Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke opbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke opbouw

De Christelijke Ethiek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zijn geen Christen om „neutraal" te zijn, ook niet om „algemeen" te zijn, maar om te leven het leven, dat God ons uit genade komt openbaren door Zijn Heiligen Geest, in Christus Jezus, naar Zijn Woord.
Dat zijn in zekeren zin altemaal aparte, afzonderlijke dingen. Dat is niet „neutraal", dat is niet „algemeen", maar dat heeft een eigen aard, een eigen wezen, wat moet uitkomen in geloof en leven, in leer en wandel, in Dogmatiek en Ethiek.
Men kan daar lang en kort over praten, maar een Christen heeft iets aparts, iets afzonderlijks, iets eigens in geloof en 1even ; en dat heeft hij niet van zichzelf, dat komt niet op uit zijn natuur, maar dat is gave Gods, dat is door zijn inplanting in Christus, dat is door zijn overgebracht zijn uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, dat is door de zalving des Geestes, dat is door zijn ingeleid worden in de kennis der Waarheid, welke niet des menschen, maar Godes is.
Natuurlijk kunnen we al deze dingen ontkennen en alle menschen als „gewone" menschen nemen en zeggen: allen zijn in wezen gelijk en nu moeten allen naar dezelfde methode werken — en dan natuurlijk „neutraal" of „algemeen" zijn en alle „bijzondere" dingen, ook Gods Woord, er buiten laten ! — maar als men zóó redeneert, kunnen wij eenvoudig niet met elkander praten. Als Christen vraag ik mij af : wat beteekent dat Christen te zijn ? En dan zegt mijn Catechismus mij: „door het geloof een lidmaat van Christus zijn en alzoo Zijner zalving deelachtig zijn, opdat ik Zijnen Naam belijde en mijzelven tot een levend dankoffer Hem offere en met eene vrije en goede consciëntie in dit leven tegen de zonde en den duivel strijde en hier namaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regeere" (Zondag 12).
Dat beteekent toch wat ?
Dat geeft toch richtlijnen voor het leven van den Christen, voor zijn leer en leven, voor zijn geloof en wandel ? Zeker ook voor zijn Ethiek of levensleer !
De Christen wordt weer profeet, om Gods Woord te verkondigen en Gods wil te doen; hij wordt weer priester, om zich tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande te stellen (Rom. 12 vers 1) en hij wordt weer koning, om met Hem en voor Hem te strijden en door Hem te overwinnen. Laat 't onvolmaakt en gebrekkig zijn en blijven, zoolang we hier op aarde zijn — toch mag de Christen er door genade iets van beleven en ervaren, met getuigenis : "ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij".
Dat geeft iets heel aparts, iets van eigen aard en wezen aan den Christen, en zoo komt het, dat de Christen OOK een eigen levensBoek heeft, een eigen gids en raadsman, zijnde het Woord des Heeren, waarbij Christus leefde en waarvan de Heiland zei : "onderzoekt de Schriften", met de belofte des Geestes, die zou leiden in alle waarheid.
De Christen die van Christus is en door God „omgekeerd" en van „anderen zin" — metanoia, bekeering — gemaakt is, wordt door Christus apart gesteld in de wereld bij Gods Woord en die Christus bidt dan voor al de Zijnen : „Vader, neem ze niet Weg uit de wereld, bewaar ze in het midden van de wereld, bewaar ze door Uw Geest en bij Uw Woord ; Uw Woord is de waarheid".
Bij dat Woord wordt de gemeente van Christus gesteld door haar Hoofd en Koning en zij heeft de opdracht : Zijn Naam te vertellen in het midden der gemeente, Hem te belijden in het midden der wereld, van Hem hun lof te doen zijn in de groote vergadering — en een iegelijk dan, die Hem belijden zal voor de menschen, zal Hij ook belijden voor Zijnen Vader, die in de hemelen is, maar die Hem verloochenen zal, zal Hij ook verloochenen voor Gods aangezicht. (Psalm 22 vers , 23, 26 ; Psalm 40 vers 10 ; Matth. 10 vers 31, enz.).
Zóó staat de Christen met een eigen levens-en wereldbeschouwing, met een eigen beginsel voor geloof en wandel. En heel zijn actieve leven, waarin hij welbewust heeft te staan, in betrekking tot al zijn levensfuncties en levensbetrekkingen, beziet de Christen bij het schijnsel van Gods Woord, Gods Wet, Gods Waarheid, Gods rechten en Gods inzettingen.
Zijn er tal van architecten die het levensgebouw oprichten naar „neutrale" of naar „algemeene" 'beginselen — waarbij Gods Woord op non-activiteit komt te staan, — want dan is men blijkbaar pas goed „neutraal" of behoorlijk , , algemeen" de Christen bidt dagelijks (als het goed is en wèl met hem staat) : „geef ons U recht te kennen en U in al Uwe werken te heiligen, te roemen en te prijzen ; geef, dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken alzoo schikken en richten, dat Uw Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde. Regeer ons alzoo door Uw Woord en Uwen Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen. Geef, dat wij, en allé menschen, onzen eigen wil verzaken, en Uwen wil, die alleen ,goed is, zonder eenig tegenspreken, gehoorzaam zijn, opdat alzoo een iegelijk zijn ambt en beroep zoo gewillig en getrouw moge bedienen en uitvoeren, als de engelen in den hemel doen. (Zie Zondag 47, 48 en 49 van onzen Heidelb. Catech. bij de behandeling, uitlegging en verklaring van het allervolmaaktste gebed, het „Onze Vader").
Noem dat nu maar eens „neutraal" of "algemeen" ! 't Is geheel naar den eigen aard en het wezen van het waarachtig Christendom.
Een waar Christen schaamt zich niet voor z'n geestelijken stand, waarin hij door Gods genade ingezet is. Het is inderdaad iets aparts, iets afzonderlijks ; en in zooverre een secte (een afgesneden stuk van het geheel), welke helaas ! overal tegengesproken wordt. De menschen zijn verliefd op het „neutrale", op het „algemeene" en ze lachen om 't geen de Christen zegt : „dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken hebben te schikken en te richten, dat Gods Naam geëerd en geprezen worde." Ze lachen om de onuitstaanbare bekrompenheid, als de Christen bidt : „Regeer ons alzoo door Uw Woord en Uwen Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen."
Zelfbeschikkingsrecht is een woord, dat er beter ingaat. Vrij en zelfstandig wil men zijn ! En dan Gods Woord er buiten, of als 't moet nu ja maar dan heel, héél voorzichtig dan heel vrij en ongedwongen dan zóó, zooals het voor den modernen cultuurmensch in z'n kraam te pas komt. Want men wil niet apart komen staan, maar met de wereld meeloopen.
Gebonden zijn aan Gods Woord, onderworpen zijn aan Gods Wet — te bidden : „regeer ons alzoo door Uw Woord en Uwen Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen" en „dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken naar Uw wil mogen richten" neen, dat is in de 20ste eeuw, voor een vrij mensch, te kras, te machtig, te veel ! En de Christ-geloovige wil er toch niet van aflaten !
Nu moeten wij, — die Christen ons willen noemen en Christen wenschen te zijn, in den goeden zin van het woord — hier wel voorzichtig zijn, als wij zeggen, dat heel ons leven, al onze werken, al ons doen en laten bij de onderscheidene levensfuncties en levensterreinen, moet worden gericht naar uitwijzen van Gods Woord.
Van die gebondenheid aan Gods Woord in alles, neemt de Christen niets terug, daarvan doet hij niets af. Waar de Schriften moeten onderzocht wor­den. We wezen er reeds op, dat Gods Woord geen handboek is voor Ethiek, evenmin als voor Dogmatiek, veel minder nog voor aardrijkskunde, natuurkunde, meetkunde, enz., enz. We moeten de Schriften onderzoe­ken.
En dan zullen we daarbij — en dat is een tweede opmerking in dit verband — steeds moeten bedenken, dat er in de Schriften, — naar luid van de Schriften zelve — een opgaande, een voortgaande Godsopenbaring in zake de waarlieid voor geloof en leven, voor Dogmatiek en Ethiek, is.
En dat zet ons voor geen geringe moeilijkheden, welke we eerlijk onder de oogen moeten zien.
De dingen liggen zóó maar niet „klaar" voor óns, zoodat we bladzijde zooveel maar hebben op te slaan, om iets „zeker te weten" dat het zóó is en zóó moet.
Ook mogen we zóó maar niet een tekst grijpen, er uit lichten, en daarmee dan werken, alsof dat 't een en 't al is, wat God in Zijn Woord ons geopenbaard heeft. Dat is niet naar het woord van den Heiland : „onderzoekt de Schriften". Daaraan zit geweldig veel geestelijk werk vast voor alle degenen, die Gods Waarheid beminnen en er bij wenschen te leven.
Waarbij dan ook door de Gereformeerden beleden wordt, dat er in de Schriften een opgaande, een voortgaande openbaring der Waarheid is.
Het Oude — is het Nieuwe Testament niet. God heeft voortijds vele malen en op velerlei manier Zijn Waarheid bekend gemaakt aan Zijn volk door de profeten — zegt de Hebreërbrief — maar in deze laatste dagen, in deze tegenwoordige bedeeling, heeft Hij, tot ons gesproken door den Zoon. (1 : 1). Wie dus de Schriften onderzoekt met een heilbegeerig harte om waarachtig Gods Waarheid en Gods wegen te mogen leeren kennen en bewandelen, moet daarop dus wel terdege ernstig letten, dat Schrift met Schrift moet worden vergeleken en er in de Schriften een voortgaande, een opgaande. Godsopenbaring der Waarheid is. Waarbij niet het Oude verworpen wordt, om het Nieuwe los van het Oude te nemen, maar waarbij het Oude bezien wordt in het licht van het Nieuwe en het Nieuwe genomen om de Wet en de Profeten te vervullen, vól te maken, tot wijsheid en zaligheid van een iegelijk die gelooft.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Geestelijke opbouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's