Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JONKER VAN STERRENBURG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JONKER VAN STERRENBURG

Een verhaal uit het Friesche volksleven

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hier krijgt het gelaat van Douwe weer de oude, vergenoegde uitdrukking, 't Ontgaat zijn vrouw niet, dat haar woorden invloed op hem hebben.
„Weet je waar ik zoo blij mee ben, vrouw ? " zegt hij na eenig zwijgen. — „Nou ? " — „Dat Jap zoo eerlijk schuld bekend heeft. Ze heeft daarmede zich zelf overwonnen en is naar 't woord der Schrift sterker geweest dan iemand, die een stad inneemt". — „En die Jap is onze dochter, Douwe !" — „Wat bedoel je ? " — „Dat wij nooit genoeg dankbaar kunnen zijn voor het bezit van zulk een dochter". — „Je wil zeggen, dat wij in armoede toch nog rijk zijn", lacht hij. — „Vind je ook niet ? " — „Je wint het toch altijd". — „En nu zullen wij nog eens een lekker kopje thee drinken, hè ? "
Daarop begint zij, alsof zij den ganschen dag nog niets gedaan heeft, te draven, om zoo spoedig mogelijk 't water aan den kook te krijgen. Zij weet, dat haar man na het avondeten gaarne een kopje thee heeft, en als het moet zal zij het morgenmiddag voor zichzelf wel weer uitzuinigen.
Douwe ziet in stilte haar bewegingen na, dankbaar voor den schat, welken hij niet het minst in haar bezit,
't Volgend oogenblik evenwel wordt vrouw Mollema in haar bezigheid gestoord.
„Is hier volk ? " vraagt een vreemde stem aan de deur.
Aanstonds gaat zij naar voren en ziet den huisknecht van „Grovestins" voor zich.
„Vrouw Mollema, 't compliment van den Jonker, en of je man morgenavond om acht uur op het Slot kan komen".
„Best, menheer", zegt zij, geheel beteuterd door deze onverwachte verschijning, „'k zal 't m'n man overbrengen".
„Goed zoo, goe'n avond".
„'n Avond, menheer".
Met een kleur, die haar anders geheel vreemd was, komt zij weer binnen.
„Nou hebben wij het nog niet gehad", zegt zij opgetogen. — „Hoe zoo ? " — „Je moet morgenavond om acht uur op „Grovestins" komen". — „Om wat te doen ? " — „Ja, dat weet ik niet; 't zal wel komen van dat geval van hedenmiddag".
Weer gaat de hand van Douwe achter 't oor. Dat is zoo zijn gewoonte, als hij in een  moeilijk geval verkeert.
„'k Hou niet van die hooge bezoeken". — „Wil ik er voor jou heengaan ? " — „Dat zou wat worden, je hebt nu al een kleur als een bellefleur, en nu heb je nog maar even met den bediende van het Kasteel aan het woord geweest". — „Dat kwam, omdat ik schrok van dien man. Wat had hij een prachtige jas aan en wat blonken die knoopen !" — „Nog meer dan je doofpot? " — „Plaaggeest, je mag morgenavond je Zondagsche jas wel even aantrekken". — „Van zelf, en de hooge hoed op". — „Afgesproken, 't zal mij benieuwen wat dat worden zal". — „Maar niet te veel verwachten, dan kan het je nooit af vanen".
Daar komen de laatsten van de kinderen ook binnen. Zij hebben het vreemde bezoek gezien en moeten 't hunne er van hebben „Wat moest die man, moeder ? " — „Een boodschap aan vader. Jan". — „Van den Jonker ? " — „Ja". — „Wat was die man mooi; 'k wou, dat ik ook zoo mooi was". — „Maar goed je best doen, jongen, wie weet wat je dan nog wordt". — „Kan je dan ook voor Jonker leeren ? " — „Dat zal wel moeilijk gaan", meent moeder lachend, „maar met een weinig minder kan het ook wel toe."
„Als ik later zijn koetsier maar worden mocht, dan was ik allang tevreden", zegt Sjoerd, die veel van paarden houdt en maar het liefst heeft dat de boer hem met den wagen het veld instuurt.
„Wie weet wat er nog voor je is weggelegd, jongen; die zijn best wil doen kan overal terecht", vindt moeder.
Als de knapen, na hun avondgebed gedaan te hebben, ter ruste gaan, liggen ze nog lang samen te praten over mooie kasteelen en fijne kleeren, en glimmende paarden en over wat zij worden zullen als zij groot zijn.
Mollema heeft stilzwijgend dit laatste tafereeltje van den dag gadegeslagen. Hij verwondert zich in stilte over zijn vrouw, die er zoo'n slag van heeft met het jonge volkje om te gaan. Het eindbesluit waartoe ook hij dezen avond komt is, dat zij het nog wel minder konden hebben en zijn vrouw al weer gelijk krijgt als zij zegt, dat er zooveel oorzaak is om den Heere te danken ook voor ontelbare zegeningen, welke vaak genoten wor­den zonder dat ze worden opgemerkt, en dat de mensch, óok de beste, niet het minst omdat hij zoo menigmaal zijn Weldoener vergeet, al die zegeningen duizendmaal onwaardig is.
Straks slapen ook Douwe en zijn vrouw den slaap der vreedzamen.
En hun slaap is zoet.

HOOFDSTUK V.
Wat moest die man van het Slot hier gisteravond, moeder ? is een van de eerste vragen, welke vrouw Mollema den volgenden morgen van haar oudsten jongen te hooren kreeg, toen vader tegen zessen de deur was uitgegaan om, als naar gewoonte, zich aan den veldarbeid te begeven op de akkers van boer Lettinga.
Dien nacht is Sjoerd in zijn droomen al maar bezig geweest met de fantasieën, die hij den vorigen avond met z'n broer gezien had, toen zij nog langen tijd op bed lagen na te praten over paarden en wagens en al wat maar mooi was. Daar hun slaapgelegenheid op zolder is, hindert het niet dat zij fluisterend spreken. Het gebeurt wel meer, dat beneden reeds lang alles in de rust is en de beide broers nog spreken over het werk van den dag of over hun toekomstplannen.
Geen wonder dus, dat die onverwachte verschijning van des Jonkers huisknecht hen geheel in beslag nam en, toen de slaap hun oogen look, vooral de oudste, bezig deed zijn met hetgeen inzonderheid op dien leeftijd zoo bekoort. Hij had al maar van mooie paarden gedroomd, die hij had te verzorgen en te borstelen tot ze glommen, en van fijn tuigage, 't welk eveneens blonk als zilver, en van wagens op gummibanden en van dogkarren, ja, wat niet al.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

JONKER VAN STERRENBURG

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's