Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke opbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke opbouw

De Christelijke ethiek

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het leven des christens is het voorwerp van onze studie bij de Christelijke Ethiek.
We zouden ook kunnen zeggen „de practijk der godzaligheid", of hoe een christen, die den Heere in Christus, in een nieuwen en verzoenden staat heeft leeren kennen, zich heeft te gedragen als een redelijk, zedelijk schepsel, dat er behoefte aan heeft God lief te hebben boven alles en z'n naaste als zichzelf.
Natuurlijk zal er hier altijd een geweldige afstand blijven tusschen wat een christen moest zijn en moest doen en moest laten en wat een christen in werkelijkheid, in de practijk des levens, is en doet en nalaat.
Hoe verre is de allerheiligste van die heilige gehoorzaamheid en van dien wandel als kind des lichts !
Zout moet hij zijn, licht moet hij wezen — maar we horen Paulus al dadelijk uitroepen : ik ellendig mensch Gegrepen is het nog niet, ook niet door den allerheiligste. Als wij het goede willen doen, ligt het kwade ons bij Maar onze Catechismus zet toch het leven van den waren christen, met de begeerte om naar alle geboden Gods op alle terreinen des levens te wandelen en te handelen als discipelen des Heeren, in het volle licht. En het is een zielsbegeeren van den waren christen, om Gode dankbaarheid te bewijzen in zijn leven, om naar Gods geboden te handelen en in Gods wegen te wandelen. Daartoe weet de christen zich geroepen en gekocht — niet met goud of zilver, maar met het dierbaar bloed van Christus — en door den H. 'Geest wedergeboren en vernieuwd, opdat hij niet de zonde zou dienen, maar in den weg der godzaligheid zou wandelen, waarin de hemelsche Landman zich verheugt.
Als een christen moet de christen door het leven.
En wat dat beteekent, zegt onze Catechismus al dadelijk in de 12de Zondagsafdeeling. Want als daar gevraagd wordt : Waarom wordt gij een christen genaamd ? dan volgt daar het veelzeggende antwoord, dat den christen midden In het practische Christendom en midden in de practijk der godzaligheid zet : „Ik heet christen, omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzoo Zijner zalving deelachtig ben; opdat ik Zijnen Naam bekenne ; en mijzelven tot een levend dankoffer Hem offere, en met een vrij en goed geweten in dit leven tegen de zonde en den duivel strijde, en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regeere".
Over den levenswandel des christens gaat het dus. Over het actueele christelijke leven. Over het leven des christens zooals het overeenkomstig den eisch van 't christelijk beginsel zijn moet, ingericht naar den eisch van Gods Woord. „Te weten, dat gij 2oudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mensch, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding ; en dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds en den nieuwen mensch aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid" (Efeze 4 vers 22—24).
Of willen we het nog anders hooren uit denzelfden brief van Paulus aan de Efeziërs : „Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werlien, welke God voorbereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen" (Efeze 2 : 10).
Dat stemt geheel overeen met wat de Heiland Zelf geleerd heeft : „Laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen, dat zij uwe goede werken mogen zien en uwen Vader, die in de hemelen is, verheerlijken". (Matth. 5 vers 16). „Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt ; en gij zult Mijne discipelen zijn" (Joh. 15:8).
Geen christen kan, wanneer hij deze woorden leest — die ooren heeft om te hooren, die hoore wat de Geest tot de gemeenten zegt — beweren, dat het leven van den christen, in zijn levensbeginselen en zijn levensactie, van weinig of geen beteekenis is en dat wij niet de moeite behoeven te doen ons druk te maken met de levensleer of Ethiek.
Is het niet veeleer het verlangen van den waren discipel van Jezus Christus, om Gode een levende, heilige offerande te zijn en in den weg van den redelijken godsdienst (Rom. 12 vers 1) welbewust te wandelen naar Gods geboden ? En is het niet het heilig begeeren, om de loopbaan des christens zóó te mogen loopen, dat ons de prijs niet ontgaat, maar dien aan 't eind mogen ontvangen? (1 Cor. 9 vers 24).
Dan zal de christen ook moeten weten hoe hij heeft te leven, hoe hij heeft te handelen en te wandelen. Want met den Catechismus zegt de ware Christ-geloovige, dat 't niet mag gaan naar óns goeddunken of naar menscheninzetting, maar dat het moet zijn : uit het geloof, naar Gods Wet en tot Gods eer. (Catech. Zondag 33).
Zoo komen we vanzelf bij de practijk des levens, met al de practische levensvragen te staan en hebben we te vragen naar de Wet en den regel door den Heere in Zijn Woord ons gegeven, om daarnaar te wandelen.
Zegt iemand dan, dat het bij de Ethiek gaat om practische dingen, en zou zoo iemand dan misschien bedoelen, dat er wel hoogere, heiliger dingen zijn — dan zouden wij dien christen willen antwoorden, dat het hier gaat om de hoogsteden heiligste dingen : „Gij zijt duur gekocht, zoo verheerlijkt dan God in uw leven !"
Het gaat er toch om, dat des Heeren eer er mee gemoeid is en dat het de zaligheid van onzen naaste en van ons zelf raakt ; want de Heere heeft Zijn volk uit de duisternis geroepen tot Zijn wonderbaar licht, opdat ze Zijn lof zouden verkondigen en Zijne deugden groot maken.
Geen christen, die welgesteld is, zal het practisch leven veronachtzamen en zeggen dat het er minder op aankomt, hoe een christen leeft. Veeleer is hij het eens met den Catechismus en zegt : wij moeten godzaliglijk wandelen in den weg van goede werken, daarom, omdat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijnen Heiligen Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij met ons gansche leven Gode dankbaarheid voor Zijne weldaden bewijzen en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat ieder bij zichzelven van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten voor Christus gewonnen worden. (Heidelb. Cat. Zondag 32).
Wie zou dan dien godzaligen wandel maar willen schrappen en wegdoen en verwaarloozen ?
Of is het niet zoo, dat het onmogelijk is, dat zoo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid? (Cat. Z. 24).
Onze leer maakt geen zorgelooze en goddelooze menschen ! Veeleer zingt de christen den Psalmist na :
Looft, looft den Heer, gij Zijne legerscharen, Wier lust het is op Zijnen wenk te staren. Dat hemel, aard' en zee, en berg en dal, Hoe ver men ook Zijn schepter ziet regeeren, Nu Zijnen (Naam en groote deugden eeren ! En gij, mijn ziel, looft gij Hem bovenal !
In dit bekende Psalmvers (103 vers 11), hebben we tegelijk een prachtige aanwijzing ten opzichte van de levens van engelen, sterren, zee, aard enz., en het leven van den mensch, van den geloovlge, van den christen.
Alles heeft een leven, een eigen leven. En alles beweegt zich naar de wetten en de regels van God gesteld. Voor zon. maan, sterren, zee en aard, stelde de Heere de natuurwetten en onbewust leven de geschapen dingen naar Gods inzettingen.
Maar daarbij is geen sprake van ethisch leven, van een welbewust leven bij vrije wilskeuze, om God te dienen. De zon, de maan, de sterren gehoorzamen op Gods wenken onbewust.
Maar dan steekt de mensch boven alles uit als redelijk, zedelijk schepsel.
En op het zedelijk handelen van den mensch hebben we nu bij de Ethiek te letten.
Waarbij de Christelijke Ethiek dan een beschouwing en beschrijving geeft van het leven des christens, hoe dat zich moet betoonen in het midden van de geschapen wereld als een leven des geloofs en der liefde, overeenkomstig Gods Woord en Wet. (Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Geestelijke opbouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's