Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

WELGELUKZALIG IS HET VOLK, HETWELK HET GEKLANK KENT.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 89 vers 16a.

Het opschrift boven dezen Psalm noemt Ethan als de vervaardiger. Deze was één der opperzangmeesters en om zijn wijsheid beroemd.
Er staat: een onderwijzing of leerdicht van Ethan.
Ethan heeft ons dus iets te zeggen in dezen Psalm ; hij wil ons iets mededeelen van wat hij zelve heeft ondervonden en doorgemaakt, en dat ook voor ons nuttig kan zijn en heilzaam, als wij in dezelfde omstandigheden worden geplaatst.
En nu zult gij misschien vragen : Wat vervult het hart van dezen dichter zoo geheel, dat hij niet kan zwijgen, maar het in een Psalm moet uiten ?
De eerste verzen geven u reeds het antwoord. Dit moet hij Israël, het volk des Heeren, zeggen, en daarmede ook 't geestelijk Israël van onzen tijd : Gods beloften falen niet, hoe donker de toestand ook is, hoe alles het ook schijnt tegen te spreken. De Heere heeft het beloofd en Hij is ook de machtige om het te volbrengen. Immers alles is het Zijne.
Het bewijs van Gods trouw ziet de dichter in de natuur, den hemel en de aarde. Niets of niemand kan met Hem vergeleken worden en Hem weerstaan. En daarom is hij er ook zeker van dat in het rijk der genade Gods trouw als een gebouw zal rijzen.
De Heere heeft een verbond gemaakt met David, Zijn knecht; zijn zaad zou bevestigd worden in eeuwigheid. En al schijnt de tijd, waarin de dichter leeft, ook in de grootste tegenspraak met die beloften, toch is hij er vast van verzekerd : de Heere is een waarmaker van Zijn Woord en daarom juicht hij en zingt van de goedertierenheden des Heeren.
Het rijk van Juda, en inzonderheid het Davidische huis, verkeerde dus in hoogen nood. En dan denken wij, met vele uitleggers, aan den inval van Sisak, koning van Egypte, toen deze al de vaste steden des lands had ingenomen en tot voor Jeruzalem gelegerd was, met de bedoeling om het huis van Rehabeam uit te roeien en Juda te onderwerpen.
Treft u dan niet, lezer, het vaste geloofsvertrouwen, dat spreekt uit dit lied ?
Eeuwig wil immers de dichter zingen van de goedertierenheden, van de gunstbewijzen des Heeren.
Zeker, als de zon van voorspoed schijnt, dan gaat het gemakkelijk om de goedheid des Heeren te bezingen, maar als het zoo geheel anders gaat als men gedacht en zich voorgesteld had, als het tegen vleesch en bloed ingaat, verstomt dan niet menigmaal het loflied op de lippen ?
Ethan houdt vast aan Gods beloften, aan Gods trouw, óók dan als het donker wordt van rondom.
En welgelukzalig is dat volk, dat ook daar iets van mag kennen, van dat jubelen midden der verdrukking.
Immers bij dat woord „geklank" moeten wij denken aan het geklank der trompetten en bazuinen onder Israël. En als wij het Hebreeuwsche woord, dat door geklank is vertaald, nagaan, dan zien wij dat dit woord wordt gebezigd voor het schallen der trompetten bij verschillende gelegenheden. Bijzonder plechtig was het geklank der zilveren trompetten, wanneer de priesters er op bliezen om de Israëlieten op te roepen tot den dienst van Jehova, des morgens bij het openen der tempeldeuren ; vooral echter bij de aankondiging van het jubeljaar, zoóals ons beschreven-wordt in Leviticus 25 vers 9 : Daarna zult gij in de zevende maand, op den tienden der maand, de bazuin des geklanks doen doorgaan.
Een dag des geklanks werd genoemd een dag, bijzonder aan den Heere gewijd.
Het geklank werd echter eveneens vernomen als het volk ten strijde werd samengeroepen, of als er een overwinning was behaald. Ja, ook als een koning werd gehuldigd, bij feitelijke gelegenheden, of als men den Heere voor bijzondere weldaden dank wenschte te brengen.
Wat was dus de bedoeling van dat geklank der bazuin ?
Dat het volk het zoude verstaan, dat Jehova door den dienst Zijner knechten hun iets te zeggen had ; hetzij het opgeroepen werd ten oorlog, hetzij tot den cultus in verschillenden vorm.
Het was de bedoeling, lezer, dat dat geklank niet alleen zou doordringen tot hunne ooren, het moest immers helklinkend en doordringend zijn, maar bovenal, dat 't iets zou wakker schudden in hun hart, dat men het zou verstaan dat Israël het volk des Heeren was, aan Zijn dienst toegewijd.
Als wij dus den geestelijken achtergrond van het geklank der bazuinen nagaan, in het bijzonder voor de gemeente des Heeren van het Nieuwe Verbond, dan is dat geklank te vergelijken met de prediking des Woords.
Die verkondiging van het Woord is een zich wijd uitstrekkende, duidelijk sprekende verkondiging, die, als ze niet slechts het oor binnengaat, maar vergezeld gaat van de werking des Heiligen Geestes, het hart opwekt om den Heere te loven en te prijzen en Zijn Naam te verheerlijken. Als daar het geklank des Woords gehoord wordt, dan toont de Heere het op bijzondere wijze dat Hij niet is een God van ver, maar een God van nabij, voor dat volk, dat Hem vreest.
Door dat geklank wordt, evenals ten tijde des Ouden Verbonds bij de inhuldiging van den koning, ook thans uitgeroepen : gezegend zij de groote Koning, die tot ons komt in 's Heeren Naam.
Werd Israël door het geklank der bazuin opgeroepen om hun offers te brengen tot verzoening hunner zonden, door het Evangelie der genade worden zondaren geroepen om hun schuld den Heere te belijden en Hem ootmoedig te voet te vallen, smeekend om behoud.
Werden Israels feesttijden door het geklank der bazuinen aangekondigd, ook nog heden ten dage wordt het armen zondaren aangekondigd : het jaar van 't welbehagen des Heeren, de welaangename tijd der zaligheid ; gevangenen vrijheid gepredikt en gebondenen opening der gevangenis. Bijzonder aan den disch des Verbonds wordt Gods volk onder teekenen van brood en wijn de groote liefde getoond, waar Hij Zijn eeniggeboren Zoon niet heeft gespaard, maar overgegeven heeft tot redding van zondaren.
Strekten de bazuinen tot verzameling en aanmoediging ten strijde, door het Evangelie wordt het geestelijk Israël opgewekt om te staan in de volle wapenrusting Gods en in 's Heeren kracht te strijden tegen Satan, wereld en eigen vleesch, de vijanden van 's Heeren volk.
Nu staat er geschreven in onze tekstwoorden : Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent.
En het spreekt wel vanzelf, dat men door dit kennen geenszins te verstaan heeft: het met het oor hooren of verstandelijk te vatten, zoodat men het toestemt, en waarvan het geldt, evenals van het zaad dat geen wortel schoot: het verdort en bleef zonder eenige vrucht.
Die kennis, hier bedoeld, is het waarachtig kennen des geloofs, een vrucht van het genadewerk des Heiligen Geestes, waar door de harten geopend worden, zoodat ze leeren acht geven op dat geklank. Ze leeren de noodzakelijkheid inzien van een Borg en Middelaar voor hunne arme ziel. Te voren hoorden ze dat geklank alleen met hun oor, maar nu verstaan ze het met hun hart. Den Heere leerden ze kennen in Zijn heiligheid en rechtvaardigheid, waardoor Hij den schuldige geenszins onschuldig houdt.
Maar ook door dat geklank worden hunne oogen er voor geopend, dat er in Jezus Christus gerechtigheid is voor een schuldig volk, daar Hij zich tot een schuldoffer gesteld heeft, Gode tot een welriekenden reuk.
Dat geklank zegt het hun aan, dat zij tot dien Heere mogen naderen als in zichzelf verloren zondaren, omdat er staat geschreven : die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen ; ja, dat zij tot Hem moeten komen, omdat buiten Hem de dood is en m.et en door Hem gerechtigheid en leven.
Tenslotte deze vraag : Kent ook gij dat geklank, mijn lezer ? Wij behoeven slechts oppervlakkig bekend te zijn met de menschenwereld, of wij zullen spoedig ontdekken dat het grootste getal der menschenkinderen geopende ooren en harten heeft voor de zielverwoestende klanken der wereld, voor de verleidende stem des Boozen.
Het geklank van de wereld vindt ingang in het hart, dat vervreemd is van God en vijandig aan eigen heil en redding.
Met allerlei middelen verstrikt de Vorst der duisternis zijn dienaren steeds vaster in het net des verderfs, om des te zekerder zijn prooi te bemachtigen. En de blinde mensch laat zich leiden en luistert gewillig en gevoelt niet dat het klanken des verderfs zijn. Hij hoort niet de stemme Gods, die tot hem komt in voorspoed en tegenspoed ; hij gevoelt niet dat hij gezondigd heeft tegen een heilig en rechtvaardig God, die, wanneer hij onbekeerd komt te sterven, met vlammend vuur wrake zal doen over degenen die het bloed des Kruises onrein hebben geacht.
Doch als de zondaar door het licht des Heiligen Geestes tot zichzelven komt, dan leert hij een ander geklank kennen, dan behoort hij tot dat volk, waarvan gezegd wordt: Welgelukzalig dat volk.
Het zal u niet baten, dat gij gedoopt zijt in den Naam des Drieëenigen Gods, belijdenis des geloofs hebt afgelegd in het midden der gemeente ; dat zijn nog geen bewijzen dat gij tot dat volk behoort.
Immers : het volk Israël stond wèl in bijzondere betrekking tot Jehova, het werd „het Bondsvolk" genoemd, maar toch moest de Heere het getuigen, dat ze niet allen tot het ware zaad Abrahams behoorden, ja, moest Hij klagen :
Maar Mijn volk wou niet. Naar Mijn stemme hooren ; Israël verliet Mij en Mijn geboón.
't Heeft zich and're goön Naar zijn lust verkoren.
Die zijn 's Heer en volk, uit alle den volcke, die Hem tot hun God hebben, een volk, dat van eeuwigheid in liefde is gekend, hetwelk Hij hier leidt in de grazige weiden van Zijn Woord en eenmaal inleidt in het Kanaan hierboven.
Zij staan als volk onder Zijn machtige bescherming, die op Zijn kleed geschreven heeft: Koning der koningen en Heere der heeren.
Daarom, lezer, dat geklank moet u persoonlijk bekend zijn. Gij hebt het wellicht dikwijls gehoord, uiterlijk met uwe ooren. maar is 't ook tot uw hart doorgedrongen ?
O, 't is te vreezen, dat er zoo velen zijn ; immers ieder mensch van nature, die die stem wel gehoord heeft, maar niet tot zaligheid.
Van nature luistert men liever naar het sirenengezang der zonde en naar de verleidende en verlokkende taal der wereld, die men dient.
Doch bedenk dit, als de dichter welgelukzalig, dat wil zeggen vol van geluk, noemt dat volk, dat het geklank kent, dan ligt daar tevens in opgesloten dat rampzalig, vol van rampen, vol van verderf diegenen zijn, die sterven zonder dat geklank te kennen.
Zij zullen nederzinken in den afgrond, in de buitenste duisternis.
Maar moogt gij door Gods genade kennis hebben aan uzelven, aan uw doemwaardigheid en schuld, dan is het een blij geklank voor u, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. Hij kwam immers om te zoeken en zalig te maken wat verloren was.
En dat hebt gij juist noodig.
Want voor u is het een verloren, een afgesneden zaak om behouden te worden.
Dan geldt het ook voor u : Welgelukzalig dat volk, dat het geklank kent, al zegt gij ook : het is nog zoo donker.
Ethan, de dichter van dezen Psalm, klemde zich vast aan de beloften Gods, en hoewel de verwerkelijking ervan verder af scheen dan ooit, hij bleef gelooven en vertrouwen dat de Heere komt op Zijn tijd.
Als gij dan geslingerd wordt tusschen hoop en vrees en het in twijfelmoedigheid uitspreekt: Ik zal één dezer dagen nog omkomen door de hand van den vijand, roept het dan uit met een Ethan : O Heere, God der heirscharen, wie is als gij grootmachtig, o Heere ! en uwe getrouwheid is rondom.
Wanneer gij zult gaan door het water, de Heere zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstroomen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden en de vlam zal u niet aansteken.
Zalig is Gods volk in voorspoed en in tegenspoed ; in de hoogte en in de diepte ; in vreugde en in droefheid ; in dit leven en in de ure des doods.
Ja, welgelukzalig, in het graf, naar het lichaam, als wachtende op de stem des Heeren.
Zalig in het gericht, als het stof wordt opgewekt en vereenigd met de ziel, en de Heere het zal bevestigen wat Hij in Zijn Woord gesproken heeft door het uit te spreken : Komt in, gij gezegenden, beërft het Koninkrijk. Zalig zult gij zijn, omringd door de Zegen des Vaders, de genade des Zoons en de gemeenschap des Heiligen Geestes. Amen.

Garderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's