Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

De pelgrim op weg naar Sion.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welgelukzalig is de mensch, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn. Als zij door het dal der moerbeziënboomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein ; ook zal de regen hen gansch rijkelijk overdekken. Zij. gaan van kracht tot kracht, een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion. Psalm 84 vers 6—8.

Niemand is er, of hij zoekt geluk. Diep in de ziel is er een smachtend heimwee naar verlossing en zaliger leven. Het gansche schepsel zucht er naar. De ziel zal onrustig blijven, totdat ze rust vindt in God, die het allerhoogste goed is. Eenmaal is de mensch bezitter van volkomen gelukzaligheid geweest, van Paradijsgeluk. Om der zonde wil is hem dat heerlijk goed ontnomen, maar in het verborgen zijner ziel sluimert het zuchtend verlangen naar een verloren Paradijs. Tevergeefs wordt het op aarde nog gezocht. Nu brengt de aarde ons haar doornen en distelen voort in natuurlijken en geestelijken.zin. Paulus houdt het den geloovigen voor, dat zij door veel verdrukkingen moeten ingaan. En wat ook veranderen moge op aarde, het blijft de gestadige ervaring, dat veel wederwaardigheden, veel rampen, des vromen lot zijn. En dat is niet het lot der vromen alleen. Eenerlei wedervaart den goddelooze en den rechtvaardige, zegt de Schrift. Deze aarde baart haar bewoners veel moeite en verdriet. De jeugd moge in den opgang des levens vol blijde hoop haar gelukszon meenen te zien opgaan, de meerdere in jaren en rijpere in levenservaring weet dat donkere, sombere wolken den levenshemel kunnen betrekken, en wij zitten neder in de smart en teleurstelling des levens, en wij zien, dat een onafwendbaar levenskruis moet meegedragen worden, misschien tot aan het graf. Zelfs degenen, die door God met benijdbaren voorspoed zijn gezegend, naar het althans schijnt, hebben nog wel zooveel verborgen levensverdriet, dat ze ver zijn van het gedroomde geluk. Ook die lachende en dansende wereld met haar luidruchtige vroolijkheid is niet zoo gelukkig als een oppervlakkig oordeel zou doen vermoeden. Het ware geluk is ons allen ontvloden om der zonde wil. Deze aarde heeft geen Paradijs meer.
Heeft deze aarde dan geen waar geluk meer ? Neen, de aarde zelf kan de vrucht van waar geluk niet opleveren. Dat wordt alleen .gesmaakt als de ziel rusten mag in God, het allerhoogste goed. Zalig mag men alleen noemen, die zijn tijdelijk en eeuwig lot vertrouwend stellen mag in de handen van een almachtigen, getrouwen, liefdevollen God en Vader in Christus. Wie dat kent is veilig en geborgen en smaakt het beginsel der eeuwige vreugde. Zulke zielen hebben hun sterkte in God en zijn naar hel psalmwoord in waarheid gelukzalig te noemen.
De psalmist van den 84sten Psalm kent de kracht en de heerlijkheid der zielen, wier sterkte in God is en hij weet, hoe noodig 't is dat wij onze sterkte zoeken en hebben mogen in God ; te meer, daar hij die sterkte in zijn God derven moet, terwijl hij den 84sten Psalm in zijn hart doorleeft.
Doch de mensch zoekt van nature zijn sterkte niet in den Heere. Geloof mij, dat ook de psalmist bij eigen droeve levenservaring eerst bedrogen is uitgekomen met allerlei andere sterkten, want er zijn zoovele dingen waarop het hart zijn betrouwen zet.
Velen zetten hun betrouwen op hun goed. Ze verwachten hun geluk in het leven van de goederen, die opgestapeld zijn voor vele jaren, en zeggen tot hun ziel : „Eet, drink, wees vroolijk". En hoe dwaas is het toch om op het goed zijn betrouwen te stellen. Het is zoo gewonnen, zoo .geronnen. En moet het niet alles achtergelaten worden bij de afreis naar de eeuwigheid ?
Anderen zoeken hun vertrouwen voor hun levensgeluk in hun verstand, hun ijver, hun talent. Geluk wordt elders weer gezocht in beoefening van wetenschap en kunst of in het gezinsleven. Doch al deze dingen kunnen geen zielevrede en troost en kracht voor de eeuwigheid geven. Wij blijven er een ledige ziel bij houden.
En hoe wordt zelfs in het geestelijke leven de sterkte en het vertrouwen in den mensch zélf .gezocht, in goede voornemens om ernst te maken met de bekeering vóór ons sterven. Vrome beloften uit beangste gewetens in bange oogenblikken zijn er genoeg. We bouwen op onze kennis, op ingebeelde of gestolen bevinding, op onze zuchten en tranen. Al deze dingen zijn als de lampen der dwaze maagden, die niet branden konden op het oogenblik dat het juist noodig was. God weet hoevelen, die eigen sterkten hebben gebouwd, te laai zullen zien dat ze zich bedrogen hebben.
Welgelukzalig daarentegen de ziel, wier sterkte in God is. Gelukkig die zielen, wier oogen zijn opengegaan voor het bedriegelijk drijfzand van alle menschelijke sterkten ; die in zichzelf slechts zonde en schuld zien ; die geen deugden of goede voornemens bij zichzelf kunnen vinden ; die van zichzelf belijden dat ze slechts zondaren zijn en van nature vijanden Gods, verlorenen en doemwaardigen, en in zichzelf geen gronden kunnen ontdekken voor het bouwen van het huis harer zaligheid, maar nochtans hartelijk vertrouwen mogen in de barmhartigheid Gods in Christus over zondaren, en rusten mogen in de eeuwige liefde en trouw Gods. Die ziel heeft een on­ bewogen sterkte. Haar lamp zal ook branden in de toekomst onzes Heeren Jezus Christus. Ze zal ingaan in de vreugde haars Heeren.
Zulke zielen vinden ook sterkte in hun God in de wederwaardigheden des levens. Onder de levensstormen zullen de naam en de deugden des Heeren een sterke toren zijn. De rechtvaardige zal daarhenen vlieden en in een hoog vertrek gesteld worden. Ze zullen geborgen worden in het verborgen van Zijn tent en uit hun ellende verhoogd worden op een rots. Ten dage des kwaads zullen ze schuiling en vertroosting vinden bij den almachtigen en getrouwen God. In derf nacht van het lijden zal zelfs Zijn lied bij hen zijn. En kan het kruis niet weggenomen en wil Gods hooger wijsheid, dat ons het kruis, de doorn in het yleesch blijve, de Heere zal doen verstaan dat dit kruis ons noodig en nuttig, ja tot onze zaligheid gedijen moet. En Hij geeft toch moed en krachten, die hopend op Hem wachten. Menig hart is rijker geweest in God onder zijn kruis, dan bij veel tijdelijken voorspoed.
Welgelukzalig de mensch, wiens sterkte in God is.
Indien wij onze sterkte nu vinden in God, zullen ook in het hart de gebaande wegen zijn. Met deze .gebaande wegen bedoelde de psalmist de groote heirwegen naar Jeruzalem, vvaarlangs de pelgrims voor de groote feesten opgingen naar dé Godsstad'. De ware pelgrim verlustigde zich reeds vooraf in dien tocht, want 't was de weg naar zijn God, naar Zijn altaren, waarvoor hij zou knielen en aanbidden. Het was de weg naar het huis des Heeren, waarin hij met verwonderend en aanbiddend oog Zijn lieflijkheid en schoonen dienst zou mogen aanschouwen, Zijn vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog.
Daarnaar branden zijn genegenheden heen.
Jeruzalem is thans niet meer, noch de woning Gods. Andere gebaande wegen zijn het daarom, die in ons hart moeten zijn ; n.l. de wegen, door Jezus Christus gebaand tot den Vader. Hij is de weg tot den Vader. Het kind Gods verlustigt zich in dien Zaligmaker en Zijn werk, want buiten Hem is geen toegang tot den Vader en het Vaderhuis. Daarom bepeinst Gods kind het werk van dien Borg en vindt daarin al zijn lust. Daarin is zijn zielsbehoud en zaligheid. O, wat heeft het den Zaligmaker gekost om dien weg te banen ! Het kon slechts tot den prijs van Zijn bloed.
Welgelukzalig hij, die hartelijk vertrouwen mag dat Christus in zijn vloekdood is ingegaan en dat hij van Hem het leven mag ontvangen. Zalig ook, die dorsten naar de vruchten van Zijn Middelaarswerk en als boetvaardige zondaren aan Zijn voeten nederknielen met de bede : Ontferm U, delg uit, vergeef ! Zalig, die hun zaligheid buiten zichzelf in Christus hebben leeren zoeken.
De weg naar Jeruzalem was niet zonder moeiten. Vele pelgrims naar Jeruzalem moesten 't dal der moerbezieboomen door. Vele uitleggers willen hier liever lezen : Baka-dal, d. i. dal des geweens, tranendal. De tocht door dit enge, heete dal onder de brandende Oostersche hitte, was benauwend. Het was een tocht van zuchten en klachten, van vermoeienis tot bezwijkens toe.
Gods kind heeft op zijn weg naar Sion ook zijn diepe dalen der smart. In deze wereld zullen zij verdrukkingen hebben. Asaf moest klagen over zijn droevig lot en bittere rampen en een groote mate van tegenheden. Hij kan het haas'! niet billijken en vraagt: „Waarom, Heere? " En geen Christen is er of hij zal Christus het kruis moeten nadragen. Menigmaal zelfs zucht de kruisdrager onder zijn leed : „Mijn steenrots, waarom vergeet Gij mij ? Waarom ga ik in het zwart ? "
Bijzonderlijk bang zijn die dalen, waarbij God onze heimelijke, verborgen zonden stelt in het licht van Zijn heilig oog. Dan is Hij als een verterend vuur en rijst de bange klacht : Door Uwen toorn vergaat ons kwijnend leven, Uw gramschap doet ons hart van doodsschrik beven.
Maar Gods pelgrims bezwijken niet onderweg, te komen het dal door. Hun droefheid zal een einde nemen en God zal alle tranen van de oogen afwisschen. En onderwijl ze het dal der weening doorgaan, stellen ze Hem tot een fontein. De pelgrim gaat den moeizamen tocht niet in eigen kracht. In het dal hooren wij den pelgrim aanheffen :
Als ik omringd door tegenspoed. Bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven.
En elders hooren wij psalmen in den nacht des tijdens :
In de grootste smarten. Blijven onze harten In den Heer' gerust.
Als de verdrukking heet wordt, gaat de bede omhoog : Haast U tot mijn hulp en red mij, Schutsheer, God der goden, Groote Hoorder van 't gebed.
En bij den Heere zijn milde handen en I vriendelijke oogen van eeuwigheid af geweest. Bij Hem is macht om te bevrijden en te ondersteunen ; zelfs zóó, dat er roemen is in de verdrukking. Zalig hij, die in dit leven Hem tot een fontein mag stellen. Gelukkig de ziel, die bij het gezicht harer zonden en den zielsnood voor de toekomst met gebroken en verslagen hart voor Hem neerknielt. Dat offer zal Hij niet verachten. De beenderen, die Hij verbrijzeld heeft, zal Hij weer oprichten. De vreugde Zijns heils zal Hij geven. Fonteinen des heils zullen voor zulke zielen opspringen.
Rijk beeld van de gewilligheid en den overvloed, die in den Heere is te vinden. Hij is een zeer overvloedige fontein van alle goed. Veel gewilliger om te geven, dan gij om te vragen en te ontvangen. Heerlijker nog helpt de Heere, dan door een fontein alleen. Ook zal de regen hen. gansch rijkelijk overdekken. Met die rijke verkwikking zal Hij bezoeken hen, die zelfs in hun onmacht en kleingeloof den Heere niet tot een fontein kunnen stellen. Op zulken doet Hij tot verkwikking een milden regen dalen. Dan n.I. als Hij rijke beloften doet vallen in dë moegestreden ziel : Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. Roept °haar toe, dat haar strijd vervuld is en dat ze van de hand des Heeren dubbel ontvangen heeft voor al hare zonden.
Een heerlijke boodschap voor een bange ziel.
En door die verkwikkingen gaan ze van kracht tot kracht. Van den Heere ontvangen ze gedurig onderstand, van Hem mogen ze telkens nieuwe kracht ontvangen, zoodat ze gesterkt in den Heere voortgaan van stap tot stap. Gedurig wordt eens stil gehouden, een weinig gerust. Dan bereidt de Heere een maaltijd in de wildernissen en richt de tafel toe in de woestijn. Dan sterkt de ziel zich in haar God en gaat met nieuwe kracht voort. Op die rustplaats doet de Heere menigmaal verstaan, dat Hij uit getrouwheid alleen verdrukt en dat het kruis u nut is en opent er het oog voor dat het kruis slechts tot aan het graf moet gedragen worden en wèlgedragen kruisen ons meerdere heerlijkheid en zaligheid bereiden, Dan wordt weer troost geput en moed gevat in het heerlijk vooruizicht, dat ieder van hen voor God in Sion zal verschijnen.
Heerlijk vooruitzicht ! Na het dal der weening verschijnen voor God in Sion. Daar zal de pelgrim met verwonderende oogen en aanbiddende ziel Zijn lieflijkheid en schoonen dienst aanschouwen en verzekerd mogen worden van Zijn vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog.
Verschijnen voor God in Sion is ook de zalige hoop van den pelgrim naar het hemelsche Sion. Daar zal reisstaf en reiskleed mogen worden afgelegd. Het kruis zal van de schouderen worden genomen. Droefenis en zonde en leed zullen een einde hebben. Daar zal de welkomstgroet worden gehoord : , , Komt in, gij gezegende I" Alle tranen zullen dan van de oogen gewischt worden. We zullen mogen ingaan in de zalen der eeuwige vreugde en in aanbidding en dankzegging zullen we neervallen aan de voeten van Hem, die ons Gode kocht met Zijn bloed. Vergeten is dan alle kruis en smart. Ja, wij zullen de goddelijke wijsheid roemen, die door het kruis te rijker zegeningen en heerlijkheid gaf. Dan zal het niet meer wezen : Ik, ellendig mensch, maar dan is het :
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met Uw godd'lijk beeld.

Huizen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's