Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE NOOD DER BOEREN.
De groote beteekenis, welke de crisis in den landbouw voor ons land heeft, ligt in het feit dat de geheele plattelandsche bevolking en zelfs ook nog een gedeelte van die der steden, direct of indirect bij dezen tak van volksbestaan is betrokken.
Vooreerst heeft men de 221.650 landbouwbedrijven, die Nederland bezit. Van die bedrijven is meer dan de helft kleinbedrijf, d.w.z. bedrijven van minder dan 5 H.A. Slechts één negende deel der 221.650 landbouwbedrijven is grooter dan 20 bunder. In totaal hebben 220.000 landbouwers en veehouders met nog 400.000 landarbeiders een bestaan op de 2.200.000 H.A. bouw-en grasland.
Zooals de toestand op dit oogenblik is, kan de akkerbouw zich wel redden. De tarwewet werkt gunstig ; voor de suikerbietenverbouw is een belangrijke rijkssubsidie toegestaan en wanneer het nu nog maar met de aardappelprijzen wat meeloopt, kan het akkerbedrijf op de klei wel gaande worden gehouden.
Doch zoo staat het niet met het veehoudersbedrijf en het gemengde bedrijf op het zand.
Deze bedrijven verkeeren op dit oogenblik in grooten nood.
De toestand in de veehouders-en gemengde bedrijven is thans zoo, dat terwijl de boeren van den vroegen morgen tot den laten avond werkzaam zijn, er geen cent wordt verdiend. Ja, zelfs de bedrijven zienderoogen achteruitgaan.
Dat deze toestand zeer donker wordt ingezien, kan blijken uit een adres, dat de Gedeputeerde Staten van Drenthe onlangs tot den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw hebben gericht.
In dat adres schrijft het dagelijksch bestuur dier provincie, dat de Stand der prijzen van de voortbrengselen van landbouw en veeteelt is gedaald tot een peil, waarbij een loonend bedrijf voor den boer onbestaanbaar is niet alleen, doch waarbij voortzetting van het 'bedrijf tot financieelen ondergang moet voeren.
Deze noodtoestand in Drenthe is het beeld van al die streken in ons land, waar de veeteelt en de akkerbouw op het zand wordt uitgeoefend.
Vandaar, dat van allen kant het geroep tot de regeering komt om in de benarde omstandigheden, waarin de landbouw verkeert, de behulpzame hand te bieden.
Nu is het een bekend feit, dat de crisis, die in de veehoudersbedrijven en in de gemengde bedrijven op het zand heerscht, veel moeilijker is te bestrijden dan die, welke eenigen tijd geleden den akkerbouw op de klei teisterde. Toch zullen de noodige maatregelen moeten worden getroffen om ook den nood van de eerstgenoemde bedrijven te lenigen en deze voor ondergang te behoeden.
Natuurlijk zal de regeering hier niet verder kunnen gaan, dan den noodtoestand te verzachten.
Afdoende maatregelen zijn niet te treffen, omdat de crisis zich niet alleen tot ons land bepaalt, doch een wereldcrisis is, die een internationaal karakter draagt.
Reeds nam de regeering den maatregel tot contingenteering van den invoer van vleesch, waardoor de veeprijzen iets naar boven zijn gegaan ; thans zullen ook de producten van den zuivel, van de eieren en van het varkensvleesch, om nog maar niet te gewagen van den rogge-en haververbouw, steun moeten ontvangen.
Naar uit regeeringskringen vernomen wordt, zullen binnenkort maatregelen worden voorgesteld, die de veehouders in hun bedrijf zullen tegemoetkomen.
Daarmede zou reeds veel verkregen zijn. Echter zal groote spoed moeten worden betracht.
De nood klimt bij den dag.

FOUTIEVE CIJFERS EN FEITEN.
Een onzer bondsleden te Haarlem, die klaarblijkelijk ook lezer is van De Banier, deed ons eenige dagen geleden een breedvoerig schrijven toekomen, waarvan de korte inhoud deze is, dat met betrekking tot de uitvoering van de Invaliditeits-wet de voorstanders van de verzorging van invaliden, weduwen, weezen en ouden van dagen, wel wat heel onnoozel zijn, om met het weinige, dat deze wet practisch uitkeert, zich tevreden te stellen. Ds. Kersten — zoo vervolgde de schrijver — die door de cijfers in het gelijk wordt gesteld, eischt dan ook juist, mede met het oog op de luttele uitkeeringen, terecht, dat de Invaliditeitswet onverwijld worde opgeruimd. Ons bondslid te Haarlem concludeerde tenslotte, dat zij, die met de Invaliditeitswet instemmen, nog heel wat uit de goed gedocumenteerde feiten van ds. Kersten kunnen leeren.
Welke zijn nu de cijfers, die ds. Kersten inzake zijn optreden tegen de Invaliditeitswet in het gelijk zouden stellen, benevens de goed gedocumenteerde feiten, welke de leider der Staatkundig Gereformeerde Partij geeft, en waarop de tarief schrijver uit Haarlem doelt ?
Deze cijfers en feiten zijn te vinden in De Banier van 21 Maart l.l.
Daarin schrijft ds. Kersten — wij laten enkele woorden vet drukken — :
Dezer dagen kwam ons in handen het verslag van de Raden van Arbeid over 1930. Laat men die cijfers eens overwegen ! Bekend is, dat alleen aan zegels wordt geplakt per jaar veertig millioen gulden, zegge ƒ40.000.000 gezogen uit de bedrijven. Dat is dan alleen nog maar voor de Invaliditeitswet. Voeg daarbij nu nog eens wat de Ongevallenwet kost en de Ziektewet. En waar blijven nu die lieve centen ? Daar zouden de armen en ouden en invaliden toch eens goed mede kunnen zijn ! Vooral wijl dat bedrag nog jaarlijks wordt vermeerderd met elf millioen honderd drie en twintig duizend gulden, door den Staat getrokken uit de belastingen, die reeds tot ongekende hoogte zijn geklommen. Voor '32 was dit bedrag nog veel hooger.
En wat krijgen nu de weduwen en weezen en invaliden van al die millioenen ?
Schrik niet, lezer ! Aan ouderdomsrente ex art. 373 der Invaliditeitswet werd betaald ƒ 1.723.706.26 Aan weduwenrente „ 498.565.17 (Wij verbeteren hier een schrijffout). Aan weezenrente . f 222.160.94 - Totaal ƒ2.444.432.37
Nog geen 2.5 millioen — zegt ds. Kersten — dus uitgekeerd van de ontvangen ƒ51.123.000.—. Nog geen 2.5 millioen voor de behoeftigen, terwijl aan raden van arbeid werd uitbetaald bijna zeven en een half miljoen (7.334.076.63).
Tot zoover het artikel van ds. Kersten In De Banier.
2.5 millioen gulden aan invaliditeits-, weduwen-, weezen- en ouderdomsrente op grond van de Invaliditeitswet, en daartegenover een jaarlijksche inkomst van het Invaliditeitsfonds van meer dan 51 millioen gulden.
Het is eenvoudigweg schandelijk.
Wij kunnen 't ons indenken welk een diepen indruk dit goed gedocumenteerde feit, dat door ds. Kersten werd ontdekt en werd gepubliceerd, op de lezers van De Banier moet maken.
En als dan ds. Kersten op grond van dit feit spreekt over het „uitzuigen" der bevolking door de regeering, en het „trappen" van land-en tuinbouw, dan is het zoo begrijpelijk dat de Staatkundig Gereformeerden deze uitroepen met applaus onderstrepen.
Doch de cijfers, die ds. Kersten in De Banier gaf, waren onwaar en onjuist.
In plaats van de schromelijk onjuiste voorstelling volgens welke, naar ds. Kersten beweert, van de 40 millioen, die jaarlijks aan zegels worden geplakt, slechts een kleine 2.5 millioen aan invaliden, weduwen, weezen en ouden van dagen ten goede zouden komen, is de naakte waarheid, dat jaarlijks bijna 25 millioen, zegge vijf en twintig millioen gulden worden uitgekeerd.
Op 21 Maart 1932, den datum, waarop ds. Kersten zijn onjuiste voorlichting aan de lezers van De Banier gaf, bedroegen de uitkeeringen in afgeronde cijfers, die door het Departement van Arbeid, Handel en Nijverheid nader zijn bevestigd geworden :
loopende invaliditeitsrente per jaar f 5.087.000 Idem Ouderdomsrente 14.200.000 Idem Weduwenrente-.f 3.376.000 Idem Weezenrente  f 2.134.000 Tezamen ƒ 24.797.000.
In plaats van nog geen 2, 5 millioen gulden krijgen de invaliden, ouden van dagen, weduwen en weezen dus 25 millioen gulden per jaar.
Uit de specificatie der cijfers benevens uit het eindtotaal blijkt dus, hoe onwaar de voorstelling van zaken was, die ds. Kersten op 21 Maart in De Banier gaf.
Heeft ds. Kersten nu, toen hem in de pers gewezen werd op de onware wijze, waarop hij in het Staatkundig Gereformeerd orgaan voorlichting gaf, zijne fouten open en rond erkend en er zijn spijt over uitgesproken, dat hij onjuiste gegevens had verstrekt ?
In geenen deele !
Wanneer men het anders verwacht had, kent men ds. Kersten niet.
In een 2e artikel in De Banier van 30 Maart werpt de leider der Staatkundig Gereformeerde partij zich eerst op hen, die de vrijmoedigheid hadden hem de foutieve cijfers onder het oog te brengen.
Het heet in dat artikel, dat de Antirevolutionaire pers in beroering is gekomen.
Die beroering — zoo zegt ds. Kersten — liep over de bekende 2, 5 millioen gulden tegenover de onkosten van de Raden van Arbeid 7, 5 millioen gulden.
Dit is onwaar !
Het liep niet over de 2, 5 millioen tegenover de 7, 5 millioen, doch over de 2, 5 millioen uitkeering aan invaliden, weduwen en weezen tegenover de ruim 51 millioen aan inkomsten.
Daarover ging het in de pers alleen. Voorts maakt ds. Kersten het in zijn 2de artikel nog erger, door zijne fouten goed te praten met, de opmerking :
Die 2, 5. millioen gulden toch vormen niet het geheele bedrag, dat door de Raden van Arbeid werd uitgekeerd. Dat zou toch ook al te bar zijn. (Wij drukken vet).
Men staat over deze uitvlucht verbaasd, na al hetgeen ds. Kersten in zijn artikel van 21 Maart in De Banier schreef.
Op 21 Maart heette het toch: Nog geen 2, 5 millioen worden uitgekeerd van de ruim 51 millioen gulden en op 30 Maart wordt gezegd, dat het te bar zou zijn, wanneer het bij deze 2, 5 millioen gulden bleef.
Het lust ons niet om verder op deze onverkwikkelijke zaak in te gaan.
Het doet ons leed, dat de leider der Staatkundig Gereformeerde partij op deze wijze handelde.
Het geeft den tegenstander gelegenheid om te juichen.
Intusschen zal ons bondslid te Haarlem hebben opgemerkt, dat hij met de voorlichting van den hoofdredacteur van De Banier voorzichtig moet zijn. Om deze reden hebben wij eenigszins breedvoerig op deze zaak moeten ingaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's