Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Te Jeruzalem vereenigd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Te Jeruzalem vereenigd.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar te Jeruzalem woonden van de kinderen van Juda en van de kinderen Benjamins, en van de kinderen van Efraïm en Manasse. 1 Kronieken 9 vers 3.

Achter dit eenvoudige woord van den Kroniekschrijver ligt een historie, welke 't volksleven van Israël in zijn geheel gedurende drie eeuwen in beroering heeft gebracht.
Deze tekst schijnt er zoo maar heengeschreven te zijn, zonder eenige beteekenis van geestelijken aard of van leering voor het nageslacht. De mededeeling komt dan hierop neer, dat door 's Heeren goedheid veel volk weer uit Assyrië, Babel en Perzië is teruggekeerd en onder anderen ook weer te Jeruzalem woont, de stad Gods, welke op hare puinhoopen is herrezen.
Geachte lezer ! Dit is inderdaad zoo, doch er ligt veel meer in. Was het reeds een wonder dat Gods volk niet geheel in den vreemde was ten onder gegaan, ja, dat zelfs lieden van het tien-stammenrijk terugkeerden, verbannen als zij waren naar allerlei landen, wij willen thans wijzen op 't feit dat de Heere vereenigd heeft wat bijeen hoorde en dat Hij dat vereenigd heeft te Jeruzalem.
Juda en Benjamin maakten voorheen één koninkrijk uit, desgelijks Efraïm en Manasse met de overige stammen, welk koninkrijk kortweg Efraïm werd genoemd.
Sedert Jerobeam was Juda van Efraïm gescheiden ten gevolge van de zonde, en had Efraïm zijn eigen „godsdienst" te Dan en Bethel, terwijl Juda te Jeruzalem den tempel mocht behouden om Jehova te dienen, hetgeen echter gedurende schier alle eeuwen werd verwisseld tegen den dienst der afgoden, waarbij voor Jehova ook nog een plaatsje bleef ingeruimd.
Officieel was alzoo de Jehova-dienst in Efraïm afgeschaft en bleef deze in Juda behouden. Kwam er in Juda eene religieuse opleving, dan namen een Hiskia en een eeuw later Josia „, de reformatie ter hand", echter nooit door afscheiding, (gelijk nergens in de Schrift), doch door uitzuivering. Bezien wij echter den inwendigen toestand nader, dan blijkt dat in Efraïm nog vromen waren die de knie voor Baal niet hadden gebogen en dat daarentegen in het ge-reformeerde Jeruzalem net zooveel afgodsaltaren stonden als het getal der straten.
Beide koninkrijken waren afgeweken en in beide koninkrijken werd er een volk gevonden dat den Heere vreesde. De zucht naar éénheid en herstel wordt herhaaldelijk geslaakt, door schier alle profeten, die nooit het zoogenaamde verloren tien-stammenrijk prijs geven, eenvoudig om het feit, dat God Zijn volk nooit loslaat. Hiskia zendt boden in Efraïm om het Paaschfeest te houden, en Jesaja voorspelt dat Juda Efraïm niet meer zal benauwen. De staven Lieflijkheid en Samenbinders zijn verbroken, doch worden weer vereenigd, en desgelijks de twee houten, waarop de namen van Jozefs kinderen Efraïm-Manasse met Jacobs zoon Benjamin. De voorbeelden zijn te overvloedig dan om deze hier verder neer te schrijven. Deze stemmen nu dateeren uit verschillende tijden en leveren het klaarste bewijs hoe de vromen uit het oude volk hebben gezucht onder de verscheuring en verdeeldheid.
Maar dit oude volk had een God. Deze God had hun de belofte gegeven, dat Hij hen vereenigen zou. Terugkeer tot God zou zijn terugkeer uit het oord der verbanning en terugkeer tot het vaderiand. De ballingschap was een rechtvaardige straf op de zonde, maar de vereeniging en de terugkeer een genadeloon op bekeering. Dit was echter een proces van eeuwen lang. Als de Heere hen straks tot bidders heeft gemaakt en zij naar Hem vragen met hun gansche hart, dan brengt Hij hen weder tot Hem en Zijn heilrijk Woord en tevens tot Jeruzalem.
Zoo is dan ook deze vrucht uit God alleen gevonden, en dat wel in den weg van lijden en loutering, van wedergeboorte en bekeering en tevens op Gods tijd.
Te Jeruzalem, de stad Gods, woonden alzoo de twee volken, die door de zonde van elkaar waren vervreemd en die door banden des bloeds bijeen hoorden. Maar veel schooner en verhevener is de vereeniging dier beiden met God, Wien zij den rug hadden toegekeerd. Nu heeft Hij ze gelouterd en van afgoderij vrij gemaakt, en hen die voorheen in het gezegende land gescheiden waren, in het vervloekte land vereenigd om hen terug te brengen naar Jeruzalem in eenheid des waren geloofs.
Lettende op dit alles, slaan wij een blik om ons heen en zien de verscheuring der Kerk. Om de zooveel jaar zien wij een groep in ballingschap gaan. Maar het is de ware ballingschap niet. Men gevoelt zich behagelijk thuis in eigen kring, niemand uitgezonderd. Men reformeert, doleert en jubileert ; de één grondt zijne beweegredenen hierop, de ander weer op wat anders. Men verscheurt en herstelt het verband, doch de Heere kan in dezen weg Zelf het verband niet leggen, omdat de algemeene verzuchting ontbreekt : O, Heere, breng ons weder !
Te Jeruzalem woonde na de loutering tweeërlei volk. De Heere had het teruggebracht naar de plaats die Hij zich vanouds verkoren had, tot Zijne planting.
Zoo zal Hij ook wederom Zijne hand aanleggen en in het hemelsch Jeruzalem samenbrengen degenen die hier door de zonde van Hem vervreemd, doch in Christus met Hem verzoend zijn. Nu roept Hij in 't heden der genade Zijn volk en zegt : Keert weder tot Mij en Ik zal tot u wederkeeren en u brengen in de vaste stad. Uit de vier hoeken des aardrijks zullen ze vergaderd worden al degenen die de verschijning van Jezus Christus hebben liefgehad in onverderfelijkheid.
Maar dan ook dient de ellende der vervreemding van God eerst gekend. Voordat Zijn Geest ons de Trooster is, is Hij eerst onze Twister, Die ons van zonde overtuigt. Maar het is dan ook dezelfde Geest die alles uit Christus neemt en tot Christus brengt, door welken Verlosser wij alleen kunnen gebracht worden tot den Hemelschen Vader in het Jeruzalem dat boven is.
In dat Jeruzalem woont velerlei volk uit alle natie, tong en taal. Een bonte schare van zondaren voorheen, thans altemaal gerechtvaardigden uit Efraïm, het troetelkind en den dierbaren zoon des Heeren, desgelijks uit Juda, van wien de scepter niet wijken zou. Schapen van allerlei stal, voorheen zwerende bij en zwervende onder aardsche herders, die allen tezamen gezien hebben hoe het tijdelijke verre ten achter staat bij het eeuwige onbewegelijke Koninkrijk.
En moge Jeruzalems tempel al herbouwd zijn, geen steen werd op den anderen gelaten. Ook dit herstelde verband ging ten gronde. Als de Heere herstelt, dan drijft Zijn Geest tezamen een ieder die Hem liefheeft boven vaderland of moederkerk, een ieder die afstand wil doen van alles dat de komst van Gods Koninkrijk belemmert. Wie zijn eigen broeders en zusters liefheeft boven de éénheid met al Gods volk, dat Zijn Naam belijdt, is Zijns onwaardig.
Wanneer wij dit gaan verstaan, dan zal zelfs vóór de vereeniging in het hemelsch Jeruzalem, ook hier op aarde het wonder gezien worden dat „te Jeruzalem" wonen de kinderen van Efraïm en Juda.
Dan zullen wij zien de waarheid van het woord : Ai ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen van 't zelfde huis als broeders samenwonen, waar 't liefdevuur niet wordt verdoofd.
Mijn lezer ! hoe staat gij hier tegenover ? Wij kunnen met Jehu ijveren voor Gods huis, zonder eerst onze eigen roeping en verkiezing te hebben vastgemaakt. We kunnen ijveren voor de eenheid van hen, die krachtens belijdenis bijeen hooren, zonder den strijd te kennen om één met Christus te zijn.
Maar als daar een veriangen is in de ziel, gelijk als bij Paulus, om ontbonden te worden en met Christus te zijn, als verreweg het beste, zie, houd dan God vast op Zijne belofte, dat Hij nooit laat varen het werk aan uwe ziel, dat Zijne hand begon.
Welk een heeriijkheid zal dat zijn, wanneer alle scheidsmuren zullen vallen, alle gevangenissen zullen opengaan, alle lijden een einde zal nemen en de schare der vrijgekochten hun Heere en Heiland zullen begroeten. Die Zijne ziel voor hen heeft uitgestort in den dood.
W.

G. v. d. Z.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Te Jeruzalem vereenigd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's