MEDITATIE
Want Hij moet als Koning heerschen totdat Hij al de vijanden onder Zijne voeten zal gelegd hebben. 1 Corinthe 15 vers 25.
CHRISTUS TRIUMPHATOR.
I Corinthe 15 is het bekende hoofdstuk, waarin de apostel Paulus handelt over de zekerheid van de opstanding uit de dooden, o.a. zeggende : „Christus is opgewekt uit de dooden, en is de eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn". En nu zegt de apostel, dat die opstanding uit de dooden in de toekomst van Christus geschieden zal en dan zal het einde er zijn. Christus zal dan het Koninkrijk aan God en den Vader geven; en dit zal geschieden, als Christus namelijk teniet gedaan zal hebben alle heerschappij, en alle macht, en kracht; want Hij moet als Koning heerschen, totdat Hij al de vijanden onder Zijne voeten zal gelegd hebben".
Wij weten wel, wat een koning is. Hij geeft de wetten aan de onderdanen van zijn land ; hij beschermt hen tegen de vijanden ; hij is er op uit, om zijn land in welvaart te doen toenemen. En nu doet de Heere Jezus ook zoo voor Zijn Koninkrijk. In den naam des Vaders geeft Hij de wetten, die moeten opgevolgd worden. En hoe is de Heere Jezus voortdurend bezig om Zijn Koninkrijk tot de volheid te brengen, die er voor bestemd is van eeuwigheid af aan, van vóór de grondlegging der wereld. Ook gaat Zijn Geest rond in Zijn Koninkrijk om Zijne onderdanen te beschermen tegen de vijanden. Want satan gaat uit óf als een brieschende leeuw óf als een engel des lichts, of hij ook mocht vangen in zijne netten, ter verleiding gespannen voor degenen, die in Christus' Koninkrijk zijn binnengebracht. Gode zij dank ! dat als waarheid in Gods Rijk geldt, beluisterd van Jezus' lippen : „Die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat de Schrift vervuld worde".
En hoe zal Christus als Koning heerschen, waartoe Hem alle macht gegeven is in den hemel en op de aarde, totdat Hij al de vijanden onder Zijne voeten zal gelegd hebben. Hier worden wij herinnerd aan Jozua, den leidsman van Israël. Die immers ook met die vijf koningen aldus gehandeld heeft. Hij heeft ze alle vijf doen nederbukken op den grond en daarna de voeten op hunne nekken laten zetten, ten bewijze dat ze geheel in zijn macht waren en geen weerstand meer konden bieden. Zoo is ook Christus de Held, Die ter overwinning uitgaat. Johannes zag : „een wit paard, en die daarop zat, had eenen boog ; en Hem is eene kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwonne". Christus treedt steeds als Overwinnaar uit het strijdperk. Let maar op den Heere Jezus in de woestijn, verzocht door den duivel. Is Hij niet zegevierend uit de verzoekingen gekomen ? De satan kan Jezus wel aanvallen, maar niet overwinnen. Daarom kon Jezus het zoenoffer stellen geheel naar den wil des Hemelschen Vaders en aan het einde van 't offer zeggen : „het is volbracht". Ziet den Heere Jezus, als den Triumphator bij uitnemendheid, levend te voorschijn komen ten derden dage uit het graf, waarin Hij, Die aan het kruis gestorven was, was weggelegd. Dood noch hel konden Hem houden ; Hem, Die is de Vorst des levens.
Maar nu voert Christus in den tijd uit, wat het noodzakelijk uitvloeisel is van Zijn offerwerk, aan het kruis volbracht. Christus brengt de vijanden, den een na den ander, onder Zijne voeten. Dat „onder Zijne voeten" wil zeggen, dat Christus Zijne vijanden vernietigt. Wij lezen dan ook in het Boek „Openbaring", dat de duivel en zijne engelen geworpen worden in den poel van vuur en sulfer. Christus vernietigt die vijanden langs den weg der middelen. Hij gebruikt daarvoor de menschen, door ze te stellen van volk tegen volk, of van man tegen man ; Hij gebruikt daarvoor de elementen der natuur. Want hoe kan één bliksemstraal hij den mensch den adem afsnijden ; hoe heeft Hij een geheel leger van vijanden door het water doen omkomen ; hoe heeft Hij het vuur en het sulfer uit den hemel doen nederdalen om de goddeloozen van de aarde te vernietigen. Hij gebruikt daarvoor den engel des doods. Egypte weet het, daar immers de engel des doods door hun land heenging, ten dage als Israël nog woonde in Gosen. En ten laatste zal de dood zélf te niet gedaan worden, opdat alleen het leven zal heerschen tot in eeuwigheid.
Dat heerschen van Christus als Koning dat vernietigen der vijanden gaat niet buiten den mensch om. Want die vijandigeden tegen Christus zijn zaken, die voortkomen uit het hart des menschen. „Want het gedichtsel van 's menschen hart is boos van zijne jeugd afaan". Daar ligt de wortel van alle kwaad. Daarom ook dat offer van Christus is gebracht juist om die vijandigheden van 's menschen hart. Nu komt de Heilige Geest, door Christus gezonden, om de weldaden van Christus in het hart des menschen aan te passen. En zoo worden de vijandigheden uit het hart verbannen en het Gode welbehagelijke in het harte geplant. Dan is Christus bezig te heerschen als Koning in dat hart. Dan is hij bezig den dood uit het hart te bannen en het leven daarin te stellen. En heel dat werk van Christus, dat „Hij heerscht als koning, totdat Hij al de vijanden onder zijne voeten zal gelegd hebben", gaat wars door den mensch heen. De mensch neemt daar deel in en dat is dan dat: strijd den goeden strijd des geloofs; strijd om in te gaan". Vandaar dat de mensch er zoo moedeloos onder worden kan. Angstig het onderspit te moeten delven ; dat het voor hem in de eeuwigheid niet goed zal uitkomen. Maar hoe komt de Heere Jezus den bekommerde te beschamen n toont Hij de waarheid voor dat kind van Zijn eigen woord : „na het zure geeft Hij het zoet".
Wat een troost voor degenen, die geleerd hebben den dood op zichzelven te schrijven en al hun heil alleen van Christus te verwachten, dat Gods Woord tot hen zegt, dat Christus „moet heerschen". Dat is dat goddelijke „moeten", waarvan nooit een jota noch tittel vallen kan; dat geheel volbracht zal worden, totdat Jezus kan zeggen tot Zijn Vader, dat nu gekomen is het eind van Zijn Koningswerk en dat voortaan het zal zijn, dat God de Vader alles is in allen. Dan breekt voor al Gods volk aan de dag van glorie in den nieuwen hemel en op de nieuwe aarde. Dan zullen alle vijanden, ook de dood, vernietigd zijn onder de voeten van Immanuël; dan zal het wezen, dat zoo ten volle verstaan zal worden de waarheid van die dichterlijke woorden :
„Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort ! Zij wand'len, Heer, in 't licht van 't godd'lijk aanschijn voort; Zij zullen in Uw naam zich al den dag verblijden ; Uw goedheid straalt hun toe. Uw macht schraagt hen in 't lijden, Uw onbezweken trouw zal nooit hunn' val gedoogen, Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw woord verhoogen".
Hattem.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1932
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1932
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's