoffelijk — komen samen in meerdere vergaderingen, want de saamhoorigheid en de éénheid moet worden gevoeld en beleefd en mag niet individualistisch en independentistisch" (independent is : onafhankelijk) verioochend worden ; echter niet zóó, dat de plaatselijke Kerken zouden worden doodgedrukt of van haar rechten beroofd ;
de meerdere vergaderingen vinden we eerst in de Classis, waar alle plaatselijke Kerken in de Classicale Vergadering samenkomen, door de afvaardiging van leeraar en ouderiing. Na de vergadering van de genabuurde Kerken in de Classis krijgen we de particuliere of provinciale Synode, Waar de Kerken uit de verschillende Classes in één en dezelfde provincie gelegen, samenkomen door classicale afgevaardigden. Vervolgens komt de nationale of algemeene Synode, waar de Kerken van heel het land samenkomen.
Boven de Kerken, die nationaal georganiseerd zijn, wenkt het ideaal in het midden van allen die Christus liefhebben, naar Zijn Woord, om ook internationaal te mogen samenkomen op gezette tijden, om als de Kerk van Christus van alle landen haar éénheid in geloof te openbaren en in de kracht harer belijdenis te mogen uitkomen.
Wie kan nu voor de Kerk, voor het kerkelijk leven, onverschillig zijn ?
Wie, van degenen die God liefhebben in Christus ?
Wie, van degenen die Kerk en volk liefhebben ?
Wie, van degenen die bewogen zijn bij de nooden der natiën en den strijd tusschen licht en duisternis in het midden van de groote wereld meeleven en meestrijden ?
Des Heeren stem wordt gehoord. Wie zou niet profeteren?

Waakzaamheid geboden.
't Socialisme roert zich. Het raakt rechts en links in de klem. Ook wat het onderwijs betreft, spant het Socialisme zich in, om te behouden wat er te behouden is en te veroveren wat er te veroveren valt. Heel de geschiedenis met de openbare, neutrale, overheidsschool is hun tegengevallen. En natuurlijk nog veel meer wat er geschiedt met de bijzondere scholen, de scholen met den Bijbel. (Laten we dien naam „Scholen met den Bijbel" toch houden ; veel liever dan „Christelijke School". De Bijbel mag er niet buiten vallen of ook maar voor een deel op non-activiteit worden gezet).
De Socialisten spreken van „verraad" aan de Openbare School gepleegd. Het vrije onderwijs hebben ze bij de pacificatie of bevrediging in 1917 aanvaard. Maar ze hébben er eigenlijk spijt van. Ze zijn bedrogen uitgekomen. Daarom zinnen ze op wat nieuws, op wat anders. De rechten van het bijzonder onderwijs moeten ingekort worden. Aan de openbare, overheidsschool moeten meer voorrechten worden verzekerd. En ze maken met 't onderwijs-vraagstuk ernst. Zijn wij óók paraat ?
Uit het volgende bericht blijkt wel, dat de Socialisten wat van plan zijn op onderwijsgebied, 't Gaat om de school, om het kind, om de toekomst van land en volk. En nu broeden ze op nieuwe plannen. Leest het volgende maar, dat wij uitknipten uit de N. R. Crt. :
»In de jongste vergadering van het partijbestuur der S.D.A.P. is, blijkens bericht in „Het Volk", besloten tot het instellen van een nieuwe onderwijs-commissie. Aan deze commissie zal opdracht worden gegeven een advies uit te brengen over de volgende vragen :
Ie. Welke veranderingen moeten worden gebracht in de toepassing van het grondwettelijk beginsel der gelijkstelling op het gebied van het lager onderwijs ?
2e. In hoeverre moet het beginsel van de gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, dat voor het L. O. in de Grondwet is aanvaard, ook toegepast worden op andere onderwijsgebieden : voorbereidend onderwijs, vervolgonderwijs, middelbaar en gymnastiekonderwijs, nijverheidsonderwijs, handelsonderwijs, hooger onderwijs ?
Met het bestuur van het Ned. Verbond van Vakvereenigingen zal overleg gepleegd worden over de samenstelling van deze commissie«.
Waakzaamheid onzerzijds is dus wel geboden !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's