Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Mozes' geloof.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao's dochter genaamd te worden, verkiezende liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genietingen der zonde te hebben, achtende de versmaadheid van Christus meerdere , rijkdom te zijn dan de schatten van Egypte. Want hij zag op de vergelding des loons. Hebreen 11 vers 24—26.

Bovengenoemde woorden wijzen ons op de waarheid van zijn geloof, op de heerlijkheid van zijn geloof, maar ook op de verwachting van zijn geloof.
Onder de geloofshelden, hier in dit hoofdstuk vermeld, vinden wij ook Mozes. Gij kent hem, dien Mozes uit de Heilige Schrift, als de zoon van Amram en Jochébed. Ook deze ouders hadden zich in de geboorte van een zoon mogen verblijden, ook in hun huis werd de blijde tijding vernomen : een knechtje is ons geboren ; maar ook deze ouders moesten deelen in de smarten, die de zonde in groote mate heeft teweeggebracht, want ook zij moesten aan het bevel van Pharao gevolg geven en dat kind in de rivier werpen. Doch de Heere gedacht dit kindeke, en nadat de ouders het drie maanden hadden verborgen, werd het in een biezen kistje gelegd en aan den oever van den Nijl neergezet. Onder Gods bijzondere voorzienigheid, komt daar de dochter van Pharao, Thermut geheeten, en laat het kind mee nemen naar haar huis, de zorg voor hem overlatende aan zijn eigen moeder. Het kind, zorgvuldig opgevoed zijnde, werd de moeder van haar zorg ontslagen en het werd de dochter des Konings tot een zoon, dezen noemende Mozes, de uit het water getogene. Ziet, op deze wijze is Mozes, van geboorte een arm Israëlietisch kind, door de gunst en aanneming geworden een Egyptische prins, een zoon van de dochter van Pharao. En niet alleen een zoon, maar uit kracht van het „zoon zijn", erfgenaam van haar, en derhalve van de koninklijke titels, macht en rijkdom. Een erfgenaam derhalve van al datgeen wat de wereld hoog waardeert. Hij werd aan het hof van Egypte als een vorstenzoon behandeld, en kon er genieten al wat de wereld aanbiedt, en had de schoonste vooruitzichten voor dit leven. Maar hoe groot was ook het gevaar, dat hij zich aan de ijdelheid der wereld overgaf, hoe licht had hij zijn afkomst van en betrekking tot het volk Israël kunnen verloochenen en den God der Vaderen verlaten.
Doch, er mag van hem getuigd worden, dat hij, door den Heere bijzonder bewaard, geweigerd heeft een zoon van Pharao's dochter genoemd te worden. De koninklijke dochter mocht hem als aangenomen zoon beschouwen, hij mocht als zoodanig vereerd worden, en als de later vermoedelijke troonopvolger worden beschouwd, toch verachtte hij dat alles. Hij weigerde het niet alleen met woorden, maar ook met daden. Hij wilde liever voor een Israëlietisch man gehouden worden, dan voor een Egyptische erfprins, liever voor een arm stamgenoot van het verdrukte volk van God, als voor den zoon van de hooggeëerde dochter van Pharao.
Welk een wonder van genade Gods. Hoe geheel anders is de aard van den natuurlijken mensch, deze toch haakt naar aanzien en genot. En Mozes weigerde dat, nu groot geworden zijnde. Het wordt ons nader verklaard, als Stephanus later hiervan zegt : als hem nu de tijd van veertig jaren vervuld was. Waarlijk, een omstandigheid, waarin deze geloofsdaad van Mozes op een treffende wijze openbaar wordt. Immers hij heeft deze keuze niet gedaan in zijne onmondige kinderjaren, zoodat de wereld het aan onwetendheid kón toeschrijven ; hij heeft het niet gedaan in de dagen des ouderdoms, om den dood des oprechten met een Bileam te mogen sterven ; neen, hij mocht het doen in volle bewustheid. Hij mocht door Gods genade tot die besliste keuze komen, nu groot geworden zijnde. Hij deed het in de kracht des Heeren, die den ouden mensch in hem had ten onder gebracht en Zijne vrije genade aan hem had verheerlijkt.
Maar ook in deze betuiging van Mozes komt ook de heerlijkheid van zijn geloof uit, echter niet tot roem van hem zelven, maar tot roem van Gods vrije genade, daar tooh het zaligmakend geloof een vrije gift Gods is, gewerkt door den Heiligen Geest. Hij verkoos liever met het volk van God kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben. Het volk Israël toch was het volk van God, - dat de Heere verkoren had en afgezonderd had van alle andere volkeren der aarde. Menigvuldig is het verdrukt en had zware beproevingen te ondergaan. Vooral in Egypte had het een harde dienstbaarheid te verduren, zoodat het een arm en verdrukt volk was. Het zweette daar als in een ijzeren oven, gekluisterd liggende in een geweldige slavernij. De Egyptenaren maakten alzoo hun leven bitter, en de ware kinderen Abrahams hebben het toen ook moeten ervaren, dat zij door vele verdrukkingen moesten ingaan in het Koninkrijk Gods. En nu, hun stamgenoot Mozes verkoos liever dit mede te lijden, dan een tijdlang de genieting der zonde te hebben.|Tweeërlei toestand zag zijn oog : Aan de ééne zijde de wereld met hare lusten, Egypte en het koninklijke hof, en de verleidingen tot zonde, aan de andere zijde de versmaadheid van het verdrukte volk van God. Rondom hem dus de dienst der zonde, waarheen het booze hart neigt en waartoe Satan lokt, zooals daar getuigd wordt : voor een tijd de genieting der zonde te hebben. Een genieting alzoo, die zondig is, omdat deze in verband staat met de begeerlijkheid des vleesches, de begeerlijkheid der oogen en de grootschheid des levens. Een tijdelijke genieting, die slechts zóó lang duurt, als de zonde bedreven wordt, maar daarna veroorzaakt wroeging des gewetens, en een knagende worm aan de ziel, die nooit sterft, een  genieting, die niet bij machte is, de ziel te verzadigen. En hoewel Mozes zag, dat het volk Israël zwaar verdrukt werd, en hoewel hij vooruit kon zien, dat indien hij hei voor zijn volk opnam, hij met hen vervolgd zou worden, zoo achtte hij door Godsgenade de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten van Egypte. Dat men het volk smaadheid aandeed, deed men hun Koning aan, want de smaadheid des lichaams is tegelijk de smaadheid van het hoofd. En toch achtte Mozes die meerdere rijkdom te zijn, dan alles wat Egypte aanbood. De door de Egyptenaren versmade Koning, was door genade zijn Koning geworden, dien hij wenschte te dienen. En opdat hij, door een oprecht geloof aan Hem verbonden, in de kracht zijns Heeren staande zou blijven, en in s Heeren gunst mocht blijven deelen, opdat hij, terwijl zijn oog naar Boven gericht was, niet door het gedruisch der wereld, noch door het lichtzinnig en heidensch hofleven, noch door het gezelschap met ongeloovigen tot wankelen in zijn geloof zou worden gebracht, zoo heeft hij, door Gods kracht kennelijk ondersteund, alles blijmoedig verlaten. Hij heeft dat alles schade mogen achten, opdat hij maar Christus mocht gewinnen. Hij koos liever, als een ware nakomeling van Abraham, met 't volk Gods kwalijk behandeld te worden, liever arm te zijn, dan met de Egyptenaren rijk, liever met den Heere veel te ontberen, als met Egypte overvloed te hebben. Hij koos liever versmaadheid te deelen, en om 's Heeren wil bittere ellende te ondergaan, dan te leven te midden van de uitgietingen der zonde en ongebondenheid. Het laatste was tijdelijk, terwijl de schatten des Heeren de eeuwigheid verduren.
En hoe kwam Mozes nu tot zulk een keuze ? Door het geloof. Ja, door het geloof zag hij den Onzienlijke en mocht deel krijgen aan de schatten, door zijn Koning verworven. Door het geloof heeft hij deel gekregen aan de gerechtigheid en de onwaardeerbare verdiensten, door zijn Heere verworven. Door het geloof mocht hij de versmaadheid van Christus verdragen en werd hij inwendig versterkt en vertroost door de vergeving der zonden, door Hem aangebracht. Daardoor was hij met Christus nauw vereenigd, als de rank met den wijnstok, en genoot hier bij aanvang een zaligheid en heerlijkheid, verre verheven boven alle aardsche gunst en genot, ja werd tot een geestelijk koning en priester verheven. Was het dan te verwonderen, dat deze heerlijkheid hem aardsche heerlijkheid deed vergeten, en hij, groot geworden zijnde, door Gods genade, al het andere schade heeft leeren achten ?
Is dat ook, door genade, onze keuze geworden ? Hebben ook wij die taal leeren spreken ? Is ook ons oog, gericht op de goederen van het geestelijk Koninkrijk ? Is men door genade reeds een reiziger geworden naar Sion ? Mag men met Mozes zeggen . dat volk is ook mijn volk ? Ach ! in onzen ouden natuurstaat verstaan wij die taal niet Dan is het hart geneigd tot het aardsche en wereldsche. En toch, wat is het aardsche en wereldsche in vergelijking van de hemelsche schatten en geestelijke zegeningen ? Bedenke men wèl, dat wie een vriend der wereld is, een vijand Gods is. Moge deze gedachte tot een ernstig zelfonderzoek leiden.
Maar ook spreken de laatste woorden van den tekst uit, de verwachting van zijn geloof: want hij zag op de vergelding des loons. Hij zag, zoo staat er op een andere plaats, op de vergelding der erfenis, op die stad alzoo, die fundamenten heeft, welker kunstenaar en bouwmeester God de Heere is. Op dat heerlijk genadeloon zag hij als de schat der erfenis hetgeen Gods volk is toegezegd, en in de hemelen voor hen bewaard wordt. Het bestaat hierin, dat God de Heere, de Eeuwige en Volzalige, de beminnenswaardige Koning zich met den.geheelen rijkdom Zijner genade aan dezulken rijkelijk te genieten geeft in Zijnen Zoon Jezus Christus. Een vergelding, die onvergelijkelijk is, om welke Mozes in den dienst des Heeren, die hem had uitverkoren om Zijn Naam te dragen voor Israël, gaarne smaadheid wilde lijden, omdat zijn oog geopend en verlicht door den Heiligen Geest, de heerlijkheid mocht zien, die in 's Heeren dienst gelegen was. Op die genadebelooning zag hij, evenals ook tot een Abraham gesproken werd : Vrees niet. Abraham : Ik ben u een schild, een loon zeer groot. Ja, hij zag daarop met het oog des geloofs ; hij verheft zich op de vleugelen des geloofs opwaarts, zelfs boven zon, maan en sterren ; ja hij klom op den geestelijken ladder Jacobs tot in het binnenste van den derden hemel, zich zelven voorstellende, de heilvolle goederen voor Gods volk daar weggelegd, die geen oog heeft gezien, en geen oor heeft gehoord. Dat alles gaf hem vertroosting en sterkte in de loopbaan, hem voorgesteld, en deed hem in de kracht en mogendheid zijns Heeren alle moeilijkheden verdragen, opdat hij het dierbaar kleinood mocht gewinnen, dat in 's Heeren geloofsgemeenschap genoten wordt. Hij weigerde een zoon van Pharao's dochter genaamd te worden, opdat hij een erfgenaam des eeuwigen levens mocht worden.
Ziet, van dien verkwikkenden voorsmaak van die genadebelooning wist hij bij ervaring te spreken. De Heere liet hem meermalen Zijne heerlijkheid zien. Hij liet hem plukken niet alleen van de bezien van den aardschen wijngaard, maar ook meermalen van die van het hemelsche Kanaan. Hij leidde hem meermalen aan de zeer stille wateren, op de kruin van den geestelijken berg Nebo, waar de Heere hem de gelukkige aanschouwing vergunde van het beloofde land in den hemel, en hem daarin de beken en heuvelen toonde, die overvloeien van melk en honig, en die vol zijn van de kostelijke vruchten der goddelijke genietingen.
Op dat alles ziende, wordt hier dan niet wederom bevestigd, dat dat volk gelukkig is hetwelk het geklank des Heeren mag kennen. Maar ach, de mensch van nature kent het niet. Wanneer hem de keuze van Mozes voorgesteld wordt, verwekt het bij hem tegenzin, ja, zelfs een spotlach. Ach ! hij is een beminnaar van het aardsche, hij haakt naar de genietingen, die de wereld geeft, en is een dienaar der zonde, en hij bedekt gaarne de ledigheid des harten, door telkens nieuwe genietingen te begeeren. En toch, tevergeefs roepen die genietingen van vrede, terwijl er groot gevaar is, en welhaast zal men het ondervinden, indien er niet hartveranderende genade gekend wordt, dat een leven te midden van het aardsche en wereldsche een vreeselijk einde na zich sleept. Och, dat men nog tot inkeer kwam in dezen zijn rampzaligen toestand ! Dat de Heere het oog er voor opene, en de overdachte waarheid nog oorzaak werd tot verootmoediging voor den troon der genade.
Maar er zijn er wellicht ook, die uiterlijk ingetogen leven, en die een afkeer hebben van een losbandig levensgedrag. Voorzeker is het prijzenswaardig, maar meent gij daarmede voor een Heilig God te kunnen bestaan, dan zult gij bedrogen uitkomen. Immers, gij vreest die ongebondenheid wellicht uit kracht van opvoeding, of uit schaamte, of om de vreeselijke gevolgen, die zulke zonden hier dikwijls reeds op aarde na zich sleepen. Toch trekt het onwedergeboren hart naar het aardsche, naar zingenot, naar de bekoring, die van de wereld uitgaat, naar den geest dezer eeuw. En toch, is het feitelijk dan toch niet een dienen der wereld, ook met al de uiterlijke deugdzaamheid ? Zoudt gij er wèl voor den Heere afstand van willen doen, en met een Mozes met Gods verdrukte volk kwalijk behandeld willen worden ? Ach neen. Gij kent de besliste keuze niet, gij zijt vreemd aan hartveranderende genade. Och ! bedenk het : dat wie een vriend der wereld genaamd wil worden, een vijand Gods is.
Neen, onder welke godsdienstige vorm het zich ook moge openbaren, indien daar geen verbreking door Gods genade met de wereld heeft plaats gevonden, dan is men niet tot de besliste keuze gekomen, en daarmee staat men buiten het koninkrijk Gods. Och ! dat men het leere kennen, dat men zich zelven buiten Christus niet anders kan beschouwen dan een doodschuldig zondaar, die onder den vloek der wet ligt. Buiten Christus kan men dien grooten genaderijkdom niet erkennen, die in staat stelt om aan de wereld den scheldbrief te geven.
Maar aan de andere zijde, hoe meer gij onder het licht des Heiligen Geestes de grootheid uwer zonden ziet, hoe meer zij u moge uitdrijven tot den Christus, om al de zonden op Hem als op dat geslachte Lam Gods neder te leggen en u op Hem te verlaten. Dit is zeker, wanneer de Heere door den Heiligen Geest de blinde oogen geopend heeft, en u uw groot gemis doet beseffen, en gevoelen, dan is het met den zoogenaamden vrede daarbinnen in u uit, dan wordt uw wereldlievend hart u tot een last, dan is daarbinnen een strijd opgewekt, en kan men den vorst dezer eeuw niet meer dienen. Dan maakt het uwe smart uit voor den Heere, dat gij maar niet los kunt worden om in de wereld winst te zoeken, die zeker bedriegt. Maar al de genoegens, de schatten, de lusten der wereld kunnen dan niet meer uwe ziel bevredigen. Dan begint dat begeerig zoeken, dat bedelend smeeken om den Heere, om Zijn heil alleen. Dan wordt het een worstelen voor den troon der genade, om door de almachtige kracht des Heeren verlost te mogen worden van de boeien der zonde. Gij klaagt u dan als een weerbarstige, als een snoode overtreder bij den Heere aan en legt uw gansche hart voor hem open. Uw zonde drukt uw schouders naar beneden, en naarmate de zonde drukt, naar die mate nemen de geestelijke worstelingen toe ; het wordt een dringend smeeken om met de gerechtigheid van Christus bekleed te mogen worden ; dan wordt de hartgrondige bede gehoord : Heere ! ik laat U niet los, tenzij Gij mij zegent. Is de keuze van Mozes bij aanvang door Gods genade de uwe geworden, dan kan het niet anders of de wereld zal, onder de leiding des Heiligen Geestes, meer en meer hare aantrekkelijkheid verliezen.
Gezegend zij, die door het geloof mogen zien op wat voor het natuurlijk oog onzienlijk is, n.l. op dat goed, dat de Heere heefl weggelegd voor die Hem vreezen. Het zien daarop geeft troost bij de donkerheden op den weg, het sterkt den pelgrim bij het genieten van de eerstelingen. Waar de kruimelen zoo heerlijk zijn, wat zal dan de spijze zélve zijn. Het geloofsoog ziet bij wijle dat land, als overvloeiende van melk en honig. Heerlijk, een verwachting! Maar ook duur de roeping.
Liever arm, dan onder Jezus, rijk aan pracht en heerlijkheid.
Liever krank, dan zonder Heiland, frisch den ganschen levenstijd. Ja, veel liever nooit geboren,dan van dezen Vriend ontwend.
Alle lust, om Hem verloren, wordt gewin, als men Hem kent.

Wezep.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's