De Antichrist

Groote afval en de verschijning van den Antichrist, schrijft Paulus aan de gemeente van Thessalonica, waar velen over de gebeurtenissen van het komend oordeel spraken, moeten nog aan de wederkomst van Christus voorafgaan. En die mensch der zonde was er nog niet en werd nog weerhouden, maar de werking van den. Antichrist was reeds openbaar, zooals het bewegen van de aardkorst en het rommelen van het vurig ingewand der aarde de uitbarsting van den vulcaan voorafgaat.
„Den mensch der zonde" noemt Paulus hem, ook „den zoon des verderfs" en dan nader „den tegenstander of wederpartijder Gods". Die satanische verschijning zal zich schuldig maken aan de onbeschaamdste zelfvergoding, want hij zal in den tempel Gods gaan zitten en zich als God voordoen. Daarbij zal de kracht van Satan hem ten dienste staan, zoodat in deze verschijning de hel op 't gruwelijkst tegen God en tegen Christus zal uitkomen, doende teekenen en groote wonderen.
Paulus teekent hem dus niet als een valschen Christus, maar als een die Christus zal ontkennen en lasteren. Een die zegt : er is geen God, om zelf goddelijke eer te ontvangen. Die in atheïsme en Christusloochening 'het zondeleven tot ontplooiing zal doen komen en daarbij bewonderd zal worden door velen, als doende teekenen en groote wonderen.
't Zal waarlijk iets bizonders zijn en dan antigodsdienstig, antichristelijk, atheïstisch, goddeloos, met bruut geweld en groote kracht.
God zal daarbij aan velen verblinding en verdwazing geven en velen zullen den Antichrist toevallen — staat er in het 11e en 12e vers. Maar ze zullen dan ook met den Zondemensch vergaan, want Christus Zelf zal hem — staat er — met den adem Zijns monds dooden en met de verschijning van Zijn toekomst verderven, (vers 8).
Zóó zal dus de weg van Satan, door de profeten geteekend en door Jezus aangeduid, zich naar Paulus' woord ontwikkelen van kwaad tot erger en de macht van den Zondemensch zal groot wezen.
De Apostel Johannes is uitvoeriger in zijn beschrijving. Die zegt, dat er nu al vele antichristen gekomen zijn, maar dat de Antichrist nog komen moet;' de Antichrist, die loochent dat Jezus is de Christus en die den Vader en den Zoon loochent. (1 Joh. 2 vers 22).
Het loochenen van den Christus, het loochenen van God, zal de hoofdtrek zijn van den Antichrist ; daarbij het verleiden tot de zonde en het instellen van eerediensten voor dingen, die met God niets te maken hebben. Daarbij noemt Johannes den Antichrist den verleider.
Heel duidelijk zegt Johannes daarbij, dat de Antichrist nog komen moet — maar tegelijk zegt hij, dat reeds vele antichristen gekomen zijn en nog zijn.
Dit moet ons niet verwonderen en we moeten geenszins zeggen, dat kan niet tegelijk waar zijn : dat de Antichrist nog niet is, en dat vele antichristen gekomen zijn en nog zijn. Wamt voor ieder is aanstonds duidelijk, dat de voorboden van den Antichrist er reeds zijn, alleen de satanische, Godonteerende, Christusloochenende beweging in het groot en de meest duivelsche incarnatie van deze atheïstische gruwelijke ongerechtigheid moet nog komen.
Johannes heeft de eer, dat hij die duivelsche verschijning bij een naam genoemd heeft, die ingeslagen is bij de menschen, den naam Antichrist, welke naam tot op dezen dag wordt bewaard om die vreeselijke gebeurtenis der laatste dagen aan te duiden. In dien naam Antichrist keert de duivel zich naar ons toe met zijn volle gelaat, zoodat we zien kunnen wat hij is en wat hij wil.
In het boek de Openbaring volgt dan een nadere omschrijving en duidelijker teekening. Het zal zijn een beest uit den afgrond en de menschen zullen feest vieren als hij verschijnt en van overwinning tot overwinning voortgaat. (11 .vers 1—14). Verder wordt hij geteekend als de draak en als een zeegedrocht, opkruipend uit het midden van de volkerenzee, om God en de heiligen te lasteren, waarbij het door het niet-geloovig, niet-godsdienstig deel der bevolking wordt bewierookt en aangebeden. Wie niet voor het ibeeld, dat voor den Antichrist opgericht wordt, neerknielt, wordt uit de samenleving uitgebannen en uit de gemeenschap uitgestooten en gedood. (Hoofdstuk 13).
De volkeren worden vergaderd, zoo wordt ons nader beschreven, en een groote slag tegen God Almachtig wordt door den Antichrist georganiseerd. Babyion wordt als het type van den Antichrist geteekend. Babyion, de stad der verdrukking van Gods volk, dronken van het bloed der heiligen. In bond met vele machten zal de Antichrist dan met stijgend en dalend succes tegen Christus optrekken en ten laatste zal een groote slag georganiseerd worden, om ten strijde te trekken tegen het Lam. (47 vers 13, 14'|!' Doch in één oogenblik zal het antichristelijke rijk worden omgekeerd (18 vers 10, 19) en het zal niet meer worden teruggevonden. (18 vers 21).

(Wordt voortgezet).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen