Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

Het spiritisme

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET SPIRITISME (15).
Niemand beter dan ds. P. Huët, in leven Ned. Hervormd predikant te Goes, kan ons in deze tot leidsman wezen, om ons op de gevaren van het Spiritisme te wijzen, dewijl hij zelf, belijder van den Christus zijnde, proefondervindelijk dezen weg heeft doorgemaakt en heeft leeren kennen (iets waarvoor de Heere ieder onzer beware, ook al zegt menigeen, dat men eerst zelf deze dingen moet hebben leeren kennen, alvorens men er over oordeelen kan).
Hy schrijft er zoo ernstig over in zijn boekje: „Na vijf jaren" (1891). In hoovaardij was hij gekomen tot het „doen" aan spiritisme. En hoewel Blumhardt, bij wien hij ter onderrichting zich vervoegde, hem waarschuwend zei: „Gy zult bedrogen uitkomen", ging hij voort in den weg. „De kracht der dwaling" (2 Thess. 2 vers 11) kwam over hem en hij moest ervaren dat het een geweldige en vreeselijke „kracht" is. Dwaselijk liet hij zich troosten door een averechtsche uitlegging van het Schriftwoord : „Beproeft de geesten of ze uit God zijn", om later te schrijven, dat ook de Satan zich weet voor te doen als een engel des lichts! „'t Spiritisme is de sleutel der kennis", liet hij zich wijs maken. En bij ds. Huët zat voor „gebondens geesten uit de duisternis te redden en over te brengen tot Gods wonderbaar I licht". Maar later schrijft hij : mijn bijbel raakte ik kwijt; mijn Heiland raakte ik kwijt; ik raakte alles kwijt, door een schijn-bezit van verschijningen en openbaringen van geesten, die mijn arme ziel afvoerden van de bron van zaligheid, welke is in Jezus Christus onzen Heere !
„Wie" — zoo schrijft hij — „de Heilige Schrift niet langer erkent als de draagster bij uitnemendheid der Godsopenbaring, voor diens oog verliest ook de heerlijke persoon van Christus van lieverlede Zijn luister".
Zijn vroeger geloof werd in zijn oog „naief ongeloof" en zijn tegenwoordig geloof — met zijn Spiritisme — kwam hem voor een hooger en beter geloof te zijn. Maar uit den weg Gods gerakend, verloor het leven alle bezit voor tijd en eeuwigheid. En weergekeerd, door Gods genade, sprak hij diep in zijn ziel bewogen den profeet na : „Waarom weegt gijlieden geld uit voor j hetgeen geen brood is, en uwen arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan ? Hoort aandachtelijk naar Mij en eet het goede en laat uwe ziel in vettigheid zich verlustigen. Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uwe ziel zal leven".
„In den grond der zaak" — schrijft ds. t Huët — „is het Spiritisme diep zondig, gelijk ik het nu in het van den Heere Jezus Christus afstralend licht "heb leeren kennen". Wel spreekt het — in z'n edelste vormen — van deugd, ook nog wel van godsdienst. „Maar ik aarzel niet te verklaren dat het Spiritisme, zooals ik het heb , leeren kennen bij ervaring, niets anders is dan een miskennen, een overbodig maken, een verloochenen van Christus als de Weg, de Waarheid en het Leven ; en waar het nog den naam van Christus belijdt, stelt het een anderen Christus tegenover den Christus.naar de Schriften, dus een anti-Christus".
„Dit is" — zoo vervolgt ds. Huët (blz. 47) — „sedert de komst van den H. Geest als Trooster, de groote, de alle andere in zich sluitende zonde : het verwerpen van Christus, het niet aannemen van Christus, het blijven buiten Christus, het goed en deugdzaam en liefdevol willen zijn buiten Christus, het zalig willen worden buiten Christus, in Wien alleen de vergeving der zonden, de vernieuwing en heiliging des harten, de toegang tot den Vader, de gemeenschap der heiligen en het eeuwig leven is".
„Niet dat elk Christus-belijder, die zijn voet op Spiritistische wegen zet, zich dit bewust is, en niet nog langen tijd ondanks zijn af doling, met zijn hart aan Christus kan blijven vasthouden. Maar de weg leidt er noodzakelijk toe, omdat het, om slechts deze ééne hoofdzaak te noemen, de Heilige Schrift niet als Kenbron der hoogste Godsopenbaring erkent". Geestelijke honger is er — maar om den boom der kennis te bereiken verloochent men den Boom des Levens, Jezus Christus. Men klimt van elders in, inplaats van het ingaan door de deur der schapen.
Ook al zou het bewezen zijn, dat tal van verschijnselen op occult gebied inderdaad op feiten berusten, zoo kan men toch met reden betwisten, dat men hier te doen heeft met werkingen, die van de afgestorvenen uitgaan. Maar ook al zou die twijfel ongegrond zijn — want wij willen de Spiritisten gaarne zooveel mogelijk bij hun armelijk feitenmateriaal tegemoet komen — dan zou daar uit nog geenszins volgen dat de door de Spiritisten bewandelde weg een geoorloofde weg zou wezen.
Wat de Spiritisten doen, is een Christen verboden! Een verhouding en gemeenschapsoefening tusschen de levenden en dooden, zooals de Spiritisten dat voorstaan en in beoefening brengen, is een verhouding en gemeenschap die niet rust in de gemeenschap met God en Christus. En een gemeenschap tusschen levenden en dooden, die niet het gevolg is van de verhouding tot God, doch buiten deze omgaat, ligt geheel en al buiten de sfeer des geloofs. Het is een Christen onwaardig!
De Spiritisten kunnen nóg zoo enthousiast spreken en nóg zoo blij getuigen van de heerlijkheid van hun „geloof", de Christen weet beter, door Gods genade, en blijft het Spiritisme zonde noemen.
Hoort den blijden lofpsalm op het Spiritisme maar, van degenen die meenen, dat nu het grove materialisme dood is en het menschdom — door de geestenverschijningen — naar een hooger en beter leven zullen gaan verlangen !
Dr. Cyriax, een Duitsch geneesheer, die als magnetiseur en clairvoyant-geneesheer (helderziener) zoowel in Amerika als in Duitschland (Leipzig) bekend was, geeft in zijn „Spiritualistische Blatter" zijn blijdschap lucht in deze woorden : „Het Spiritualisme verschijnt in de wereld als eene hervormende kracht en beoogt niets minder dan de geestelijke vernieuwing, de zedelijke wedergeboorte van het opkomend geslacht, dat opwast zonder geloof aan eeuwig leven en zonder vertrouwen op een hoogeren heilstaat. Het Spiritualisme bewijst proefondervindelijk de onsterfelijkheid en de hoogere bestemming des menschen voor meer dan één leven en wijst in plaats van een verloren geloof, een onwankelbaren grondslag aan voor eene onwankelbare overtuiging". En nog krachtiger spreekt zich mevrouw Elise van Calcar over de verwildering der groote massa uit, die in haar dagen aan geen leven na den dood geloofde, en zij acht het Spiritisme als een rijke gave Gods, de eenige weg om dit leven weer in het licht van de Overzijde te gaan schouwen. En zij spreekt dan ook over den Bijbel en den persoon van Jezus, doch — dan in Spiritistischen zin. Het Spiritisme als commentaar op de Heilige Schrift!
Hier komt de Christ-geloovige, die zijn Heiland belijdt en zijn Bijbel liefheeft, aanstonds met z'n protest.
Niet, natuurlijk als er met zorg gesproken wordt over een menschengeslacht dat zegt: „dood is dood". Ook niet, als er smart gevoeld wordt over 'n opkomend ge­ slacht dat in verwildering opgroeit. Daartegen gaat niet het protest van den Christen. Maar wèl komt dit protest, wanneer men als middel tot genezing biedt: het Spiritisme, met mediums, met séances, met geestenverschijningen, enz.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 maart 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 maart 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's