Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Wie kwamen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij kwamen met haast en vonden Maria en Jozef en het kindeke, liggende in de kribbe.

De zekerste weg om te ontkomen aan de Waarheid Gods is te vluchten in de werkelijkheid. En de mensch begeert de werkelijkheid, niet alleen de werkelijkheid, die hij tasten kan met de palmen zijner handen, neen ook de werkelijkheid, die hij als een wonder bouwsel optrekt op de gedachten, die hij uitpeinst en de gevoelens, die hij koestert. Dit eigen gebouwde huis verkiest de mensch zich tot woning, daarom vlucht hij voor de.Waarheid Gods en haat ze met zijn geheele hart. Want 't bloed van Adam roept het hem met hortende schokken toe, dat Gods Waarheid eerst begint waar het denken des menschen ophoudt, dat Gods Waarheid ligt op den anderen oever van den stroom der menschelijke gevoelens. Het kind van Adam weet het met een donkere eeuwenoude zekerheid, dat Gods Waarheid niets overlaat aan den mensch, dat Gods Waarheid alles neerbrandt wat de mensch zich zoo schoon had opgebouwd. En zoo het kind van Adam het hooren wil, : het Woord roept het hem toe ; dat de weg naar God alleen openstaat voor den zondaar, voor den mensch, die met schuld, met alle schuld, met de volle schuld is beladen. Slechts die mensch vindt den weg naar God, die het weet dat zijn leven tot in den wortel verkankerd is, en die daarom en daarin ook ziet dat niet alleen het kwaad dat hij bedreef roept om straf, maar dat hij is in zonde ontvangen en geboren. Slechts die mensch vindt den weg naar God, die omziende Adams zonde als zijn eigen zonde erkent en zoo gebukt gaat onder den schuldenlast der menschelijkheid. Maar dat wil het kind van Adam niet hooren, daarom vlucht hij voor de Waarheid Gods, daarom vlucht hij ook voor het mysterie. Want het mysterie is de doorbraak van Gods Waarheid door onze menschelijke werkelijkheid. Maar daarom ontvlucht de mensch ook Bethlehem. Want de geboorte van het kind Jezus is de openbaring van het mysterie van Gods zondaarsliefde, de geboorte van den Immanuèl is de doorbraak Gods naar een verloren geslacht. Daarom : de mensch ontvlucht Bethlehem. Zeker, de mensch wil Kerstfeest vieren. Hij spreekt van het feest van het kind, van den vrede, van de blijdschap. En de bijbelgetrouwe mensch wil weer geroerd worden door de oude geschiedenis van het Kind in de kribbe en van de herders en van de engelen en van de wijzen uit het Oosten. Maar dit alles is niet dan een vluchten, een vluchten naar de werkelijkheid der menschelijke gedachten en der menschelijke gevoelens. Het is een vluchten voor de Waarheid Gods, voor het Goddelijke mysterie, dat niets van den mensch overlaat. Immers het Kind in de kribbe zal later van zichzelve getuigen : Ik ben gekomen om vuur op de aarde te werpen.
Wij vinden deze dingen reeds terug bij het eerste Kerstfeest, bij de geboorte van den Heere Jezus Christus.
Lezer, is het u nooit opgevallen, dat er om de kribbe alleen menschen hebben gestaan, die door God waren gezonden ?
Hoe kwamen de herders, die wij ontmoeten in het woord van onzen tekst ? Kwamen zij niet door engelenmond geroepen, door den Heere zelve gezonden ? Denk ook aan de wijzen uit het Oosten. Was het niet weer de Heere, Die hen door Zijn ster had voorgelicht op het pad ? Maar neemt den kring maar nauwer : hoe komt Jozef daar bij de kribbe ? Was het niet omdat de engel hem vermaand had om Maria niet te verlaten, maar haar te huwen ? Tenslotte zelfs dat moeder Maria was in den stal te Bethlehem, was een werk Gods, een werk van dien God, in Wiens hand de machtige keizer Augustus niet meer dan een werktuig is geweest.
In den stal van Bethlehem en bij de kribbe vindt gij uitsluitend menschen, die door God gezonden, door God getrokken zijn. Nog eens : dat is wel zeer duidelijk in de herders, die met haaste kwamen naar Bethlehems stal. Met haaste en eendrachtelijk, zijn, dat niet beide bemerken van de trekking door Gods hand ? En wat Hebben dan zij die kwamen, in Bethlehem gevonden ? Dat kunnen wij zeer kort zeggen : zij vonden de Waarheid Gods in Christus. Zij vonden het boven-menschelijke in een mensch geopenbaard, neen, zij vonden den Zone Gods als Zoon van David geboren uit een vrouw, geworden onder de wet. Maar — en dat moeten wij ook zeggen — zij vonden de Waarheid Gods door de werkelijkheid heen. Och, ons tekstwoord teekent de komst van de herders zoo echt menschelijk. Immers als wij het vertrek betreden, waar weer het wonder eener geboorte is geschied — want elke geboorte is een wonder, het is een begin in den tijd van een werk voor de eeuwigheid — als wij het vertrek betreden waar juist een menschenkind geboren is, dan zien wij altijd eerst op de moeder, die het kindeke heeft gebaard. Dan zien wij op den vader, die in stille blijdschap er bij staat, en eerst dan wordt onze aandacht getrokken naar den boreling. Zoo was het met de herders. Leest het maar na : zij vonden Maria, staat er ; en Jozef en het kindeke, liggende in de kribbe. Maar voor de tweede maal : zij hebben door de werkelijkheid henen gezien op de Waarheid Gods in Christus. Och, de waarheid over Christus, die hadden zij al. De engel had hun die zeer duidelijk geopenbaard. Zoo straks als zij weggaan uit den stal, dan maken zij bekend het woord dat hun van dit Kindeken gezegd was. Dan brengen zij de waarheid over Christus op de straten van Bethlehem, de stad Davids. Maar in den stal mogen zij zien op de Waarheid Gods in Christus. En dat was juist wat zij noodig hadden, want dat is het, dat elk mensch van noode heeft.
Nu is het zeker wel merkwaardig, dat er ons niets van verteld wordt wat de herders wel hebben gezegd, toen zij in den stal stonden bij de kribbe. En wij mogen wel aannemen, dat zij toen niets hebben gezegd. Want bij de kribbe past geen enkel menschenwoord. Want daar ligt in doeken gewikkeld het Vleeschgeworden Woord, daar ligt 't antwoord, dat de Heere Zichzelven heeft gegeven in Zijn eeuwigen vrederaad. Daarom : geen menschenwoord past in Bethlehems stal. Maar — zult gij nu misschien zeggen — maar de herders zullen toch wel hebben aangebeden ? Zeker, dat zal wel zoo zijn geweest. Maar bidden is geen spreken; bidden is veeleer luisteren, luisteren naar wat God de Heere spreekt, luisteren naar de echo van Gods Woord, die weerklinkt in het door den Heiligen Geest ledig gemaakte hart. Dat luisteren hebben de herders gekend. Het van vrede spreken des Heeren, dat hebben zij moeten hooren in dat Kind in de kribbe, en dat hoorende zijn zij in stamelende aanbidding neergezonken bij de lage krib. In den stal bij het Woord Gods past alleen het gebed of de getuigenis. Want ook getuigen is niet een spreken, zonder meer. Getuigen is spreken met het oog naar omhoog, met 't hart naar den Heere gewend. Getuigen is spreken, zoó, dat men niet meer is dan een instrument, dat 'door de hand des Heeren wordt bespeeld. Zoo is het geweest met een Simeon. De snaren van zijn leven waren gespannen door de stage verwachting, maar als hij het Kind Jezus in de armen heeft, dan grijpt de Heere in dit Zijn speeltuig en de heerlijke melodie van den lofzang heeft geruischt door den tempel.
De Waarheid Gods in Christus zien, dat en dat alleen is het ware Kerstfeest. Dat is niet het feest van wat gemoedelijk spreken over een kind, in een kribbe gelegd, omdat er geen plaats was in de herberg. Dat is niet het feest van veel en opgewonden spreken over Christus, dat is het feest van het zwijgen in den mensch, van het bidden en getuigen, van het stil zijn in God.
De Waarheid Gods zien in Christus, dat heeft als vrucht de blijdschap, waar de Engelen van zongen voor de ooren der herders. Dat is niet het zingen van sentimenteele versjes bij een ontwortelden, dus stervenden boom, die opgetuigd is met klatergoud. Maar dat is het staan in de blijdschap des Heeren. omdat de Waarheid Gods vrijmaakt.
De Waarheid Gods in Christus zien, dat wil zeggen alles verliezen om alles te winnen. Want Christus komt als een oordeel èn over de ongerechtigheid des menschen èn over de gerechtigheid van den mensch. Daarom : het ware Kerstfeest is het feest van den nieuwen mensch, van den wedergeborene, van hem, die in Christus heeft gevonden het nieuwe leven. Zulk een staat op den nieuwen levensbodem Christus, hij staat daar tot verbazing der beschouwers, hij staat daar tot verbazing van zichzelf. Want het kind Gods is zichzelf ten wonder. En hij of zij, die waarlijk eenmaal in den stal en bij de kribbe Gods Waarheid heeft ontmoet in Christus, hij gaat weer henen tot zijn arbeid gelijk de herders, maar hij heeft de heilige verwondering in zijn hart, dat God hem heeft willen aanzien in den Zoon Zijner liefde. Die verwondering blijft nabij, het gansche leven. Die verwondering zal haar hoogtepunt bereiken als de gekende des Heeren mag naderen voor God in het hemelsche Sion. Maar dan zal zij breken, naar buiten breken in een eeuwigen lofzang voor den troon der genade. Een lofzang, waarbij de zang der Engelen in de velden van Bethlehem in 't niet zinkt. Want de Engelen hebben slechts óver het heil kunnen zingen. Maar de verloste zondaar zingt iiit het heil. Hij zingt om Christus' wille en in Christus' kracht.
Wie kwamen, dat zetten wij boven onze overdenking, en wij hebben de herders zien komen, door Gods hand geleid ; wij hebben ook anderen zien komen naar de kribbe, door Gods hand getrokken. Maar, lezer, wat zeggen deze dingen nu tot u ? Hoe gaat gij op naar Bethlehem, hoe zïjt gij opgegaan op den dag van het feest ? Zijt gij gegaan uit traditie, omdat gij er bij zijt grootgebracht? Zijt gij opgegaan, omdat gij toch wel behoefte hadt aan ontroering, omdat gij toch het oude wondere verhaal weer wildet hooren ? Of zijt gij opgegaan, omdat de Heere u zond, omdat Gods hand u trok ? En weet: slechts deze laatste gang zal zegen wegdragen.
Nu zult gij vragen : waarbij zal ik dat weten ?
Lezer of lezeres, hoor dan de wedervraag : kent gij de benauwenis, de benauwenis onder de werkelijkheid ? Zijt gij benauwd geworden onder de werkelijkheid van de zondeschuld, die op uw schouderen ligt ? Zijt gij benauwd geworden onder den last uwer deugden ? Want dat is niet minder noodig. Zijt gij benauwd geworden in het huis uwer doode orthodoxie, waarin gij woont? Hebt gij benauwenis in dit huis.
dat gij 200 zorgvuldig hebt opgebouwd van begrippen over God en woorden over Christus ? O zeker, uw begrippen zullen wel zuiver zijn in de leer, uw begrippen zullen wel juist zijn gemeten aan den maatstaf der Heilige Schrift, maar hebt gij het al gezien dat dit huis geen schuilplaats biedt voor de eeuwigheid ? Hebt gij het al gezien dat gij de waarheid hebt, maar zonder God, en dat gij dus niets hebt ? Nog eens : kent gij deze benauwenissen één voor één of alle tezamen ?
O, dan meent gij dat er geen uitkomst is. Want de zondaar ziet geen uitkomst. Waar zal hij het moeten zoeken, die weet dat hij onbekwaam is tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad ?
En de mensch, voor wien zijn deugden zijn geworden tot een wegwerpelijk kleed, ziet geen uitkomst. Immers alle kleeren zijn hem gerukt van het lijf. Waar zal hij zijn naaktheid mede bedekken ?
En de mensch, die de doodigheid van zijn historisch geloof ziet, ziet meteen geen uitkomst meer. Want alles wat hij bedenkt, ziet hij onder het oordeel Gods.
Maar deze benauwden moeten en mogen het hooren : de Heere is doorgebroken. Gaat naar Bethlehem, daar ligt in de kribbe de Immanuël, de God met ons, de God naar ons toe.
Gaat naar Bethlehem, gaat derwaarts met uw zonde, met uw dwaasheid, met uw doodigheid. Want dat Kind in de kribbe is de openbaring der wijsheid Gods. En dat kind — de Zone Gods en de Zoon des menschen — zal het zoo straks doen uitschallen over het oppervlak der aarde : Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Gaat naar Bethlehem, niet om daar veel over Christus te spreken, maar om daar stille te zijn in gebed en getuigenis. Ja, wees daar in Bethlehem stil in God, dan zal de Heilige Geest het gebed der lofzegging u doen vloeien van de lippen, dan zal de Heilige Geest den lofzang der getuigenis doen komen van uwen mond en dan zult gij het een Simeon na mogen stamelen : Nu laat gij, Heere, uwen dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord, want mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien.

Nijverdal
Hijmans

Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's