Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN UITGEBRANDE KRATER.
Met Krisnamoerti loopt het af. Het zal nog wel even duren, maar de lamp gaat uit, er is geen olie genoeg, 't Is nog wat naflikkeren en walmen van een pit, die geen licht geven kan.
Er zijn dit jaar maar 1700 bezoekers te Ommen ; waarvan 400 mannen en 1300 vrouwen.
Gelukkig zijn er maar weinig liefhebbers uit Nederland. Hoewel ieder bezoeker er één te veel is.
Bloemen enz., vroeger in overvloed aanwezig, zijn er ongeveer niet. En de hortend en stootend sprekende Profeet begint nog meer te hakkelen en te tobben met z'n redevoeringen.
--Opgemerkt is ook, dat wat hij den eenen dag, op zijn manier, forsch en flink en fier zei — den anderen dag weer zoo ongeveer werd teruggetrokken.
Hij moet gezegd hebben — volgens de N.R. Crt. — vóór hij den eersten keer begon : „Kijken jullie mij eenige oogenblikken aan en ik jullie".
Wat indruk de schare op hem maakte, zegt het verhaal niet. Wat de schare van hem dacht, wordt óók niet verteld.
Maar heel bemoedigend is waarschijnlijk noch het een, noch het ander geweest.
Men moest de zaak maar stop zetten !

DE TEMPEL VAN ONGEKORVEN HOUT.
Er zijn tal van menschen, die zeggen, dat ze niet noodig hebben naar de kerk te gaan 's Zondags. Ze gaan dan liever wandelen. Ze gaan de natuur in ! Daar kunnen ze — zeggen ze — óók God wel dienen en grootmaken enz. Ze spreken dan van „de tempel van ongekorven hout".
Wat er in de practijk bij het wandelen op Zondag en bij het van de natuur genieten, van den dienst des Heeren in den tempel van ongekorven hout terecht komt, zullen we maar niet al te veel in onderdelen gaan onderzoeken.
Maar dit staat voor ons vast: wie des Zondags de natuur ingaat en in den tempel van ongekorven hout God wil dienen, wordt door God terug gestuurd en wordt verwezen naar de kerk.
Dat klinkt misschien wel wat vreemd, maar het is toch zoo.
Want de natuur is heerlijk. Buiten is veel te zien, veel te bewonderen. Er is oorzaak te over om buiten ons hart te verheffen tot God en het uit te roepen : „O, Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de gansche aarde !"
Wie dan ook meent, dat een Christen niet van wandelen houdt en het niet heerlijk vindt van de natuur te genieten en in den tempel van ongekorven hout God groot te maken — vergist zich.
Maar — en neem nu b.v. den mooien 65en Psalm eens, met die mooie natuurgenieting en natuurbeschrijving — een Christen weet dat, als het er op aankomt, dan heeft hij God noodig in de verzoening van zijn zonden! Dan is hij altijd weer een zondaar. Dan heeft hij altijd weer God noodig in Jezus Christus, Slons Borg en Middelaar.
En ziet, juist daarom weet een Christen dat hij 's Zondags niet de kerk voorbij moet gaan en de godsdienstoefening niet verachten mag, om de natuur in te gaan en buiten op het veld, in het bosch, of waar dan ook, „in den tempel van ongekorven hout" God te dienen en groot te maken. Neen, een Christen wil dan 's Zondags naar het heiligdom des Heeren, waar het volk vergaderd is, waar de lofzangen in Sion opgezonden worden tot den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus. In des Heeren huis wil en moet de Christen zijn op den dag des Heeren, waar het Woord gepredikt wordt, waar de Sacramenten bediend worden. Hij wil en moet zijn waar Christus is. Die in het midden van Zijn gemeente rondgaat om de Zijnen te zegenen met Zijne gewisse weldadigheden.
O, zeker, de natuur is heel mooi. Wie Psalm 19 leest kan er zoo bij vallen. En wie Psalm 148 opslaat, kan het zoo van harte naspreken, indien de vreeze Gods in ons harte is.
Maar dan nemen we toch telkens Psalm 65 weer, vooral des Zondags — en dan lezen we voor onszelf en dan lezen we samen : van de bergen en van de zeeën en van de rivieren.
Wat is de Heere geweldig in kracht en groot in wijsheid !
Dan hooren we de einden der aarde spreken van Zijne teekenen en wonderen. Dan zeggen we den dichter na : „Gij doet de uitgangen des morgens en des avonds juichen. Gij bezoekt het land, en hebbende het begeerig gemaakt, verrijkt Gij het grootelijks ; de rivier Gods is vol waters ; wanneer Gij het alzoo bereid hebt, maakt Gij hunlieder koren gereed. Gij maakt zijne opgeploegde aarde dronken ; Gij doet ze dalen in zijne voren ; Gij maakt het week door de droppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel; Gij kroont het jaar Uwer goedheid en Uwe voetstappen druipen van vettigheid ; zij bedruipen de weiden der woestijn, en de heuvelen zijn aangegord met verheuging. De velden zijn bekleed met kudden, en de dalen zijn bedekt met koren ; zij juichen, ook zingen ze".
Zou een Christen geen natuurliefhebber zijn en geen behoefte, geen begeerte kennen daar buiten rond te dwalen en daar buiten te aanschouwen de heerlijke werken van Gods hand en Gods Naam groot te maken ?
O ! dat er meer gezongen, gedankt, gebeden werd ook onder den blooten hemel, op het veld, in het bosch, op de bergen.
Maar nooit zal de Christen des Zondags de kerk overbodig achten en op den dag des Heeren het groene hout kiezen voor de voorhoven des Heeren, vfasnc het volk vergaderd is, waar de Heere Zijn Woord doet verkondigen en de Sacramenten doet bedienen.
Daar is Sion, waar de Heere wonen wil. We kunnen er ook niet buiten.
Waarom niet ? Omdat in den diepsten grond onze ziel met niet anders toe kan dan den Heere te mogen ontmoeten in die wegen, waar Hij Zijn zondaarsliefde op 't heerlijkst uitspreidt.
Daar wil de Heere ook ook, bizonder op den Sabbath, vergaderd zien.
En daarom moet het ons opvallen, ook in Psalm 65, dat het gaat om „den lofzang die in Sions zalen met stil ontzag opklimt tot God".
Niet de tempel van ongekorven hout staat in het midden der belangstelling.
De sabbath wordt niet doorgebracht in 't groen, buiten het heiligdom des Heeren om bij al het schoone is toch het schoonst de ervaring : „Een stroom van ongerechtigheden had de overhand op mij. Maar ons weerspannig overtreden verzoent en zuivert Gij".
Het heerlijkst van alles is, óok boven 't schoone van de natuur verre uitgaande : „Welzalig dien Gij hebt verkoren, dien Ge uit al het aardsch gedruisch doet naderen en Uw heilstem hooren, ja, wonen in Uw huis".
Neen — we moeten niet kerken in den tempel van ongekorven hout, buiten Gods huis om. We moeten in des Heeren heiligdom zijn, in Zijne voorhoven, om het goede van Zijn huis te mogen genieten en „reis op reis" verzadigd te worden met het heil, voor ons bereid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's