Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Ethiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Ethiek

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

't Is waar, de Christen heeft op deze manier z'n „eigen" standpunt, dat een niet-Christen natuurlijk niet deelen kan. Zoo doende kan het standpunt, het beginsel van den Christen niet „neutraal" genoemd worden en door de „Neutralen" niet worden overgenomen. Ook kan het niet „algemeen" heeten en door de „Algemeenen" worden onderschreven. Het blijft een „eigen" standpunt van den Christen, die het „bijzondere" standpunt inneemt, van te gelooven in God en te belijden, dat Hij is de Schepper, Onderhouder en Regeerder van hemel en aarde. Die gelooft en belijdt, dat alles en dat allen van Hem ten diepste afhankelijk zijn en aan Zijn wil gebonden. Die gelooft en belijdt, dat God Zich op 't hoogst in Zijn Zoon geopenbaard heeft ; die gelooft en belijdt, dat Gods Woord de hoogste Waarheid bevat en dat de Heilige Schriften ons wijs kunnen maken tot zaligheid, gelijk de „mensch Gods" alleen tot alle goed werk kan worden toegerust, indien hij — liefst van kindsaf — in de Heilige Schriften onderwezen is (2 Tim. 3 : 14—17).
Dat standpunt is niet , .algemeen" — hoewel 't de vraag is, wat méér algemeen moet wezen, dan juist dat, wat God voor alle menschen in Zijn Woord heeft bekend gemaakt, zoodat niemand.te verontschuldigen is en een iegelijk, die den Zoon ongehoorzaam blijft, onder den toorn Gods blijven zal.
De Christen kan en mag dat „bijzondere" en. „eigen" standpunt niet prijsgeven. Want Gods Woord gaat boven alles. Als alle mensch leugenachtig is, dan is Gods Woord waarachtig. En Gods Getuigenis is voor den Christen de bron voor ware levenswijsheid. Niet alleen om er uit te ontvangen, wat de mensch te gelooven heeft, in betrekking tot God en Zijne wer­ ken (geloofsleer, dogmatiek), maar óók wat de mensch te doen heeft bij de vervulling van zijn levenstaak in betrekking tot de vele levensterreinen, welke God voor hem heeft uitgemeten (ethiek). Voor leer en leven is de Heilige Schrift voor den Christen het „bijzondere" Boek. dat voor hem — en voor alle menschen — met het hoogste gezag bekleed is en blijft. Er is geen boek, dat den mensch „klaarder bericht" geeft in zake zijn oorsprong, wezen, levensfuncties, levensverhoudingen, levensdoel enz. enz. dan juist de Heilige Schrift. Zegt Kant — die het rationalisme bestreed, maar ook de leer der Christelijke Kerk — dat de mensch te luisteren heeft, naar z'n plicht ; dat in den mensch de ideaal-mensch streeft naar openbaring en ontplooiing en dat van binnen z'n plicht hem roept en hem beveelt, kort en goed, wat hij te doen heeft („du solist") ; waarbij de mensch kan wat hij moet — de Christen, door Gods Geest en door Gods Woord onderwezen, ontkent volstrekt niet, dat de mensch een geweten heeft en dat hij plichtsgevoel moet hebben, maar de Christen heeft van den mensch geleerd, door Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is, dat de mensch een gevallen schepsel is, wederom geboren moet worden, in Christus tot een nieuwen mensch herschapen en dan als mensch Gods, geestelijk mensch zijnde, alleen door de onderwijzing van de Heilige Schriften kan worden opgevoed tot alle goed werk. (2 Tim. 3 : 14—17).
Men maakt den mensch tot een „mensch Gods" op een gansch andere wijze, dan God het ons in Zijn Woord geleerd heeft. En dien geïdealiseerden „mensch Gods", die een maaksel is van des menschen vernuft, laat men dan niet eens nog wandelen naar de Schriften, maar werken en leven bij „inwendig licht" en voortarbeiden door eigen, inwendige krachten. En zoo verknoeit men den mensch inwendig en uitwendig, al kleedt men den mensch nóg zoo mooi aan. Gods Woord is hier onze Scheidsrechter!
En de mensch Gods, uit God geboren en in Christus een nieuw schepsel, zal met Paulus instemmen, dat de Heilige Schriften wijs kunnen maken tot zaligheid en kunnen opvoeden tot alle goed werk (2 Tim. 3 ; 14 —17), gelijk die geestelijke mensch met Petrus zal betuigen, dat voor de heiligen noodig is hunne zielen te reinigen in de gehoorzaamheid der waarheid, door den Geest, juichende, dat als alles vergankelijk is, het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid. En dit is het Woord dat onder ons verkondigd is! (1 Petr. 1 : 22—25).
Kant kan idealiseeren. Maar Paulus en Petrus weten van hooger ideaal ! Menschen Gods, heiligen, geliefde kinderen — maar dan gebonden aan Gods Woord, levende bij de Schriften !
Met „Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is" krijgt de Christen „van zijn plicht, o God ! een klaar bericht". „Des HEEREN wet nochtans verspreidt volmaakter glans". En Jezus noemt Zijn discipelen niet meer dienstknechten, maar vrienden, omdat zij blijven in Zijn woord, in de woorden des Vaders, welke Hij hun heeft bekend gemaakt ; biddende voor hen, dat de Vader hen niet zal wegnemen uit de wereld, maar ze bewaren bij de Waarheid — en Gods Woord is de Waarheid !
Zelf levende bij de Schriften, en strijdende met het geestelijk zwaard des Woords, zet Hij de Zijnen altijd weer tot het onderzoeken der Schriften en bestraft hen, als zij niet opmerken 't geen de Heere in Zijn Woord ons heeft bekend gemaakt.
Geestelijke menschen, heilige menschen Gods, zeggen dan ook met den dichter van Ps. 17 : „ik zet mijn treden in Uw spoor, opdat mijn voet niet uit zou glijden ; wil wij voor struikelen bevrijden, en ga mij met Uw heillicht voor."
Wanneer wij nu bij de behandeling van de Christelijke Ethiek, handelend over den mensch en zijn leven in al de verhoudingen waarin hij daagelijks gesteld wordt, zeggen dat Gods Woord ons tot gids is, moeten we, ook om geen misverstand te wekken bij onze „tegenstanders" (die „neutraal" of „algemeen" willen zijn) gelijk ook in het belang van ons zelf en onze „medestanders", niet doen alsof wij klaar zijn, wanneer wij zeggen : de Bijbel is ons handboek voor Ethiek."
Want zeker ! de boeken des Ouden Testaments — Mozes en de Profeten, zoo goed als de Psalmen en de Spreuken — nemen we als het geïnspireerde en ons van den Heiligen Geest gegeven Gods-Woord. Daarbij en daarnaast hebben we de Nieuw-Testamentische geschriften, waarin ons is medegedeeld en waarin voor alle eeuwen is vastgelegd, wat Jezus en de Apostelen ons hebben geleerd.
Zóó hebben wij onzen Bijbel van den Heere Zelf ontvangen, op gansch bizondere wijze ons gegeven en bewaard. Maar nu moeten wij , het niet zóó voorstellen, alsof wij in de Heilige Schriften een systematisch opgebouwd en wetenschappelijk bewerkt geheel van geloofswaarheden en van levenswaarheden (Dogmatiek en Ethiek) hebben ontvangen, om te zijn als een soort handboek, dat we maar hebben op te slaan bij bizondere gelegenheden om dan te vernemen wat we precies te doen hebben op elk levensterrein en bij elke levensfunctie.
Want noch als een handboek voor Dogmatiek, noch als een handboek voor Ethiek is de Bijbel ons door den God der waarheid gegeven. Hij heeft ons den Bijbel geschonken als het boek der Godsopenbaring, om ons den weg der zaligheid bekend te maken en ons alles te schenken, wat we noodig hebben om te komen tot het rechte geloof en tot een godzaligen wandel. Maar de stukken liggen er niet als in een systematisch, wetenschappelijk opgebouwd studie-en handboek. De Heiland heeft gezegd : „Onderzoekt de Schriften", omdat we zelf hebben op te sporen de grondleggende, allesbeheerschende, eeuwige beginselen, die de Heere in Zijn getuigenis ons gaf, waarbij de bede past: Ontdek mijne oogen, opdat ik de wonderen Uwer Wet aanschouwe". (Ps. 119:18).
Bij onze geloofsleer ((Dogmatiek) en bij onze levensleer (Ethiek) hebben we dus allereerst en allermeest te maken met Gods Woord en we hebben na te denken de gedachten Gods, voor ons in de Schrift, als het Woord Gods, neergelegd, waarbij de Christen voor zichzelf en voor anderen, altijd weer rekenschap moet geven, bij het weergeven van zijn gedachten en vaststellen zijner resultaten, van de vraag : is het overeenkomstig Gods Woord ? Waarbij de bede altijd weer past : „Heere, maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend."
De grondstellingen voor onze geloofsleer en voor onze zedeleer, voor Dogmatiek en Ethiek, zullen altijd weer moeten zijn de verklanking van de gedachten Gods, ons in de Heilige Schrift bekend gemaakt. Een Schriftuurlijke of Bijbelsche Geloofsleer, een Schriftuurlijke of Bijbelsche Zedeleer (Dogmatiek en Ethiek) moeten we hebben. Waarbij de Modernen ter eener zijde afwijken, aan het verstand en het geweten des menschen eere en autoriteit gevend boven hetgeen oirbaar is, met minachting van de Heilige Schrift als Gods Woord en de Roomschen afwijken ter anderer zijde, aan den Paus en de Kerk eere en autoriteit gevend boven hetgeen oirbaar is, met achterstelling en verwaarloozing van den Bijbel als Gods Woord.
De Gereformeerde, die Gods Woord autoriteit geeft, belijdt, dat niemand het recht heeft om te komen met leeringen, rechten en inzettingen, die niet haar grond vinden in de Heilige Schrift. Waarbij de mensch geroepen is de gedachten Gods, ons in Zijn Woord geopenbaard, de inzettingen des Heeren, ons in de Heilige Schrift gegeven, na te denken en te verwerken, om dan alles ordelijk, wetenschappelijk te brengen in een systeem en daarin weer te geven wat bruikbaar is voor de practijk. Dat de mensch zóó handelen moet met het Woord is volstrekt niet vreemd. Dezen weg moeten we op elk gebied des levens wandelen. Als redelijke, zedelijke schepselen zijn we uit de hand van onzen Maker voortgekomen en we moeten nu onzen geest richten op de verschijnselen der stoffelijke en geestelijke wereld, om dan de resultaten van ons nadenken en onderzoeken te ordenen en ze tot een samenhangend geheel te verwerken. Vandaar dat het terrein der wetenschap (de natuurkundige-zoowel als de geestes-wetenschappen) voor den mensch bestemd is, naar goddelijke ordinantie, om dat te betreden en daar ijverig bezig te zijn. Maar zóó is het nu desgelijks met de dingen rakende den weg des geloofs en rakende het leven des Christens. Dat alles heeft de Heere ons geopenbaard in Zijn V/oord en wij zijn geroepen, dat te onderzoeken en zóó ligt het geheel in de natuur des menschen (des Christens) om zich op het fundament van Gods Woord op te bouwen een systematisch geheel van voorstellingen, begrippen, beginselen, inzettingen, die voor het leven onmisbaar zijn.
Daarom moeten we aan 't werk. Ook voor de Ethiek, om ons op te bouwen een 1evens1eer, die naar den Woorde Gods is en passend voor den Christen, die van God geroepen is, niet, om zich met een boekje terug te trekken in een .hoekje, maar om te doen al het werk, dat er op het breede levensterrein voor een menschenkind is te doen.
Jammer, dat we christenen, die allen Gods Woord willen onderzoeken, om te komen tot een Christelijke levensleer, niet met de daad bereiken hetzelfde resultaat, hetzelfde systeem, dezelfde opvatting, hetzelfde geheel.
Hierin is groote verscheidenheid. Niet zelden ontbreken zelfs de tegenstellingen, de scherpe contrasten, de groote verschillen niet — waarbij de wegen èn theoretisch èn practisch, èn principieel èn tormeel dan nog al sterk kunnen uiteenloopen.
Om de éénheid moet gebeden worden. De éénheid — ook de éénheid onder de belijders van Gods Naam en de liefhebbers van Gods Woord — is dikwijls zoek.
Maar daarom juist moet dan het gebed worden vermeerderd.
Want een Christen, die waarlijk Christen is, zegt nooit : ik weet het, maar altijd : God weet het ; en in diepe afhankelijkheid moeten óók geleerde, wetenschappelijke menschen — als ze Christen zijn — telkens bidden : „Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest 1 Mocht die mij op mijn paan ten leidsman strekken." Ook : „En dat Uw Geest mij ware wijsheid leer', . mijn oog verlicht, de nevels op doe klaren".

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

De Christelijke Ethiek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's