Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke opbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke opbouw

Kerk en Staat

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg).
De politieke strijd.
De Christelijk-politieke strijd onzer dagen toont duidelijk aan, dat het gemeenschappelijk beginsel in de worsteling der geesten bij de strijders aan de rechterzijde achter staat bij verschillende partijgeesten.
Op het politieke erf komen de verschillende, geesten uit,  die een poging wagen, om heerschappij te nemen over den volksgeest. Ook de Christelijke partijen staan onder dien algemeenen drang des geestes en hoewel zij zich planten op het fundament der Christelijke religie, is er zooveel verscheidenheid van inzicht en streven, dat ook aan de rechterzijde een verscheidenheid wordt gevonden van geloofsopvattingen, die men ieder op zichzelf tot erkenning wil brengen, waardoor de volksgeest wordt blootgesteld aan evenzoovele aanvallen van Christelijke geesten, zoodat de religie soms zelfs tot een aanfluiting wordt gemaakt.
In dezen wedstrijd zijn echter vele factoren werkzaam, die onmiddellijk saamhangen met den ontredderden kerkelijken toestand. Men kan nu eenmaal den openbaren strijd voor de doorwerking van de beginselen des geloofs niet los maken van de kerkelijke organisatie en, zoo dit al mocht gelukken, dan toch zeker niet van de belijdenis des geloofs.
Juist daarom is steeds de Kerk er bij betrokken. Want georganiseerd of niet georganiseerd, waar een en dezelfde belijdenis accoord van geloof is en nog in waarde gehouden wordt, daar is een Kerk. In de politieke partij, die zich op geloofsstandpunt plaatst, en dat doet een Christelijk-politieke partij, aanschouwt men de vertegenwoordiging van een geloofsgemeenschap of Kerk, als strijdende Kerk.
In het afgetrokkene gezien is het de Kerk van Christus, die in de historie ook op het leven der volkeren een stempel heeft gedrukt in haar verschillende openbaringsvormen en iedere kerkelijke formatie heeft een aandeel in dien strijd.
Het ligt derhalve voor de hand, dat in een land met verschillende formaties, ieder op haar wijze aan dien strijd deelneemt. Wat zich geestelijk meest verwant gevoelt strijdt gemeenschappelijk, en die geestelijke verwantschap gaat gepaard aan het gevoelen, dat men de ware religie, de zuivere opvatting, de goede belijdenis, de ware Kerk aanhangt en haar dient.
Op grond van zijn geloofsovertuiging is men lid van een of andere Kerk, omdat men die overtuiging daar ook bij anderen vindt of als accoord van gemeenschap kent, of men is in eenig verband door geboorte, doch naar zijn opvatting houdt meif stilzwijgend of uitgesproken die Kerkformatie voor de ware Kerk.
Een zeker exclusivisme, dat zich veelal uit als Kerkisme, sluipt gemakkelijk binnen en bepaalt ook zijn houding naar buiten.
In den politieken strijd treedt dit aan den dag tot schade van de religie der Schriften. In stede van de strijdende Kerk ziet men verschillende strijdende Kerken en als zoodanig te beschouwen groepen, met het gevolg, dat de strijdende Kerk wordt verteerd door onderlinge twist en tweedracht.
De Christelijk-historische Unie wil gaarne worden aangezien voor de beschermvrouwe der Ned. Hervormde Kerk, zij het ook, dat zij practisch een richting in deze Kerk vertegenwoordigt, welke zich slechts ten deele aan de traditioneele belijdenis gebonden acht. In haar zien wij de Kerk, strijdende voor de erkenning der Christelijke beginselen in het openbare leven onder het aspect Ned. Hervormd, dat zich vooral kenmerkt door opvattingen, die daarom Hervormd kunnen worden genoemd, omdat het Hervormd instituut de tucht der belijdenis losliet, anderszins door de traditie, welke haar tot volkskerk stempelde.
Meer consequent, vooral ten opzichte van dit laatste punt, komt ds. Lingbeek op voor de alleenheerschappij van de Hervormde Kerk.
Ds. Kersten, hoewel hij zich niet bij zijn kerkelijk gezelschap houdt, treedt kennelijk op met de pretentie de ware Kerk te vertegenwoordigen in den politieken strijd, welke zich aandient in de Gereformeerde Gemeenten, wier leidsman en voorganger hij is.
Over de Antirevolutionaire Partij spreken wij straks.
De R. Katholieke Staatspartij voert den strijd der R. Katholieke Kerk in deze landen en is uit den aard der zaak kerkelijke partij, welke zich van het Protestantisme gunstig onderscheidt door haar eenheid en daarom ook kracht kan ontwikkelen.
De beschouwing van den strijd voor de erkenning en heerschappij der Christelijke religie in het volksleven, moet derhalve voor het Protestantisme tot de conclusie leiden, dat het vraagstuk omtrent de verhouding van Kerk en Staat voorloopig niet actueel is in dien zin, dat wij ons hebben te bekommeren over de codificatie van de wederzijdsche rechten, doch alle aandacht hebben te schenken aan den toestand, waarin de Kerk verkeert.

De nationale Kerk.
Waar is de nationale Kerk ?
Indien wij een antwoord op deze vraag zouden kunnen vinden, ware het wellicht mogelijk in het licht van de geestelijke worsteling, die wij teekenden, eenigszins nader te komen tot de vraag omtrent de verhouding van Kerk en Staat. Wij konden dan weten, over welke Kerk wij dan hebben te spreken.
Wij noemden onder de verschillende Christelijk-politieke partijen niet de Antirevolutionaire Partij. Immers zij is onderscheiden van de genoemde partijen reeds door haar geschiedenis, zij is in oorsprong en wording de Christelijk-politieke partij, zooals haar tweede naam luidt.de Christelijk-historische-partij, en draagt als zoodanig van oorsprong den stempel van het nationaal-Christelijke, zij wortelt in de traditie van dat geloofsleven, dat in de nationale geloofsbelijdenis uitdrukking vond, zooals wij die in de Drie Formulieren van Eenigheid bezitten.
De herlevende kracht van dat geloofsleven gedurende de laatste eeuw, werd weliswaar oorzaak van kerkelijken strijd en ten gevolge ook van de heerschappij van een anderen geest tot kerkelijke scheiding en verdeeldheid. Desniettegenstaande bleef het meerendeel van het gereformeerd belijdend volk op het politieke erf nog een eenheid bewaren in de Antirevolutionaire Partij. De band van het traditioneel geloof bleef ondanks de kerkelijke scheiding nog sterk genoeg om tegen de vele moeilijkheden in, ondanks ook door die scheiding gewekte en geprononceerde geschilpunten, velen bijeen te houden in de worsteling om de beginselen des geloofs ook op het openbare erf tot meerdere heerschappij en doorwerking te brengen.
Juist, omdat er geschil en gedeeldheid der meeningen en neigingen is, is het een lichtpunt in onze dagen van scheiding en verdeeldheid, dat het Antirevolutionaire volk nog in grooten getale wist weerstand te bieden aan de verzoeking om uiteen te vallen, en nog een gemeenschappelijk verband onderhield.
Gereformeerden uit verschillende kerkelijke organisaties, de Hervormd-Gereformeerden en de Kerken van '34 en '86 vereenigen zich nog grootendeels in de Antirevolutionaire Partij. En nu vragen wij : hebben wij in haar schoon niet in één kerkelijke gemeenschap vergaderd, niet de nationale Kerk, die krachtens belijdenis en historie recht heeft dien naam te dragen en de roeping om zich als zoodanig te openbaren ?
Inderdaad is zij de nationale Kerk en wordt zij door de Antirevolutionaire Partij vertegenwoordigd op het terrein der politieke werkzaamheid, welke niet anders bedoelt dan die beginselen, welke ook den grondslag van ons volkskarakter mogen kenmerken, zooals zij in Artikel 1 van haar Program voorstelt.
Het is waar, die nationale Kerk ligt in stukken, doch zij leeft, en dat zal niemand tegenspreken. Reeds meer dan een eeuw worstelt zij om zich uit het stof op te heffen en haar rechten te herwinnen, en de historie der laatste honderd jaren bewees, dat zij in die worsteling niet naliet grooten invloed op ons nationale leven uit te oefenen. Niemand kan dit ontkennen.
Hoe zal echter die nationale Kerk weer tot haar gestalte komen temidden van ons volk?
Immers een reformatorische beweging ving in den aanvang der vorige eeuw op onzen vaderlandschen bodem aan en deze duurt nog steeds voort. Wij kennen de geschiedenis en weten, dat deze beweging ook tot de scheiding van 1834 en 1886 heeft geleid. In het licht van Gods Woord gezien is dit veroordeeld en leeft zij in zonde. De toedracht der historie moge verklaren, hoe een en ander den tegenwoordigen toestand heeft veroorzaakt, doch dit neemt niet weg, dat die toestand in strijd is met den eisch aan de openbaring der Kerk gesteld. Naar dien eisch zal het gedeelde gereformeerde volk zich als één kerkelijke gemeenschap des geloofs moeten openbaren, en het is te wenschen, dat de reformatorische beweging, waarnaar wij heenwijzen, daarheen ook moge leiden.
Wij kunnen de geschiedenis niet ongedaan maken, waardoor de nationale Kerk gedesorganiseerd werd, doch alle gereformeerden zijn schuldig om al hun krachten in te spannen, opdat zij waarlijk vrij worde en geestelijk heerschappij voere.
Die vrijheid, waarin thans de Kerken en kerkelijke organisaties zich verheugen, is in wezen geen vrijheid. Deze vrijheid heeft inderdaad iets van de vrijheid, welke de Remonstranten weleer voorstelden, en welke Voetius naar Utopia of naar het Rijk van de maan verwees.
De ware libertas ecclesiae, zooals Voetius die terecht voorstelt, is vrijheid in heerschappij. Zal echter de nationale Kerk tot zulk een vrijheid komen en heerschappij verlangen van de geestelijke beginselen, waaruit zij leeft, dan zal zij allereerst zelf naar den eisch des geloofs moeten leven, opdat Gods Woord allereerst in de gemeenschap des geloofs heerschappij hebbe.
Of dat zal geschieden ?
Daartoe zullen offers moeten worden gebracht.
Zal men die brengen ?
Niet als men zich vasthoudt aan zijn kerkisme, zooals b.v. prof. Van der Schuit in zijn genoemd referaat. Op blz. 26 schrijft hij : »De reformatie der 16de eeuw staat hierin achter bij de reformatie van 1834, omdat deze laatste een zuiver Kerkelijke beweging was, wat niet gezegd kan worden van die uit de 16de eeuw«.
Het is ons inderdaad niet duidelijk, hoe deze Christelijk Gereformeerde broeder kan meenen, dat in 1834 een Kerkreformatie, ja de Kerkreformatie der 19de eeuw, heeft plaats gevonden. Zonder twijfel was ook het proces, dat in 1834 op scheiding uitliep, een verschijnsel in de reformatorische beweging, welke wij, zooals gezegd, in de laatste eeuw tot op den huldigen dag waarnemen. Wij ontkennen echter beslist, dat de geschiedenis aan prof. Van der Schuit recht geeft tot zijn waardeering.
Op zich zelf beschouwd was hetgeen in 1834 geschiedde zelfs geen Kerkreformatie, wijl een reformeeren van het bestaande instituut niet plaats vond, evenmin als in 1886. Wel greep men naar den wettigen vorm en gestalte der Kerk maar men vermocht niet den nieuwen vorm voor den ouden en veroordeelden in te wisselen. In de 16de eeuw was dat anders. Toen was het Pausdom in de Kerk ingedrongen, de Kerk was er, doch zij was onder de bedekselen van het Pausdom verborgen en in haar geestelijk ontwaken schudde zij die bedekselen af en nam haar gestalte aan, die haar naar den eisch der Schrift voegde. Zoo iets is toch in 1834 niet geschied ?
De  Christelijk-Gereformeerde Kerk is een stuk van de nationale, de reformatorische, Kerk, zooals ook de Gereformeerde Kerken daarvan een stuk vormen. Ook de Gereformeerde Bond is uit de reformatorische beweging opgekomen en vertegenwoordig! een deel des volks in de Hervormde Kerk, dat in het reformatorisch streven is begrepen en als zoodanig een schoone taak heeft. Ook hij mengt  zich in de worsteling der reformatorische Kerk om zich geestelijk vrij te maken en heerschappij te veroveren.
Allereerst zullen wij noodig hebben het geheel van dit reformatorisch proces te overzien om tot eenheid van het gereformeerde volk te komen.

(Wordt vervolgd)


, ) Referaat, gehouden door dr. J. Severijn, de jaarvergadering van den Gerefotmeerden Bond op 9 April 1930 te Utrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Geestelijke opbouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's