Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

De christelijke ethiek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de scheppingsgeschiedenis moeten we telkens terugkomen. Daar leeren we kennen wie de mensch is, vanwaar hij gekomen is, wat zijn aard en wezen is, wat zijn levensroeping en levensbestemming is, wat zijn levenservaring en levensgeschiedenis is.
Natuurlijk wordt alles anders voor diè menschen, die beginnen met de eeuwige stof en dan den mensch laten evolutioneeren uit een lagere wereld, uit visch of aap. Dan beginnen we in een lagere „wereld en we komen na miljoenen jaren in een hoogere wereld en als de wereld nog duizenden en miljoenen jaren bestaat, zal straks de Konlngsmensch, de ideaalmensch op aarde wandelen en het zal een paradijs hier beneden zijn. Dan is alles zóó ontwikkeld en vervolmaakt, dat het een lust zal zijn om te leven en alles zal oorzaak te over geven om het hoogste lied van blijdschap uit te jubelen.
Dan is er geen God. Dan is er ook geen sprake van zondeval. Dan is er ook geen verlossing in den weg der schuldvergeving om des Middelaars bloed. Dan is Jezus er óf nooit geweest, öf Hij is slechts een leeraar en voorbeeld tusschen andere leermeesters en andere voorbeelden. Dan is alles stof en kracht en de mensch maakt z'n eigen wetten, stelt z'n eigen levenswijze, maakt z'n eigen moraal, bepaalt zelf wat goed en niet goed is, wat plicht is en wat verboden is. Geen God en geen meester. Want heel het leven is losgemaakt van God. De mensch is zelf heer en meester.
Zoo is de Westersche cultuur bezig zich zelf te helpen. Zelf geeft men wetten en voorschriften, zelf heeft men een bouwen een reisplan. Het leven moet absoluut gescheiden zijn van God. En van een God, Die Schepper en Onderhouder aller dingen is, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft en Die alle menschen komt binden aan Zijn getuigenis om ze licht te geven en waarheid te leeren en wijsheid te schenken en te leiden op het pad des levens en der zaligheid in Jezus Christus — van zoo'n God, van zoo'n Woord, van zoo'n Heiland is absoluut geen sprake. God is niet de Schepper en God is niet de Herschepper. De schepper is de mensch en de herschepper is óók de mensch. En zoo is de mensch de autoriteit die de wet stelt en de ordeningen aangeeft.
Dat is de torenbouw van Babel der Westersche cultuur.
Het Deïsme heeft ons dat met name weer geleerd. De loochening van God was niet bruut en radicaal. Men noemde het denkstelsel zelfs naar God (Deus), Maar als de schepping zóó schoon gedacht werd, dat zij als een uurwerk door eigen ingeschapen kracht loopen kon, was dat tegelijk om God non-actief en den mensch heer en meester te maken. De mensch moest onafhankelijk van God komen te staan. Laat God dan maar in den hemel baas zijn, als de mensch hier op aarde maar mag zeggen, wat hem behaagt en mag doen, wat hem belieft (Napoleon). God werd dus niet geloochend. God, deugd en onsterfelijkheid, bekende trias (drietal) — werden aanvaard. Erkennen dat er een God is, deugdzaam leven — dan komt het verder wel terecht, ook voor het leven na dit leven (als 't er is). Niet ruw God loochenen, fatsoenlijk leven, rustig sterven. God bemoeide zich dan niet met den mensch (God kan zich toch overal niet mee bemoeien, zegt men) en de mensch bemoeit zich niet met God (z'n eigen lust volgend en z'n eigen weg gaande). Het leven was zoo geheel tot des menschen beschikking en de mensch beheerschte alles door zijn oppermachtige rede. Wat de rede, het verstand (de ratio) des menschen kon verwerken, werd aangenomen en overigens liet men alles links liggen. Daarbij bouwde de mensch zijn zedelijk leven geheel uit zich zelf op, uit eigen kracht en hield er dan ook een onafhankelijke moraal op na. De godsdienst en de moraal is des menschen ; de eeredienst en het zedelijk leven moeten door den mensch ingericht en geregeld worden; practisch leeft men atheïstisch, zonder God, en omdat men zelf heer en meester is zal straks het komend paradijs ook tot roem van den mensch zijn. Het liberalisme heeft ons dat geleerd, het socialisme heeft het rood onderstreept, en het bolsjewisme zet er twee strepen onder. De godsdienst, de eeredienst, de moraal van den mensch, waarbij men triumfantelijk zegt: de aarde is des menschen, de wereld verheuge zich !
De Christen spreekt hier anders.
God is de Schepper, de mensch is schepsel. En nu moet God Zich niet voegen naar den.mensch, maar de mensch moet zich voegen naar God.
Daar staat de eerste mensch voor Gods aangezicht. En dan stelt God de wereldorde en geeft den levensregel. Voor alles stelt God Zijn ordeningen, voor zon, maan, sterren, voor al het geschapene, niet het minst voor den mensch. En de mensch als redelijk, zedelijk schepsel wordt door God in een verbond opgenomen, opdat hij God zou liefhebben, aanbidden, dienen en zoo het eeuwige leven beërven.
De bestemming van den mensch was : om door vrijwillige gehoorzaamheid in de verheerlijking van zijn Schepper het hoogste goed te vinden en het eeuwige leven te beërven.
Dat God verheerlijkt zou worden — is het groote doel van de schepping. Spr. 16 vers 4: „De Heere heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil".
Dat God verheerlijkt zou worden door den mensch — was de bestemming des menschen en het bizonder doel Gods. Om den mensch was het Hem vooral te doen, wijl de mensch geschapen is naar Gods beeld. En als zoodanig wordt hem door God een gebod gegeven, opdat hij, gehoorzaamheid loerende, zou opklimmen van reinheid tot heiligheid en het eeuwige leven zou beërven.
In deze vrijwillige gehoorzaamheid valt het geluk van den mensch met de eer vanGod samen. Maar dan moet het ook vrijwillige gehoorzaamheid zijn bij den mensch en moet hij vrijwillig openbaren, dat het zijn lust is om met gansch zijn hart en met geheel zijn ziel en met alle krachten God lief te hebben.
Dat brengt mee, dat de naar Gods beeld geschapen mensch kon zondigen. Als zedelijk verantwoordelijk wezen was de mensch boven het redeloos 'dier verheven en zijn bestemming was door vrijwillige gehoorzaamheid zijn Schepper te verheerlijken en daarin zijn volmaakt geluk te vinden.
Wanneer men dus de vraag stelde : zou de mensch niet volmaakter zijn geweest, als hij niet had kunnen zondigen ? dan moeten we antwoorden : neen ! Want dan had de mensch gemist het vermogen om zich zelven te bepalen, om met vrije keuze te gaan in den weg van zijn bestemming. Daarom moest de mogelijkheid van te kunnen zondigen den mensch gegeven worden, opdat hij niet gedwongen, niet mechanisch God moest dienen, maar opdat hij spontaan, vrij, met keuze des harten God zou willen en mogen dienen.
Daarmee is eigenlijk ook dé vraag beantwoord : waarom heeft God Satan niet verhinderd onze eerste voorouders te verleiden ? Of : waarom heeft God hun niet belet ongehoorzaam te zijn ? Want immers ook hier moet het antwoord zijn : omdat de mensch anders in zijn gehoorzaamheid niet vrijwillig zou zijn geweest en de beslissing van den mensch zonder zedelijke beteekenis zou zijn geweest. De keuze des menschen moest wat zeggen, moest wat beteekenen, moest zedelijke waarde hebben !
Natuurlijk kunnen we hier al aanstonds dan ook dit vragen : hoe is Satan Satan geworden, hoe is de zonde in de Engelenwereld gekomen ? Hier staan we voor een diepe geheimnis. Maar ook de Engelen moesten gehoorzaamheid leeren en ook zij moesten in de mogelijkheid zijn om te kunnen zondigen, zou hun engelendienst Gode tot eere zijn.
Waar komt ? de zonde zelve dan vandaan ?
Dat weten we niet.
Eeuwen en eeuwen heeft men hierover gepeinsd, geschreven, geredeneerd, maar nog altijd moet het antwoord zijn van den Christen : dat weet ik niet. Wèl weten we, dat al wat geschied is, ook al wat Satan gedaan heeft en nog doet, gelijk ook hetgeen de mensch heeft gedaan en nog doet, moet medewerken aan de uitvoering van Gods Raad. En in de redding van de wereld en de toevergadering van Zijn volk, dat Hem kent en aanbidt en liefheeft en dient, wordt openbaar dat God niet een God is van brute kracht, die met geweld alles dwingt' en oplegt en zoo door Zijn geweld de Eerste en de Laatste is — SP-aar al Gods deugden blinken nu uit, niet het minst wordt Zijn heilsraad openbaar, vol van genade en vrede voor een arm zondaarsvolk en tot vernieuwing van hemel en aarde in de toekomst.
Neen, wij hebben niet een God van brute kracht, van dwang en geweld en overmacht. De God en Vader van onzen Heere ffezus Christus werkt alle dingen naar Zijn raad en welbehagen en nu is Satan niet overwonnen door dwingende almacht, maar door de uitvoering van Gods raad en de openbaring van Zijn heil in Christus en de oprichting van Zijn Koninkrijk, dat een eeuwig Koninkrijk is, terwijl het rijk van Satan zal worden verwoest en zijne werken verstoord. (Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's