Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde Lezers,
Ge weet, dat het Oude Testament het schaduwbeeld bevat van 't Nieuwe .Testament. Gelijk 't Oude heenwees naar Christus, zoo is het Nieuwe de vervulling. Jezus zeide: „Onderzoekt de Schriften; gij meent in dezelve het leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen".
Het Nieuwe Testament bestond nog niet en dus moeten de Schriften des Ouden Testaments van Christus getuigen.
Wie ooren heeft om te hooren wat de Geest tot de gemeenten zegt, zal in het Oude Testament niet slechts een getuigenis vinden omtrent Jezus, doch die vindt daar in duidelijk vermeld of af geschaduwd Zijn Persoon en woorden en werken, ja, Zijn geheele verlossings-en verzoeningswerk, hetwelk Hij volbracht om een zondaarsvolk vrij te koopen en vrij te maken en te verlossen van de dienstbaarheid der verderfenis, waaraan het van nature onderworpen is.
Mochten deze dingen ons bij aanvang of vernieuwing duidelijk worden, als wij een oogenblik stilstaan bij het woord, dat de Heere schreef boven de Wet der Tien Geboden :
Ik ben de Heere uw God, die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb.
Exodus 20 vers 2.
Ie. Israël is geboren in Egypte ;
2e. Het is de Heere alleen, die het werk der verlossing volbracht.
I. 't Was vier eeuwen tevoren, dat de stamvader van Israël naar Egypte toog. Jakob was een vrije, onafhankelijke herdersvorst en vrijwillig begaf hij zich naar Egypte. Zoo zijn de nakomelingen van vader Jakob in het diensthuis aangeland en die dienst werd hoe langer hoe zwaarder, zoodat de Egyptenaren hun het leven bitter maakten met harden dienst in leem en in tichelsteenen en met allen dienst op 't veld, met al hun dienst dien zij hen deden dienen met hardigheid (Ex. I vers 13, 14). Misschien rijst de vraag : „Waarom gingen ze niet uit Egypte, toen de dienst hen zwaar en hard viel ? "
Zie, dat is het eigenaardige van alle slavernij, dat we die wel vrijwillig op ons kunnen nemen, doch niet meer afwerpen wanneer wij willen. Wij moeten de slavernij dulden totdat de ure der verlossing slaat.
Eer er voor Israël vrijheid komen zou, moest eerst het verlangen naar verlossing in hen ontstaan en ook moesten ze bevindelijke kennis van hun onmacht verkrijgen. Daarom moesten ze hun ellende gevoelen en daartoe beschikte de Heere het zoo, dat hun slavernij vreeselijk hard was. Een menschenhart is zeer hard en wordt niet spoedig gebroken en voor Israël achtte de Heere in Zijn wijsheid groote smarten noodzakelijk. Farao gaf bevel de jongetjes bij de geboorte te dooden of te verdrinken in den Nijl. Wat zal er een jammerklacht langs de oevers van den Nijl weerklonken hebben.
Door smart werd nooit een mensch bekeerd, tenzij de Heilige Geest de smarten heiligde aan de harten, maar 't verlangen naar verlossing kan daardoor wel sterker worden.
Er moet veel strijd gestreden zijn. En zeer veel leeds geleden zijn En veel gebeds gebeden zijn.
Zal 't eens hiernamaals vrede zijn. Toen de Heere de hand aan Israël legde, om straks de verlossing uit te werken, toen kwam er leed en strijd en verlangen en gebed.
Was het toen al klaar ? Waren ze toen al bijna verlost, toen het verlangen en het gebed geboren was ? Men hoort zooiets toch wel eens als het de verlossing der ziel betreft. Israël wist het wel, dat verlangen en bidden geen bezitten is. Mozes werd in die dagen geboren en Mozes was al 80 jaren oud eer de Heere tot hem sprak : Zie, het geschrei der kinderen Israels is tot Mij gekomen. Tachtig jaren wachten. Tachtig jaren zuchten en nooit verhooring vinden. De Heere doet geen onrecht, maar toch is het een lange tijd en 't zal wel volslagen duisternis en hopeloosheid bij hen geweest zijn.
Toen hadden ze met al hun arbeid en worstelen nog niets uitgewerkt. Als ze het zelf moesten doen, dan kwamen ze er nooit. Wie zal het dan doen, als het bij menschen onmogelijk is ? Onze tekst zegt het. In onzen tekst stelt de Heere Zijn almachtig Ik tegenover de machteloosheid der menschen.
II. Ik ben de Heere uw God, Die u uit Egypteland uit 't diensthuis uitgeleid heb.
Het is 'sHeeren werk alleen, al bedient God Zich van middelen.
De onwillige Mozes wordt gewillig gemaakt om te gaan.
Merk daarop, lezer, de dienstknecht was niet gewillig om het volk te verlossen. Toen hij, 40 jaren oud, gewillig was, was hij onbruikbaar, want hij wilde de verlossing uitwerken op een eigen weg, met eigen gekozen middelen. Toen hij, 80 jaren oud, geroepen werd, was hij onwillig wegens zelfkennis. Aangekomen in Egypte, was er niemand die hem geloofde.
Och, let daar eens op. In Egypte was een volk dat zijn ellende kende, dat verlangde naar verlossing, dat tot den Heere schreide.
God ontfermt Zich en zendt Zijn knecht met de boodschap des heils.
Dat degenen, die hun ellende niet kennen en niet verlangen naar verlossing, niet hooren naar de heilsboodschap, is te begrijpen.
Dat degenen, die meenen zichzelf te kunnen verlossen, zich afwenden van de prediking van een God, Die de verlossing geheel uitwerkt, - is ook te begrijpen. Maar van de schreiende kinderen Israels lezen we : „doch zij hoorden naar Mozes niet vanwege de benauwdheid des geestes en vanwege de harde dienstbaarheid". Zoo gaat het immers ook in de bekeering, als de blijde boodschap des heils komt tot een benauwde van geest.
Ze kunnen het niet en ze willen het niet gelooven en ze meenen dat het nu wat al te licht en te gemakkelijk wordt opgevat. Is het dan verloren ? Och, wij zullen tegen werken zoolang wij kunnen en dan meenen we 't nog goed te doen.
Maar de genade Gods is onwederstandelijk en zoo kwam de Heere met de tien plagen over Egypte. Toen werd het hart van Farao bewogen, ontroerd, en hij werd zelfs biddende, en toch heeft hij zich verhard. Farao weigerde het volk te laten trekken. Farao's bekeeringen hebben weinig waarde ; ze werpen geen winst af en ze komen geloof ik nog al veelvuldig voor.
En hoe stond het toen met Israël ? Toen Mozes voor hen sprak bij Farao, werd hun last verzwaard en ze zeiden niet: „De Heere is aan de spits getreden dergenen, die mij hulpe biên", maar ze kwamen er toe met Mozes te twisten en hem aan de goddelijke gerechtigheid over te geven, omdat Mozes de oorzaak was van de verzwaring hunner lasten. Zoo zou Israël niet anders kunnen doen dan de verlossing tegenstaan. Al wilden ze wel verlost wor­den, ze wilden toch niet den weg, dien de Heere bepaald heeft.
Het ging hun als ons, want degenen die den last der zonde kennen en verlangen naar verlossing, hebben toch geen lust in den weg door de diepte, waarin de last veel zwaarder wordt en de smarten vermeerderen en waarin de oude mensch den doodssteek ontvangt. Menigeen komt er in de bekeering toe, te murmureeren en te klagen en te verwenschen die predikers, die den weg der wedergeboorte en bekeering leeren en dan willen ze liever in de doode rust blijven.
Maar de vijandschap van Farao en de onwil van Israël konden het hoog bestel Gods niet doen keeren. Hij had besloten Israël uit te leiden en te verlossen, en daarom moest het openbaar worden dat 't niet is desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des zich ontfermenden Gods, anders zou de Heere niet de eere ontvangen van Zijn werk.
Toen de lasten des volks zwaarder werden, werd het gekerm meerder, maar in gelijke mate nam'en ook de smarten der Egyptenaren toe, als des Heeren geeselroede op hen nederdaalde in tien plagen. Zoo kwam de laatste plaag, de tiende. Dat was de onzichtbare doodsengel, die rondwaarde door Egypteland. Overal waar het bloed van het lammetje de deurposten niet rood kleurde, ging  de doodsengel binnen en al de eerstgeborenen stierven. Dat was de geboorteure van het Bondsvolk. Langs de poorten des doods ging het ten leven.
Er is er Eén, Die gesproken heeft: „Ik heb de sleutelen der hel en des doods", en Die Eéne toonde Zijn genadige almacht in het openen van de deuren der gevangenis. Want nauwelijks was de doodsengel binnengekomen bij Farao in het paleis om den eerstgeborene te dooden, of hij riep Mozes en Aaron en gewillig gaf hij hun de vrijheid. Eindelijk was hij bereid om den wil Gods te doen en het volk te laten trekken ; doch gij weet wel, dat het voor hem te laat was. Zijn vonnis lag geveld — wie zijn harte verhardt, zal in het kwade vallen, en dat oordeel kon hij niet meer ontkomen.
Hij gaf echter niet alleen het volk de vrijheid, maar ze mochten ook al hun have en goed meenemen. Er zou geen klauw achterblijven in Egypteland. Farao was zeer begeerig bevrijd te worden van het Bondsvolk, evenals dat volk begeerde vrij te worden van Farao. Ze waren innerlijk gescheiden en behoorden niet meer bij elkaar.
En zie, daar kwam ook het volk van Egypte in beweging en ze hielden sterk aan bij Israël om hen uit het land te drijven. (Exodus 12 vers 33).
Och, als er niet zoo'n trekking en zoo'n drang samengewerkt hadden, dan was de uitleiding nooit gelukt en daaraan kunt ge bemerken hoeveel werk de Heere verrichten moet om Zijn volk uit het diensthuis te verlossen. Maar de Heere heeft alle middelen in Zijn macht en als Hij de inwendige begeerte naar de verlossing gewerkt heeft, dan zal Hij op Zijn tijd de deuren der gevangenis open zetten en dan zullen allen medewerken ten goede voor Zijn gekenden. Doch als Israël uitgeleid werd, dan was het niet arm, want ze gingen uit om den Heere een feest te vieren en dus moeten ze versierd zijn als een bruid voor den bruidegom.
Ze waren in ondertrouw gekomen, en daarom lezen we dat Mozes hun bevel gaf de Egyptenaren te berooven en van hen te eischen gouden en zilveren vaten en kleederen. Nu konden ze zich sieren en tooien, gelijk wij dat lezen van de Bruid in het Hooglied, of als de verloren zoon, die thuis kwam en het beste kleed ontving en een gouden ring.
O, lees eens de luisterrijke beschrijving van Bruid en Bruidegom, van Koning Jezus en Zijn volk in Psalm 45, en ge zult het misschien verstaan dat ook de sieraden die Israël mee droeg uit het diensthuis, een beeld zijn van geestelijke sieraden, die het uitgeleide Bondsvolk ontvangt als ze uit den dienst en slavernij der zonde verlost worden om te staan in de vrijheid, waarmee Christus de Zijnen vrij maakt om den Heere een feest te vieren.
Rijk was Jakob, toen hij vrijwillig zich naar Egypte begaf, en rijk zou Jakobs nakroost uitgaan, rijk niet door verdienste, maar rijk door genade.
Rijk was ons stam-en bondshoofd Adam toen hij zich vrijwillig en moedwillig onderwierp aan de slavernij des duivels, want hij droeg het beeld Gods, kennis, gerechtigheid en heiligheid. In de slavernij is hij dat alles kwijt geraakt, maar rijk door genade zal zijn nakroost zijn als het uit het diensthuis wordt uitgeleid.
Als de Heere door de almachtige werking van Zijn Woord - en Geest de slavenketenen breekt en door een machtige hand en sterken arm een zondaar verlost en uitdrijft uit de dienstbaarheid der verderfenis, dan neemt Hij hem ook de slavenkleederen van de schouderen en bekleedt hem met kleederen des heils en versiert hem in-en uitwendig met geestelijke gaven in Christus Jezus.
Zoo zullen ze kenbaar zijn als het volk, welks God de Heere is, het volk dat Hij Zich ten erve verkoren heeft, dat Hij doorleidt door de woestijn om hen in te leiden in het Kanaan der rust, dat boven is.

Oudewater.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's