Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke opbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke opbouw

De Christelijke Ethiek

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is het verhaal van Mozes in het boek Genesis zeer uritvoerig ten opzichte van de schepping van den mensch en de plaats waar Adam en Eva gewoond hebben, ook zegt de Heilige Schrift dan verder, dat God den mensch een proefgebod stelde.
De mensch was het voornaamste schepsel en werd door God gesteld over alles wat God gemaakt had. Hij was de oorsprong en het begin van gansch het menschengeslacht, dat uit hem zou uitgroeien in den weg van het huwelijk, met de goddelijke wet der vruchtbaarheid, daaraan gegeven. Man en vrouw zouden tot één vleesch zijn en de Heere zeide : "weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u".
Als oorsprong en begin van het menschengeslacht, als hoofd van het gansche menschengeslacht en als heer en gebieder van gansch de schepping, kwam de Heere hem nu instruëeren en onderrichten aangaande hetgeen hij te doen had.
Heel de schepping was door God geïnstrueerd. Alles was geschapen met een eigen aard en met een eigen bestemming. Alles had ook natuurwetten door God in de natuur van boom en plant, visch en vogel, ingeschapen. En zon, maan en sterren bewogen zich langs de banen, door God gesteld, liepen naar de wetten, door God gegeven. Tusschen de schepping en God bestond een overeenkomst, een verbond. De schepping eenerzijds, God anderzijds. En zoo zou de schepping, in de door God gestelde orde, haar doel bereiken. Zóó zou alles ordelijk en goed voortgaan en alles zou komen aan de bestemming, door God aan al het geschapene gesteld.
Het natuurverbond, het verbond van dag en nacht, was er. God was de ééne partij — de onbewuste schepping, ook het dierenrijk, stond als andere partij. En zoo bestond en bleef en functioneerde al het geschapene, door God gemaakt, door den Heere geïnstrueerd, door God onderhouden.
Alles was goed en ging goed. Zéér goed was alles door God gemaakt.
Natuurlijk was de schepping zelve zich van dit alles niet bewust. De Heere wist en deed alles, de schepping wist het niet.
In zooverre is er in dat natuurverbond maar één partij en dat is God, de Schepper aller dingen, Die alles doet naar Zijn souverein "vrijmachtig welbehagen en Die alles gewrocht heeft om Zijns Zelfs wil.
Gaande naar de wetten der natuur, welke van God gesteld zijn voor al het geschapene, gaat alles goed en strekt alles tot Gods eer.
Maar nu is de mensch anders geschapen dan de zon en de boomen, ook anders dan de dieren. Ook al vinden we in het lichaam van een dier o zooveel dat gelijkt op hetgeen we aantreffen in het lichaam van den mensch — toch is de mensch principieel en fundamenteel geheel anders geschapen dan het dier. De mensch is naar Gods beeld geschapen. De mensch is van Gods geslacht. De mensch is onsterfelijk. De mensch heeft lichaam en ziel. De mensch is geschapen met kennis, gerechtigheid en heiligheid. De mensch is een redelijk; "zedelijk schepsel". En daarom behandelt God den mensch, met wien Hij óók een verbond opricht en aan wien de Heere zich ook betoont te zijn de Schepper en Onderhouder aller dingen, gansch anders ; principieel anders en wordt de positie van den mensch geheel onderscheiden van al 't geschapene.
Wel stelt de Heere ook voor den mensch in alles Zijn wet, en de mensch is in alles aan die wet gebonden. Gaat het naar die wet Gods, dan gaat het goed, tot Gods eer en des menschen heil. Maar de Heere behandelt den mensch in deze anders dan de overige schepping. Wanneer de mensch, een redelijk, zedelijk schepsel zijnde, door God gesteld wordt tot hoofd en heer van de schépping, komt de Heere hem pp gansch bizondere wijize bekend maken wat zijn taak en roeping is en hoe hij zijn bestemming tot eere Gods en tot zegen voor zichzelf en voor geheel de schepping, bereiken kan.
Dat is een biizondere daad Gods en dat behoort dan ook tot de bizondere openbaring Gods. De mensch zou het immers niet geweten hebben, indien zijn Schepper en Maker hem het niet bizonderlijk had gezegd en bekend gemaakt. Vóór den val hebben we dus reeds de bizondere Godsopenbaring. Dat begint niet eerst na den val, b.v. met Genesis 3 vers 15. ..Neen, reeds vóór den val komt God tot den mensch met Zijn bizondere Godsopenbaring.
En we noemen dan met name 't proefgebod.
Een dubbele taak ontving de mensch : ten eerste om den hof van Eden te bebouwen en te bewaken ; en ten tweede om van alle boomen in den hof vrijelijk te eten, behalve van den boom der kennis des goeds en des kwaads.
Tweeërlei taak voor den mensch, die beelddrager Gods is en gesteld is tot heer van gansch de schepping. Hij zal zich eerst ten opzichte van de aarde z'n taak moeten bewust zijn. Hij moet die aarde geheel in z'n bezit nemen en die beheerschen en bewerken. Hij moet zich die aarde onderwerpen en die aarde beheerschen ; en dat in tweeërlei zin : hij moet ze bebouwen, ontginnen, er uit te voorschijn brengen al de schatten, die God tot in de ingewanden toe er voor den mensch in neergelegd en weggeborgen heeft.
Hier moeten we niet overheen lezen, alsof het hier een zaak van weinig beteekenis gold. Want hier juist vinden we de oorspronkelijke ordinantiën Gods ten opzichte van den mensch en het leven, ten opzichte van den mensch en de aarde, ten opzichte van den mensch en den arbeid, enz. God beeft den mensch niet als niets-doener en niets-nutter geschapen, maar de Heere komt hem aanstonds instruëeren aangaande den arbeid, den uitgebreiden en veelomvattenden arbeid, dien hij in dit leven op aarde heeft te verrichten. Ook als onzondig en niet-gevallen schepsel is de mensch tot arbeiden bestemd en geroepen. En wel zeer speciaal tot veelomvattenden en moeizamen arbeid. Want met de scheppingskrachten, van God ontvangen, en met de scheppingswijsheid, van den Heere verkregen, moet hij al de scheppingsgaven, door den Heere in de natuur gelegd, gebruiken. Hij moet de aarde, hij moet al het geschapene in z'n bezit nemen, hij moet alles veroveren, hij moet alles ontginnen, ailes aan zich onderwerpen, alles benutten en gebruiken, opdat zoo alles wat in de schepping door God gegeven is er door den mensch uitgehaald wordt en door den mensch gebracht wordt tot de werking en tot het doel, waartoe het van God bestemd is. Het moet tot openbaring komen, het moet aangewend, gebruikt worden. Het moet geëxploiteerd worden. En God heeft den mensch tot dat alles geschapen. De mensch mag er niet als een niets-doener, als een luiaard, in lijdelijkheid en Vadsigheid, bij gaan zitten. Hij moet werken, hard werken, overal bezig zijnde, van God daartoe geroepen en toegerust.
Hij moet de aarde zich onderwerpen, hij moet de aarde bebouwen, ontginnen, al de schatten, die God tot in de ingewanden toe er ingelegd heeft, moeten worden benut en gebruikt, en alles moet dienstbaar gemaakt worden tot Gods eer en tot des menschen heil.
Heel de schepping zou zóó in rijkdommen en schatten uitblinken in den loop der eeuwen en zóó tot geluk zijn voor het menschengeslacht.
Maar dan moest de hof ook bewaakt worden.
Want naar Gods scheppend bestel kon er iets in de schepping binnensluipen, dat gansch de schepping zou kunnen doen zuchten en kermen in benauwenis, wat voor den mensch tot een vloek en voor gansch de schepping tot een oordeel zou worden. De aarde bebouwen. Den hof bewaren.
Daarin is al aangegeven het verband tusschen zedelijke en natuurlijke feiten. Het natuurlijke wordt door het zedelijke beheerscht.
Wee ! als het geschapene verdorven werd door ongehoorzaamheid, door overtreding, door zonde. Wee, als het onwettige, het halsstarrige, het opstandige binnensloop. Dan zou er iets heiligs geschonden worden, iets teers en heerlijks breken. Dan zou alles vallen.
En de Heere instrueert den mensch in het paradijs. (Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Geestelijke opbouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's