Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Lijdensprediking.
Pas hebben we Kerstfeest gevierd. Nauwelijks is de nagalm van het lied der Engelen, in de velden van Bethlehem-Efratha gezongen, verstomd. En ziet, daar zijn de lijdensweken reeds, met de lijdensprediking, om ons te spreken van den Man van smarten, uitnoodigend Hem te volgen op Zijn doornig smartenpad, en daar te aanschouwen wat Hij voor zondaren heeft volbracht ter hunner verzoening en verlossing en zaligheid.
Met den vuurdoop van Gods toorn wordt Hij gedoopt. Hij laat Zijn ziel uitstorten in den dood.
En Jesaja, de Evangelist van de Oude Bedeeling, roept Sion toe: „door Zijne striemen is óns genezing geworden". Wat het Avondmaalsformulier overneemt, om de gemeente van Christus telkens te brengen bij brood en wijn, ter gedachtenis van Zijn lijden en sterven en ter vertroosting van 't moegestreden zondaarshart, dat begeerig en geloovig naar Hem mag uitzien. Die vrede werkt door Zijn zoendood.
Laat ons mee neerzitten onder de schaduw van het Kruis, dat de levensboom is geworden, waarvan de vruchten zijn vrede en barmhartigheid, voor een iegelijk die gelooft !
Dan zal ons niet genoeg zijn, dat een traan uit onze oogen geperst wordt, dat wij bewogen worden in ons gemoed van medelijden. Dan geldt ook voor ons 't woord : „Ween niet over Mij, maar ween over uzelf en over uwe kinderen" !
Maar wanneer door Gods genade onze zonden ons van harte leed mogen zijn en we mogen verstaan, dat het onze zonden zijn, die Hem doen lijden, dat het ónze schuld is, die Hem zwaar doet gaan onder den last van Gods toorn, dan wil de Heere nu spreken van het heil, voor Sion bereid. Het moeten onze zonden worden, die Hem het kruis op de schouders leggen, die Hem doen hangen aan het vloekhout, tusschen twee moordenaren. Dan wordt de poorte der gerechtigheid hier geopend. Dan wordt een paradijs toegezegd aan een overtreder, die des doods waardig is. Dan wordt Jezus' spotkleed het witte kleed der gerechtigheid, om zondaren te sieren met een Koningsmantel.
Dan daalt vrede neder in onze ziele door Zijn volbrachten arbeid. Zalig het volk, dat het geklank kent.

De armoede van het Modernisme.
Indien het bericht, dat in de couranten den rondgang doet, waar is, dan zijn er in het kleine dorp Noordbroek, gelegen in de provincie Groningen, van de 2100 inwoners niet minder dan 1700, die bij de laatste volkstelling hebben verklaard, tot geen Kerkgenootschap te behooren. Dit zal wel beteekenen, dat deze menschen, althans voor verreweg 't grootste gedeelte, godsdienstloos willen beschouwd worden. Dat wil zeggen, dat zij van de hoogere dingen niet willen weten. Dat zij dus leven bij de spreuk : „Laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen zijn we dood".
Dat hieraan het Modernisme, met zijn vele ontkenningen aangaande het Woord des Heeren en den Christelijken godsdienst, mee schuldig staat, mogen wij veilig zeggen. Het Modernisme toch verwijst den mensch altijd weer naar zichzelf, naar de dingen die beneden zijn, naar het tijdelijk goed. En is onafgebroken voortgegaan met de loochening van de vastigheden der Christelijke religie. Het heeft scheefgetrokken wat ons aangaande tijd en eeuwigheid, leven en sterven, in Gods Woord is geopenbaard. Niet het minst is geloochend, wat ons in Jezus Christus, den Heiland der wereld, den Verzoener onzer zonden, den eenigen en algenoegzamen Zaligmaker, waarachtig God en waarachtig en rechtvaardig mensch zijnde, van God is geschonken, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, het eenige noodige zal bezitten en het eeuwige leven zal beërven.
De ontzaglijke scheiding tusschen den mensch en God, de vreeselijke breuk tusschen het schepsel en den Schepper, is bij voortduring verdoezeld, tegen gesproken, geloochend. En men heeft niet opgehouden de Christelijke grondslagen van ons leven te ondermijnen, om daarbij in te dragen de verschrikkelijkste anti-christelijke beginselen. Als verleiders zijn de profeten van 't Modernisme rondgegaan en hebben den volke een ander koninkrijk gepredikt dan waarvan Jezus Christus de getrouwe Getuige en het verheerlijkt Hoofd is. Daarbij heeft men het Evangelie Gods veranderd, de wijsheid Gods dwaasheid noemend. En zich ergerend aan de prediking des Kruises, hebben ze hun eigen dwaasheid aangeprezen als de hoogste wijsheid. Als vijanden van het Kruis van Christus, loochenend de verzoening van onze zonden door des Middelaars bloed, hebben ze het volk opgeroepen in vijandschap op te treden tegen de Kerk van Christus en Zijne heilige instellingen te verachten en te vertrappen. Zij zijn geweest predikers van den haat en hebben zich niet ontzien om de wateren huns toorns met verbolgenheid en zeldzame volharding uit te gieten over hetgeen den Christen door alle eeuwen heen Hef en dierbaar is geweest. Wat Christus ons geleerd heeft en wat de Zoon des Vaders ons gebracht heeft, heeft het Modernisme aan ons volk willen ontrooven, en velen, die de profeten der „verlichting" hebben vertrouwd en zijn gevolgd, zien zich nu beroofd van hetgeen ons als eenige troost beide voor leven en sterven, door Gods eeuwige barmhartigheid in Jezus Christus is geopenbaard.
Men heeft ons volk willen berooven van den Bijbel, in Kerk en school en maatschappij en in den Staat ; men heeft geloochend den Christus Gods, die de Christus der Schriften is en door God ons tot verzoening van onze zonden is gegeven. Men heeft gestreden, zonder vertraging, zonder medelijden, tegen de Kerk en alles wat met die heilige instellingen Gods verbonden is. En nu staan duizenden zonder Bijbel, zonder Christus, zonder Kerk, zonder God, zonder hoop. En bij de volkstelling gaat men er trots op, met vaste hand en niet zonder brutaliteit, op de officiëele biljetten in te vullen : wij behooren tot geen Kerkgenootschap. Waarbij niet zonder ijdele vreugd gedacht en gezegd wordt: wij en onze kinderen, wij hebben afgerekend met God en goddelijke zaken. De hemel is onbewoonbaar verklaard. God is dood verklaard. Het leven wordt ingericht naar eigen lust en begeerte. Eten, drinken en vroolijk zijn is de dagorde. Van het sterven wordt brutaal getuigd : doodgaan is angstig, maar na den dood is het uit,
Vreeselijke werkelijkheid, als vrucht mee van het Modernisme.
En de noodlottige gevolgen zijn te zien in de Kerk, in het gezin, in de school, in de maatschappij, in den Staat.
Dat de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus Zich over ons land en volk ontferme en er een Geest van bekeering mag komen, met heilzame vruchten voor velen !

De actie van het Modernisme.
Wij nemen maar een voorbeeld. En dan gaan we naar Noord-Holland, boven 't IJ. Dan gaan we naar Alkmaar. Op 4 en 5 November 1930 moesten door de stemgerechtigde leden der Ned. Hervormde gemeente 18 leden voor het Kiescollege gekozen worden', wegens periodieke aftreding en ter aanvulling van vacatures. Door de stemgerechtigden werden 2136 geldige stem men uitgebracht. Hiervan waren 775 stemmen voor de orthodoxe candidaten en 1361 stemmen voor vrijzinnige candidaten. In Alkmaar staat het dus niet zoo, dat de Modernen zeggen : wij hebben met de Kerk gebroken. Tegenover de Orthodoxen maken de Vrijzinnigen zelfs geen slecht figuur, als het aankomt op belangstelling voor en liefde tot de Kerk. De stembusstrijd bewijst dat er warme belangstelling is.
Evenwel is het blijkbaar een eenigszins verdachte belangstelling en een liefde voor de Kerk, waarvoor men bang zou worden.
Want wat blijkt overduidelijk? Dat de Vrijzinnigen in Alkmaar wel opgetrommeld worden en ook nog wel bereid zijn om eens per jaar aan den kerkelijken stembusstrijd mee te doen. Maar overigens laat de Kerk hen koud en worden de godsdienstoefeningen, waarin moderne leeraars voorgaan, verzuimd. Zij gaan week aan week de Kerk voorbij en weigeren hun belangstelling te toonen. Het is hun de moeite niet waard om naar Gods Huis te gaan, om onder de prediking neer te zitten, om aan de bediening der Sacramenten deel te nemen. De Kerk laat hen koud, ze zijn totaal onverschillig. Eten, drinken en vroolijk zijn is hun levensleus.
Deze dingen zijn helaas.! werkelijkheid. Ze zijn met cijfers te bewijzen. Ook verleden jaar hebben we hier de aandacht op gevestigd. En hoewel alles duidelijk sprak, heeft heel de modern-kerkelijke pers gezwegen in alle talen. Men kon blijkbaar geen enkel tegen-argument inbrengen en geen enkel woord tot zelfverdediging schrijven. Ook stilzwijgen is soms veelzeggend en buitengewoon welsprekend !
In Alkmaar zijn het de orthodoxen, die de kerken vullen en door hun gaven ook de collectezakjes. Bij de moderne predikanten zijn de kerken ledig en de collecten pijnlijk armoedig.
We doen een enkelen greep en vermelden enkele cijfers. De collecte voor de Zending (.Pinkstercollecte) bracht op ruim 400 gulden. Hiervan werd door de orthodoxen ruim 372 gulden geofferd ; bij de moderne predikanten werd ruim 28 gulden gecollecteerd. Dat is 93% van rechts.
Voor 't Bijbelgenootschap werd ruim 75 gulden bij rechts en 19 gulden bij links gecollecteerd. Dat is 80% bij de orthodoxen. Voor het Zuiderzee-fonds werd door de rechtzinnigen ruim 91 gulden gegeven, bij de vrijzinnigen ruim 34 gulden. Dat is 73% van rechts. Voor het predikantsweduwenen weezenfonds werd rechts 237 gulden gegeven, bij de modernen 157 gulden. Dat is 60% voor rekening van rechts. Voor de Emeriti collecteerde men bij den rechtzinnigen predikant 124 gulden; bij de vrijzinnigen offerde men 63 gulden. Dat is 75% bij rechts. Voor het Restauratiefonds collecteerde men ruim 696 gulden bij rechts ; bij de vrijzinnigen werd even over de 156 gulden gecollecteerd. Dat is 81% voor rechts.
Eigenlijk behoeven we niet verder te gaan. Deze cijfers spreken immers overduidelijk. Maar wanneer deze bedragen nog nader worden belicht, zooals geschiedt in „Ons Maandblaadje". Orgaan voor het-Gemeente-en Vereenigingsleven der Orthodox-Hervormden te Alkmaar, door ds. H. J. Hak, aldaar, dan blijkt bovendien, dat bij rechts vooruitgang is, terwijl de belangstelling bij links daalt. We hebben maar te wijzen op hetgeen voor het Restauratiefonds bij schaalcollecte en ook voor de Zending, ook bij de Oudejaarsavondcollecte gegeven wordt. Ds. Hak schrijft : „Alles te zamen genomen kunnen wij zeggen, dat rechts, wat het directe kerkelijke leven betreft, zonder twijfelde geestelijke en financiëele leiding heeft".
Om nog enkele dingen te noemen. De Heilige Doop werd bediend aan 53 kinderen en 28 volwassenen. In 1929 waren die getallen 42 kinderen en 22 volwassenen. Er is dus een beduidende vooruitgang, en rechts had 74% dopelingen. 't Heilig Avondmaal had in 1930 zeven maal plaats, waarvan bij rechts zesmaal en links eenmaal. (Goede Vrijdag).
Laat ons nu nog even terugkomen op den stembusstrijd. Waar zijn die 1361 vrijzinnige stemmers in de vrijzinnige godsdienstoefeningen ? Men zegt links wel : „het zit niet in het naar de kerk gaan". Maar wij zouden willen vragen : „Zit het dan in het niét naar de kerk gaan ? " En wat doen die niet naar de kerk gaande vrijzinnigen bij de stembus ? Wat het laatste betreft, moet helaas gezegd worden dat zij warmloopen voor een strijd, die aan de rechtzinnigen den oorlog aandoet en het gruwelijkst onrecht helpt bestendigen. Dit willen we nog met een paar voorbeelden bewijzen.
Al sinds jaren was er nog één orthodoxe ouderling en één diaken van rechts. Toen de orthodoxe ouderling wegens hoogen leeftijd en voortdurende ziekte bedankte, werd door de vrijzinnigen in het Kiescollege iemand' van links in zijn plaats benoemd. Er bleef dus over: één orthodoxe diaken I Toen ook deze in 1930 bedankte, werd door de vrijzinnigen wel een orthodoxe gekozen, maar een door hen zelf ge­stelde candidaat, met welbewuste en absolute negeering van den candidaat, door de orthodoxe Kiesvereeniging in de genoemde diaken-vacature gesteld. Dat al de orthodoxe ouderlingen en diakenen er in den loop der jaren zijn uitgestemd, werd een gewoon verschijnsel. Dat de eenige overgebleven orthodoxe ouderling, die bedankte, ook door een vrijzinnige werd vervangen, gaf nog méér te denken. Maar dat geval met de verkiezing van dien diaken, dat was iets nieuws. Het antwoord van de vrijzinnigen luidde, op de klacht der Orthodoxe Kiesvereeniging : ,,Het is voldoende bekend, dat bij ons de belangen der rechtzinnigen veilig zijn !"
Die veiligheid kan uit het volgende blijken. De 6 kerkvoogden zijn allen vrijzinnig. Van de 12 notabelen zijn 2 orthodox. Van de 24 ouderlingen en diakenen is één diaken orthodox. Van de 84 leden van het Kiescollege zijn 3 orthodox, en wel twee van de vier predikanten, benevens één diaken. 'Hoe „veilig" de belangen der rechtzinnigen in de handen van de vrijzinnigen zijn, is nu wel duidelijk ! Mocht iemand zeggen, dat er van de vier predikanten toch twee rechtzinnig zijn, wat als een gunst van de vrijzinnigers te beschouwen, dan zou het niet ongegrond zijn, met ernst te zeggen, dat de vrijzinnigen er zelf van overtuigd zijn, dat twee modernen in Alkmaar méér dan genoeg zijn, omdat de vrijzinnigen de Kerk voorbij loopen en er voor bedanken mee de financiëele lasten te dragen. De rechtzinnigen zijn het, die „zonder twijfel de geestelijke en de Financiëele leiding hebben".
Dat de vrijzinnigen de heerschappij voeren, steunende op de massa, die de Kerk voorbij loopt, die rechts noch links is, geeft hun "rechten", die zeer aanvechtbaar zijn, die niet zedelijk verkregen zijn. Het geeft de heerschappij van het getal, dat voor de overwinnaars een schande is. Onder die omstandigheden op de meest krenkende wijze het gruwelijkst onrecht te plegen, te bestendigen en te verzwaren, maakt de zaak nog erger.
En dan trekt een man als ds. Baar, van Alkmaar, er nog op uit om b.v. in een gemeente als Landsmeer, bij de kerkelijke verkiezingen, de z.g.n. vrijzinnigen op te zetten de rechtzinnigen uit den kerkeraad en de colleges te werpen ! terwijl het onder de rechtzinnige prediking en het rechtzinnig beheer veel, véél beter gaat, dan wanneer de vrijzinnigen de baas zijn en de Kerk voorbij loopen !
De armoe van het Modernisme blijkt ook bij al hun actie.
Het is om te heerschen, in de gemeenten, in de Classicale Vergaderingen, in de Provinciale Kerkbesturen, in de Synode.
Om zoo de Kerk uit handen te houden van de rechtzinnigen.
En de Kerk te doen verkommeren in de kou van het Modernisme.

Eigenaardige polemiek en waardeering.
„De Heraut" en „De Standaard" beide van kerkelijk-Gereformeerde kleur, liggen voor ons. Ds. Lindeboom, Geref. pred. te Amsterdam — en dus niet prof. Lindeboom, modern theoloog — bespreekt ons stukje over Curacao in „De Heraut". De Kerknieuwsschrijver heeft het in „De Standaard" over ons artikel, geschreven bij gelegenheid van het 25-iarig bestaan van onzen Gereformeerden Bond, op 8 Febr. j.l.
Om bij de "eigenaardige" waardeering te beginnen in „De Standaard". Van ons stemmingsartikel, van behoorlijke lengte, in „De Waarheidsvriend" geschreven, worden enkele zakelijke dingen overgenomen. En van onze beschouwingen wordt dan alleen d i t geciteerd : „weinig hebben we kunnen doen ter bereiking van ons doel".
Wat moeten de lezers van „De Standaard", wat moeten de leden van de Gereformeerde Kerken, die alleen „De Standaard" lezen, wel een indruk krijgen van onzen Gereformeerden Bond, die nu 25 jaar bestaat.
Een Kerknieuwsredacteur moest anders weten te praten met z'n lezers !
En nu „De Heraut". Daar wordt door ds. Lindeboom, van Amsterdam, over onze beschouwing inzake de dingen, die er daar op kerkelijk terrein te doen zijn, gehandeld. Dat is z'n recht. Natuurlijk.
Maar als wij nadrukkelijk zeggen, dat wij het over Curacao willen hebben en zelf verklaren, dat wij 't over de bizondere omstandigheden daar willen hebben en natuurlijk niet handelen over Nederland ; dan gaat ds. Lindeboom niet alleen toch over Nederland handelen en over Nederlandsche toestanden en verhoudingen, wat al heel wonderlijk aandoet, als men dat leest; maar veel erger vinden we, als ds. Lindeboom ons dan maar tegelijk in de schoenen söhuift, wat volstrekt onwaar is. Want hij zegt: „In eigen land ijvert ds. Van Grieken voor Gereformeerde prediking, ook in plaatsen, waar de Hervormde gemeente door Confessioneele predikanten wordt gediend, enz."
Wij vinden het al jammer, dat ds. Lindeboom in „De Heraut" er de Hervormde Kerk en toestanden in Nederland bij haalt ; maar wat wij 't meest betreuren is, dat hij dan blijkbaar over de Hervormde Kerk, en met name over den Gereformeerden Bond, en speciaal over ds. Van Grieken schrijft, als een blinde over de kleuren.
Waarom moesten deze dingen er met de ooren bijgesleept worden?
En waarom moet men dan leugenachtige dingen er tusschen gooien ?
Jammer — dat we toch zoo zelden rustig en zakelijk spreken kunnen met elkaar.
Eigenaardige waardeering. Eigenaardige polemiek. Jammer.......

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's