Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

ONZE LEVENSHOUDING.
Vooral sedert Kant is de emancipatie der zedelijkheid geëischt. De zedelijkheid werd losgemaakt van Gods Woord en Wet, losgemaakt van den godsdienst. Het geweten des menschen werd zelfstandig verklaard en met opperhoogheid bekleed. Zoo werd de mensch autonoom, d.i. z'n eigen wetgever en kreeg dus volledig „zelfbeschikkingsrecht" ; wat sinds een modewoord is geworden.
Men wil een autonome Ethiek of levensleer en vervalt daarbij gemakkelijk tot Naturalisme, waarbij men aan de Natuur de beslissing laat om aan te geven den gang van het leven. Zooals de Natuur het ons ingeeft, zóó is het goed voor den mensch. Of men gaat den weg van het Rationalisme, dat de rede, het verstand des menschen aangeeft wat plicht en goed is.
In elk geval krijgt de mensch dan 't hoogste woord.
De Christelijke Ethiek wil aangeven wat voor een karaktervol gezindheidsleven noodig is ; wil nader omschrijven het ethisch zedelijk leven, dat uit de gezindheid des menschen opkomt — en heeft daarbij een zedelijk ideaal van absoluut karakter, dat zij ontleent aan het absolute van het Christelijk geloof, dat staat op het fundament der Godsopenbaring en luistert naar Gods Woord en Wet.
Dan eerst komt het leven des menschen tot z'n ideaal, als christelijk leven.
De oude heidensche volkeren hadden niet het rechte inzicht in de absolute waarde van het aardsohe leven en hadden ook geen absoluut levensideaal. Het bleef beneden het hoogste goed. Het levensideaal der klassieke oudheid schommelde tusschen wijsheid, roem, genot enz. Het bewoog zich in den weg van het intellectualisme, het utilisme, het hedonisme enz. Ook zonk het weg tot het meest ordinaire en platvloersche.
Het Boeddhisme heeft z'n pessimistische geringschatting van het leven, met het hoogst verlangen om geen enkel levensverlangen en geen enkel levensdoel meer over te houden. Het groote Boeddhistische ideaal was en is : om weg te zinken in het Nirwana, het eeuwig nietzijn. Een soort eeuwig luchtledige van begeerloosheid.
De Chinees wist 't met z'n fatsoensleer ook niet ver te brengen.
De Islam, het Mohammedanisme, komt met z'n zinnelijkheid, ritualisme en fanatisme. In 't doen van allerlei voorgeschreven plechtigheden en in het opsteken van het zwaard tegen de Christen-honden ligt het hoogste levensideaal. En dan in Mekka sterven en begraven worden !
Bij de Grieken was het eenerzijds utilisme. Het ging om voordeel. Ook was de inslag van het leven hedonistisch, want het ging om lust en genot. Wat „voordeel" gaf of wat „vergenoeging" of „genot" schonk, was goed.
Anderzijds was het leven intellectualistisch, om door kennis tot deugd te komen. De wijzen waren de beste menschen.
In bevrediging van de lustgevoelens of in bevrediging van de kennisbegeerte werd veelal de zin van het leven verstaan bij de Grieken. De Griek - was de weetmensch, waarom hij ook het kruis van Golgotha „dwaasheid" achtte.
Als we bij Plato, Aristoteles e.a. van deugdleer spreken, moeten we in die richting de omschrijving van de deugd, van het deugdleven en van het hoogste goed zoeken : deugd is kennis en kennis is deugd. Kennis en deugd dekken elkaar. Een wijs mensch is goed en is gelukkig. De wijze, de intellectueele, is goed en hij doet goed; de intellectueele heeft genieting van het leven en is gelukkig.
De niet-ontwikkelde is slecht en doet 't kwade en is ongelukkig. Daarom was de les : maak de menschen wijs !
Dat is de weg van het Rationalisme. Het verstand maakt alles goed. Hoogste beschaving is de hoogste deugd. Waarbij Plato's Staatsleer met Staatsonderwijs aansluit. Maak de menschen verstandig en ze zijn goed. Wat het Liberalisme ten onzent heeft overgenomen.
Het Rationalisme zoekt de bron van wijsheid en deugd in de rede, het verstand des menschen en „maakt" een deugdleer, bepaalt zelf wat goed en niet goed is, wat plicht is en wat verboden is, enz. Wat de Schrift, wat de Godsopenbaring ons leert, wordt minderwaardig geacht. Wat de mensch uitdenkt staat hooger dan wat de Bijbel leert. Zoo krijgt men een oppervlakkige deugdleer, waarbij noch godsdienst noch zedelijkheid bevrediging vindt.
Bij zoo'n stelsel kan de Bijbel worden gemist en de mensch maakt zichzelf 't goede| Het Rationalisme van den deugdmensch (want de mensch is „nog zoo slecht niet") dweepte met den plicht, waarbij Kant, de grootmeester onder de nieuwere philosophen, zich gaarne aansloot met zijn autonomie van den wil (categorische imperatief), „Du solist"). Zoo krijgen we een autonome Ethiek of levensleer, waarbij de mensch godsdienstig-zedelijk „zelfbeschikkingsrecht" krijgt en heer en meester bij al z'n doen en laten wordt — als hij maar luistert naar z'n geweten, naar z'n plichtsgevoel. De mensch wordt daarbij gedacht als een ideaal-mensch, die uit zichzelf (als hij maar goed onderwezen wordt) deugdzaam en goed is. De natuur-mensch is „nog zoo slecht niet". En zoo wordt alles uit den mensch opgebouwd. Heel het levensgebouw rust op den mensch. En zoo kan men gerust de toekomst tegemoet gaan. De moderne mensch valt ten slotte niet tegen. De Koningsmensch is nog zoo slecht niet. En heel de levens-philosophie van den modernen mensch vertrouwt op dien mensch. Als men God, deugd en onsterfelijkheid voor oogen houdt, gaat alles goed. Deugdzaam en netjes moet het er naar toe gaan. En als de mensch z'n best gedaan heeft, dan zal het na den dood niet tegenvallen !
Het Christendom kan hiermee geen vrede hebben ; het heeft een gansch andere beschouwing aangaande het wezen van den mensch en aangaande het leven ; aangaande God en deugd en onsterfelijkheid ! Het Christelijk geloof ziet den mensch, die haar Gods beeld geschapen is, in gevallen staat en komt met de noodzakelijkheid van de wedergeboorte, met de onmisbaarheid van het geloof in Christus en het nieuwe leven dat uit God is, door Gods Geest en naar Gods Woord.
't Christendom komt voor den Christen als nieuw-geboren schepsel, als „mensch Gods", met het actief geloof en stelt zijne Ethiek of levensleer andere en hoogere eischen dan het Rationalisme of Humanisme en richt zich op de vreeze Gods en naar Gods Woord.
De Christelijke Ethiek of levensleer komt met den eisch van het nieuwe leven; spreekt van de afsterving van den ouden mensch en de opstanding van den nieuwen mensch, van het leven dat in Christus verborgen is in God. En omdat de Ethiek een „norm-wetenschap" is en zegt hoe het zijn moet, komt de Christelijke Ethiek met den eisch van Gods Woord om te zeggen hoe de Christen, als een kind van God en de zalving des Heiligen Geestes deelachtig zijnde (Catech. Zondag 12 : „Waarom wordt gij een Christen genaamd ? ") heeft te leven naar Gods Woord. „Opdat ik Zijnen Naam bekenne en mij zei ven tot een levend dankoffer Hem offere, en met een vrij en goed geweten in dit leven tegen de zonde en den duivel strijde, en hiernamaals in eenigheid met Hem over alle schepselen regeere".
Dat laat zich niet in allerlei pasklaar gemaakte vormen gieten (als „plichtenleer") maar vraagt om een eigen samenstel van vormen en wil wetenschappelijk die organische levenslijnen opsporen. Het wezen van de Christelijke zedelijkheid brengt dan ook haar eigen wetenschappelijke vormen mee. En daarom is de Christelijke Ethiek of levensleer een wetenschap van eigen cachet, van eigen stempel, van eigen soort en karakter.
Zelfbewust moet de Christen door zelfbepaling en hartelijk begeeren — niet als knecht, maar als kind — staan naar het hoogste levensideaal, hem van God gegeven. Dat is een vrijwillige gehoorzaamheid aan de hoogste, d.i. de goddelijke levenswet. En dat is zelfbewust, vrijwillig, door Gods Geest daartoe bekwaamd en gedrongen : God liefhebben en z'n naaste liefhebben, levende tot eere Gods naar Zijn Woord, verwachtende des Heeren Koninkrijk in de toekomst, v/aarin God zal zijn alles in allen.
Die godsdienstig-zedelijke levensbeginselen, in Gods Waarheid vervat, zijn de levensbeginselen des Christens.
Het is door genade zijn begeeren om naar zedelijke, godsdienstige motieven het leven in te richten naar Gods Wet en met vreugd te zeggen : Uw wil geschiede.
Of wilt ge het wat uitvoeriger hooren, met woorden van den Catechismus ?
Lees dan Zondag 47, handelend over de eerste bede „Uw Naam worde geheiligd".
Daar staat dat de Christen dagelijks bidt: „Geef ons eerstelijk, dat wij U recht kennen en U in al Uwe werken heiligen, roemen en prijzen ; daarna ook, dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken alzóó schikken en richten, dat Uw Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde".
Of lees Zondag 48 ; waar het gaat over de tweede bede „Uw Koninkrijk kome".
Daar staat: Dat is: regeer ons alzoo door Uw Woord en Uwen Geest, dat wij ons hoe langer zoo meer aan U onderwerpen; bewaar en vermeerder Uwe Kerk, verstoor de werken des duivels — totdat de volkomenheid Uws Rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen''.
En neem dan ook nog Zondag 49, waar gehandeld wordt over de derde bede : „Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde".
Daar lezen we : „Geef dat wij en alle menschen onzen eigen wil verzaken, en Uwen wil, die alleen goed is, zonder eenig tegenspreken, gehoorzaam zijn, opdat alzoo een iegelijk zijn ambt en beroep zoo , gewillig en getrouw moge bedienen en uitvoeren, als de engelen in den hemel doen".
De Christelijke Ethiek of levensleer, dat een „norm-wetenschap" is en wil aangeven hoe het onder ons behoort te zijn, naar diepe, hooge, heilige godsdienstig-zedelijke beginselen gerekend, heeft dan ook als grondstelling : „Opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagelijke en volniaakte wil van God zij" (Rom. 12 : 2b).
En wanneer iemand zou zeggen : Wie is tot deze dingen bekwaam ? Dan komt de Catechismus weer om ons te zeggen, dat ons Gods Wil en Wet toch altijd scherpelijk, ernstig moet worden gepredikt en voorgehouden — „Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard hoe langer hoe meer leeren kennen en des te begeeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken".
Dus volstrekt niet om „vrome menschen te maken". Integendeel, om ons méér nog zondaar te maken. Maar niet tot wanhoop of valsche lijdelijkheid. Doch opdat de gerechtigheid van Christus des te onmisbaarder en des te dierbaarder voor ons worden zal.
En voorts — zoo vervolgt onze Catechismus — „opdat wij: zonder ophouden ons benaarstigen en bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langs zoo meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken".
Dat zelfde heeft Augustinus zóó gezegd : „God beveelt hetgeen wij niet kunnen, opdat wij zouden weten, dat wij van Hem begeeren moeten".
Het gebedsleven is dan ook onmisbaar. Het gebed is het voornaamste stuk van het nieuwe leven.
En „God wil Zijne genade en den Heiligen Geest alleen dien geven, die Hem met hartelijke zuchten, zonder ophouden, daarom bidden en daarvoor danken" (Zond. 45)
Heeft God, in Christus, ooit iemand teleurgesteld ?
God is onze sterkte. Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vreezen. (Psalm 145 vers 19).

HET GEREFORMEERD PROTESTANTISME IN HET BUITENLAND.
De Gereformeerde Theologische School te Papa in Hongarije, bestond dezer dagen 400 jaar.
In Hongarije beteekent het Gereformeerd Protestantisme nog heel wat. Ongeveer 2 van de 8 millioen menschen behooren er toe ; waaronder mannen met bekende namen, denk aan wijlen graaf Tisza en den tegenwoordigen Rijksregent graaf Horthy
Papa is een provinciestadje, gelegen tusschen Weenen en Budapest. Dat reeds zóó spoedig na het doordringen der Hervorming in deze streken — immers in 1531 — hier een Theologische School werd gesticht, legt getuigenis af omtrent de innerlijke kracht van de beginselen, die de Reformatie ook hier kwam propageeren.
De feestrede, door den tegenwoordigen rector, dr. Pongracz gehouden (de academische plechtigheden vonden 6 en 7 Sept. plaats) gewaagde van de moeite, in het verleden doorleden en van den strijd, die soms op den rand bracht van den ondergang. Toch hield God de School staande en vele mannen van naam hebben haar gediend.
Ook bij de feestelijke herdenking kwam de liefde tot Kerk, geloof, belijdenis en theologische wetenschap uit. En de rector, dr. Pongracz, mocht de feestrede dan ook besluiten met deze woorden :
Wij willen medewerken aan de taak der Hongaarsche natie en der Gereformeerde Kerk en wij weten, dat het vasthouden aan deze drievoudige leus : God — Vaderland — Wetenschap, ons zal lei­ den tot de opstanding van het Vaderland, waarom de leeraren en leerlingen der jubileerende instelling van heeler harte bidden en waarvoor zij met heilige bezieling arbeiden".
Dat er voor de Kerk des Heeren in alle landen — en ook in Hongarije — onder ons een gedurig gebed mag opgaan tot den Heere ; met de woorden van den Catechismus : „bewaar en vermeerder Uw Kerk, verstoor de werken des duivels en alle geweld, hetwelk zich tegen U verheft, mitsgaders alle booze raadslagen, die tegen Uw heilig Woord bedacht worden ; totdat de volkomenheid Uws Rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen". (Zondag 48).

DE ZUIDELIJKE PROVINCIES Noord-Brabant en Limburg (3)
De Protestanten zijn in de oogen van Rome afvalligen van de Roomsche Kerk, afvalligen van de Waarheid, afvalligen van God — die toegevallen zijn aan allerlei dwaalleer, allerlei zonde, om nu de verwarring grooter te maken en te brengen tot revolutie en omzetting van de maatschappij in anarchistischen zin.
Wij zeggen, dat Protestanten, dat Calvinisten zijn : menschen die eerbied voor •Gods Woord hebben, zooveel eerbied voor dat Heilig Getuigenis, dat zij niets willen doen tegen dat Woord. Van de waarheid van Gods Woord willen zij getuigen ; protestari pro veritate = getuigen vóór de Waarheid, welke zij geleerd hebben uit Gods Woord en waaraan hun consciëntie gebonden is.
Zoo zijn Calvinisten : menschen, die God vreezen en voor Zijn Woord buigen, die de gereformeerde of gezuiverde Waarheid lief hebben, naar uitwijzen van Gods Woord hun klaar en duidelijk voor oogen staande, om bij dat licht te wandelen op alle terrein des levens, 't Soli Deo Gloria is en blijft voor de Calvinisten het wachtwoord.
Maar allen die niet-Roomsch zijn en Protestant heeten of genoemd worden, zijn dikwijls allesbehalve : levend uit en voor de Waarheid naar Gods Woord, om die Waarheid, waar het noodig is, tegenover Rome en tegenover alles te stellen.
Hoe moeilijk kan Rome begrijpen wat het Protestantisme, zelfs wat het Calvinisme is en bedoelt!
Telkens en telkens blijkt het weer, dat men eigenlijk geneigd is om in de plaats zelfs van Calvinisten te zeggen : afvalligen — oproerlingen — revolutionairen.
De lijn Calvijn—Rousseau wordt nog al eens doorgetrokken, door de Roomschen — wat dan voortkomt uit een totaal verkeerd lezen, begrijpen en onderscheiden van de leer van Rousseau, den vader der revolutie en van Calvijn, den grooten Hervormer bij de gratie Gods. De een komt met de rechten van den mensch, de ander met het recht Gods.
De èen spint voort uit de revolutionaire zondegedachte, door het ingeven des duivels verkregen in den weg van moedwillige ongehoorzaamheid, waarbij het parool is : „ik mensch, zal als God zijn" — terwijl de ander belijdt de Souvereiniteit Gods op alle terrein des levens, met de geloofsbetuiging: „Spreek Heere, Uw dienstknecht hoort".
Jammer dat Rome, vooral in de meer overwegend Roomsche streken van ons Vaderland, dat zoo weinig verstaat of begrijpen wil.
Waaraan de verwarring en verwatering van het Protestantisme ook zeker schuld heeft.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's