Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een goed voorbeeld.
Woensdag 19 November werd de nieuwe burgemeester van Krabbendijke geïnstalleerd.
Aan deze installatie werd, hoewel de burgemeester lid is van de Chr. Historische Unie, toch een breede plaats in het orgaan van de Staatkundig Gereformeerde Partij ingeruimd.
Dit is te verklaren, als men weet, dat de installatierede werd uitgesproken door den Staatkundig Gereformeerden wethouder van die gemeente, een der voormannen van de partij in Zeeland. De redevoering werd zelfs in haar geheel in De Banier opgenomen.
Waarom wij van dit feit gewag maken, is, omdat de installatierede van den wethouder een weldadigen indruk op ons maakte en zijn optreden zoo geheel anders was als dat van ds. Kersten in de Tweede Kamer, die op een wijze, bijzonderlijk tegenover de Antirevolutionairen uitvaart, welke aan allen broederzin is gespeend en die deze mannen den volke voorhoudt als lieden, die nog gevaarlijker zijn dan Socialisten en Communisten.
Daarentegen trad de Staatkundig Gereformeerde wethouder te Krabbendijke niet tegen, maar naast het Antirevolutionaire raadslid op, die ook bij de installatie van den burgemeester het woord voerde.
Het teere woord van den wethouder, waarbij hij de hulpe Gods inriep om ons volk in den nood, waarin het verkeert, voor verder inzinken te bewaren, doet aangenaam aan en wijst den juisten weg, hoe in het openbaar voor des Heeren Naam behoort te worden uitgekomen.
Hier gaf de Staatkundig Gereformeerde wethouder een goed voorbeeld aan zijn partijgenoot in de Tweede Kamer.
Moge nu maar dat goede voorbeeld worden nagevolgd.
Wij vreezen echter met groote vreeze.

Gevaar voor de veiligheid van den Staat.
Eindelijk hebben de Sociaal Democraten in de Tweede Kamer bij monde van den leider van hun groep, den heer Albarda, na heel wat gesputter en nadat dagen lang om de zaak was heengepraat en gepoogd was om de eigenlijke kwestie in een stroom van woorden te verdrinken, hun tweeslachtig standpunt ten opzichte van de houding der Sociaal Democraten bij een eventueele mobilisatie van het leger bij oorlogsgevaar prijs gegeven en aan de sommatie der regeering voldaan.
De Minister-President had deze twee vragen gesteld. Ten eerste : Mag ik uit de rede, op 11 November door den heer Albarda gehouden, afleiden, dat zijn partij een mobilisatie bij oorlogsgevaar niet afkeurt ? en ten tweede : Is er grond voor de verwachting, dat, wanneer de noodzaak zich daartoe te eeniger tijd onverhoopt mocht voordoen, de Sociaal Democratische Arbeiders Partij, evenals in Augustus 1914, aan de Regeering haar loyale medewerking tot behoud der nationale onafhankelijkheid, waaraan ook die partij waarde hecht, niet zal onthouden ?
Op deze twee vragen — zoo zeide Minister Ruys — wordt door de Regeering oprecht gehoopt, dat een bevestigend antwoord zal komen, opdat aldus de overweging van de wenschen door den Antirevolutionairen afgevaardigde, mr. Heemskerk, dat de Regeering in studie zal moeten nemen welke maatregelen tot beveiliging van land en volk daartegen moeten worden genomen, niet noodig zal worden.
Men ziet, dat uit de inkleeding der vragen van den Minister-President, en de hoop welke werd uitgesproken, dat de vragen bevestigend zouden worden beantwoord, een toenadering lag van het Kabinet tot de Sociaal Democratische Arbeiders Partij.
Voorts blijkt daaruit, dat de Regeering het uiterste heeft verricht om den hoogst ernstigen toestand, waarin het land bij een ontkennend antwoord zou worden gebracht, te voorkomen.
De Sociaal Democraten hebben echter zelfs na een bedenktijd van enkele dagen de hand, welke de Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw hun toestak, niet aangenomen.
Want op de eerste vraag : of de Sociaal Democratische Arbeiders Partij een mobilisatie tot een defensief doel afkeurde, antwoordde de heer Albarda : „Uit de uitspraken der partij is bekend, dat zij de gewapende landsverdediging verwerpt en dus ook aan een mobilisatie tot dat doel haar goedkeuring niet kan geven". En op de tweede vraag : of de partij aan de mobilisatie haar medewerking zou onthouden, luidde het antwoord : „De Sociaal Democratische Arbeiders Partij is met volle overtuiging bereid werkzaam te zijn in het belang van het behoud of het herstel van de nationale onafhankelijkheid. Zij acht echter gewapende landsverdediging het zekerste middel om die onafhankelijkheid te verliezen en land en volk ten ondergang te brengen. Zij beschouwt gewapende landsverdediging als nationale zelfmoord. Op haar medewerking daartoe kan derhalve niet worden gerekend".
Over de vraag of de motiveering van de weigering der Sociaal Democraten juist is, dat landsverdediging het zekerste middel is om de onafhankelijkheid van het land te verliezen, praten wij op dit oogenblik niet.
Dezelfde beschouwing werd ook vóór het jaar 1914 gehoord, terwijl toch met de stukken is aan te toonen, dat ons land juist door haar krachtig defensief optreden buiten den wereldoorlog is gebleven.
Waar het op dit oogenblik op aankomt, is kennis te nemen van het feit, dat de Sociaal Democraten zich in de ure des gevaars zullen verzetten tegen een mobilisatie van het leger. Over de maatregelen, welke zij in het kritieke moment, als de mobilisatie onafwijsbaar is, zullen nemen, daarover heten de Socialistische sprekers zich intusschen niet uit.
Op deze verklaring van onbetrouwbaarheid van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij bleef de Regeering natuurlijk niet in gebreke haar standpunt nader aan te geven. Zij sprak het duidelijk en onomwonden uit, dat de Regeering uit al wal gesproken was geworden, bij het door haar te voeren beleid, de gewenschte conclusies zou trekken en dat zij daarbij zal verlangen, dat 's Rijks wetten zullen worden geëerbiedigd en opgevolgd.
Ons volk weet dus nu waar 't op staat en wat het te verwachten heeft van de revolutionaire arbeidersbeweging, niet alleen van de Communisten, maar ook van de Sociaal Democraten, die met elkander 25 % van de bevolking uitmaken.
Wanneer het Rijk in gevaar is en de oorlogsellende ook ons volk zal bedreigen, zullen de revolutionairen de maatregelen, welke de Regeering alsdan zal treffen, weerstaan ; misschien door het proclameeren van de algemeene werkstaking bij spoorwegen en andere overheidsbedrijven, 0f wel door massale dienstweigering der dienstplichtigen om onder de wapenen te komen, of door het ontketenen van de revolutie, teneinde de macht aan zich te trekken.
Gelukkig is het, dat niet de mensch, maar God regeert.
De Psalmdichter zegt, dat, Die in den hemel woont, zal lachen en dat de Heere zal bespotten hen, die roepen : „Laat ons de banden verscheuren en de touwen van ons werpen".
Hierin ligt een troost in moeilijke tijden, wanneer de revolutionairen. zich tegen het van. God gestelde gezag verzetten.
Doch dit neemt niet weg, dat de Overheid alle middelen heeft te beramen en ook heeft te nemen, die de plannen van de mannen der revolutie kunnen verijdelen.
Laat men er van verzekerd zijn, dat de revolutionairen niet stil zitten en dat, als zij tegenstand zullen bieden, wanneer de wettige Overheid bij oorlogsgevaar de mobilisatie der troepen afkondigt, zij nog in sterkere mate zullen weerstaan de oproeping van lichtingen, in het geval de binnenlandsche rust wordt verstoord.
In onze veelbewogen dagen dreigt van alle kanten de revolutie. Wij hebben onze oogen maar te vestigen op wat in binnenland en buitenland ten deze voorvalt.
Dat het de Regeering ernst is om met kracht orde en rust te verzekeren, blijkt uit het feit, dat er een Bijzondere Vrijwillige Landstorm beschikbaar is, die op dit oogenblik meer dan 65000 bijzondere vrijwilligers telt. Bij dit instituut heeft elk dienstplichtige, die de veiligheid van land en volk zoekt, zich aan te sluiten.
De Minister-President zeide in zijn antwoord aan den heer Albarda ook nog dit, dat hij overtuigd is, te kunnen rekenen op den vollen steun van de groote meerderheid van het volk.
Wij zijn van oordeel, dat de Minister, met deze overtuiging uit te spreken, niets te veel heeft gezegd.
Maar laat ons volk dan ook begrijpen, dat alleen in eendracht kracht ligt. Meer dan in eenigen tijd te voren, is het noodig dat het land eensgezind achter de Regeering staat.
Dan en dan alleen kan het groote gevaar, dat dreigt, rustig onder de oogen worden gezien.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's