Geestelijke opbouw

In de Oud-Testamentische geschriften wordt vooral in den profetentijd over deze anti-christelijke verschijnselen breed gehandeld en in visionaire beelden wordt het ons dan voor oogen geschilderd. En neen ! alles in bizonderheden kunnen we dan niet altijd begrijpen, maar er zit lijn in de Godsopenbaring ten opzichte van deze verschrikkelijke zaak en het gaat van kwaad tot erger, als een opkomende vloed des verderfs. Ook in de Oud-Testamentische Apocriefe Boeken wordt gesproken van den komenden anti-christ, zooals in het boek Henoch, in het 4de boek van Ezra en in de Baruch-openbaring, waar ook alles gaat om geweldopenbaring van de hel, maar gelukkig eindigend in de overwinning van Vorst Messias.
Deze dingen hebben de Godsmannen der Oude Bedeeling heusch niet ontleend aan Babylonische verhalen of Platonische filosofie. Het is hun in den weg der Godsopenbaring bekend gemaakt en in den spiegel der geschiedenis zag men het beeld voor ogen.
Van zelf verschijnt het beeld van den Antichrist in het Nieuwe Testament duidelijker belijnd, omdat Christus, het vrouwenzaad, hier nu Zelf in Zijn volle gestalte te voorschijn treedt, waarbij het slangenzaad zich niet onbetuigd laat. Met de openbaring van Gods reddende liefde en alles overstralende majesteit houdt de openbaring van de woede van Satan en van de vijandschap der wereld gelijken tred. En omdat 't nu niet meer een Kerk des Heeren is, die aan één volk is gebonden, maar verspreid onder alle natiën over heel de wereld — zien we dan ook andere openbaringen van satanische listen en aanslagen. Niet zoozeer nu van oorlogen der heidenen tegen een christenvolk, maar van internationale aanvallen van zedelijk-geestelijk karakter, waarbij in het wereldleven, in de wereldlitteratuur, in de wereldwetenschap aanval op aanval volgt en door zondeleven en ongeloofswetenschap de christelijke grondslagen der maatschappij worden omgewoeld en het christelijk geloof bespottelijk gemaakt.
De anti-christelijke beweging wordt onder het Nieuwe Testament meer een beweging van onzedelijkheid, omkeering der beschavingswetten, onderstboven redeneeren van de christelijke geloofswaarheden, spotten met het heilige en brutaal doordraven op elk terrein met duivelsche en helsche beginselen, die zonder blikken of blozen worden gepropageerd, ook in het midden van christen-natiën, als Nederland en andere landen.
Jezus Zelf begint met flauwe trekken ons het beeld van den Antichrist te teekenen, als we in Joh. 5 vers 43 lezen, dat Hij zegt, dat Hij komt in des Vaders naam, maar dat men Hem niet wil aannemen —daarbij dan uitroepend, dat er straks een ander zal komen in zijn eigen naam, wien men wel zal aannemen !|En in Matth. 24 vers 15 spreekt Hij dan, met woorden aan den profeet Daniël (11 vers 33) ontleend, van „den gruwel der verwoesting", die komen zal, als de heidenen Jeruzalem zullen verwoesten en de Joden de christenen zullen haten. Waarbij Hij in éénen adem gewaagt van valsche Christussen en valsche profeten, die groote teekenen en wonderen zullen doen, waardoor zij zelfs, indien het mogelijk ware, zelfs de uitverkorenen zouden verleiden (24 vers 24).
Jezus wijst op deze dingen slechts met enkele woorden en als heel in de verte. In Zijne dagen had Hij aan het volk andere dingen te zeggen. Maar straks, als de Christus-Kerk als wereld-Kerk zich zou uitbreiden onder de natiën en de geschiedenis der eeuwen voor Christus' Kerk op aarde een aanvang zou nemen onder de volkeren, zou door Paulus en Johannes meer en duidelijker gesproken worden over 't geen de Satan in zijn antichristelijk optreden zou verzinnen en doen, waarbij de komende eeuwen nog veel in heur schoot verbergen, waarvan de profetie in de verte gewaagt als vol vreeselijke dingen.
Hoewel Paulus niet zoo heel veel schrijft over den Antichrist, geeft hij in het weinige dat we vinden in 2 Thess. 2 vers 1—-12 de gansche Antichrist-openbaring in schema. Daar spitst alles zich toe in de eindopenbaring van Satan in den mensch der zonde, den zoon des verderfs, die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzoo, dat hij in den Tempel Gods als een God zal zitten, zich zelven vertoonende, dat hij God is.
Die mensch der zonde, die zoon des verderfs was er nu nog niet, zegt Paulus. Ook zal hij nog wat uitblijven.
Maar hij wil er nu van spreken, opdat als hij komt, men zal zeggen, dat het juist is, zooals te voren is voorzegd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen