Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RONDOM DE LEESTAFEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RONDOM DE LEESTAFEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heilige Schrift — Het Koninkrijk Gods — en De Oorlog, door ds. S. G. de Graaf, Geref. pred. te Amsterdam. Uitgave van Cedem te Sluis. Tweede druk.

Een brochure van Gereformeerde zijde over de Heilige Schrift en den Oorlog. Omdat de Schriftgegevens dikwijls zoo verkeerd behandeld zijn in verband met het vraagstuk van den oorlog, wil ds. de Graaf het hier nog eens over doen, om met Schriftgegevens dit belangrijke probleem te bespreken. Het Oude- en het Nieuwe Testament moeten wel onderscheiden worden, maar om „het Evangelie" te isoleeren van den geest van het Oude Testament, moet worden afgekeurd. Dat is niet toelaatbaar ; dat meet tot allerlei misvatting aanleiding geven. Het Evangelie dan bovendien nog in een zeer bepaalden zin te beperken — b v. door het eigenaardig spreken over de Bergrede — gaat heelemaal niet op ! Dat is de Heilige Schrift mishandelen. De éénheid der openbaring mag niet worden losgelaten. Dat is de Heilige Schrift geweld aandoen. Prof. Heering b.v. isoleert „het evangelie" in zijn bekend boek : „De Zondeval van het Christendom". Maar dat is een fout, een grondfout. En prof. Heering, die modern is, staat daarin waarlijk niet alleen. Men mag niet spreken van „de opvatting van het Nieuwe Testament". Men moet onder christenen spreken — en blijven spreken — van „de opvatting van de Heilige Schrift". Prof. Heering spreekt van tweeërlei Messiasverwachting in het Oude Testament; een wraak- en krijgszuchtig Messianisme en anderzijds een verwachting van den vredeskoning. De eerste — aldus prof. Heering — won het ten slotte van het laatste. Maar eigenlijk telt het Oude Testament bij hem niet mee, als het gaat om het evangelie; misschien een enkel tipje. Maar het Nieuwe Testament spreekt dan van het Koninkrijk Gods. En dan is er voor het zwaard en voor het geweld geen plaats, 't Staat in volstrekten zin tegenover de koninkrijken der wereld. Alleen komt bij Paulus in zijn toekomstuitspraken weer het krijgszuchtige Messianisme aan het woord. En in de Apocalypse of het boek de Openbaring viert dit hoogtij.
Als prof. Heering zoó zelf „het evangelie" geconstrueerd en in elkaar gezet heeft, gaat hij, uitgaande van zijn eigen stellingen, redeneeren. Ook de geschriften van de oudste Kerkvaders gebruikt hij dan, om te bewijzen dat zij den krijgsdienst in het Romeinsche leger absoluut hebben verworpen en dat zij lederen militair willen censureeren. Die mannen hebben den geest van het evangelie begrepen — zegt prof. Heering.
Nu wil prof. Heering het gezag in de koninkrijken der wereld niet verwerpen of ondermijnen. Dat is een compromis dat hij sluiten wil; mits de Staat het niet al te bont maakt en b.v. geen oorlog voert. De liefde moet heerschen ; al zal er in den Staat altijd wel iets aan blijven ontbreken.
Nu zegt b.v. Rom. 13 — aldus ds. de Graaf in zijn brochure — dat beide koninkrijken, dat van de wereld en Gods Koninkrijk, van den Heere zijn. Want de machten der aarde zijn van God. De macht als zoodanig in den Staat is van God ; en zij is een goede gave van den goeden God; „Gods dienaresse u ten goede".
Wanneer we de éénheid van de Heilige Schrift handhaven, kan dus de Heere Je­zus, met Zijn uitspraak : „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld", nooit bedoeld hebben de koninkrijken der aarde te verachten en te verwerpen. Het Koninkrijk Gods en de koninkrijken der wereld vormen geen tegenstelling, al moeten ze onderscheiden worden. En als prof. Heering juicht, dat de oudste Kerkvaders het toch alzoo hebben verstaan, n.l. dat het Koninkrijk Gods en het koninkrijk der wereld een tegenstelling vormen (wat niet waar is) dan weten we — aldus ds. de Graaf — dat de uitspraken van de Kerkvaders allesbehalve „maatgevend" voor ons zijn als wij zien — aldus ds. de Graaf — hoe weinig zij, dogmatisch beschouwd, van den inhoud der H. Schrift gegrepen hebben, verwondert het ons allerminst, dat ze er ook in de Sociale ethiek meermalen naast gegrepen hebben!
Zoowel het koninkrijk der wereld als het Koninkrijk Gods is van God. De macht in het koninkrijk der wereld is van God (Rom. 13). Het zijn twee koninkrijken naast elkaar, geen tegenstelling, maar in alles onderscheiden. Zoo kan ook niet gezegd worden, dat de wet der liefde in de Kerk hooger staat dan de wet der gerechtigheid in den Staat. Zóó mag het een niet tegenover het ander gesteld worden ! De geest van de koninkrijken der wereld mag niet worden voorgesteld als in wezen van lager orde te zijn dan de geest van het Koninkrijk Gods. Er mag geen dualisme komen tusschen gerechtigheid en liefde, noch hier op aarde, noch ook in God Zelf. Positief gesproken, gaan we uit van de éénheid van gerechtigheid en liefde in God, van de eenheid van gerechtigheid en liefde in het kruis van Jezus Christus. En zoo "verwerpen we ook de onderscheiding tusschen de koninkrijken der wereld als de lagere sfeer van het recht, en het Koninkrijk Gods als de hoogere sfeer van de liefde. Ook in het Koninkrijk Gods zien we de heerschappij van het recht! En dat het recht ook in het Koninkrijk Gods zijn kracht behoudt, blijkt uit de ordening van gezag en gehoorzaamheid in de Kerk, uit den eisch tot oefening van de tucht in de Kerk, en uit het feit, dat eens de werken der geloovigen volgen met hen.
Zoo geldt ook in het Koninkrijk Gods het recht.
En zoo is het niet uitgesloten, dat de Overheid uit noodweer het zwaard der gerechtigheid hanteert en voor eigen volksbestaan opkomt in den oorlog. Dan is de oorlog te vergelijken met dat bizonder geval, waarin God aan Israël had toegestaan op te komen voor Zijn recht over eigen groep en kring, n.l. de bloedwraak. Bij het nog ontbreken van een in alle deelen goed functioneerend Overheidsinstituut, was het de beleedigde familie zelf opgedragen, door den bloedwreker het recht Gods te verzoenen. Dat was geen zonde. Maar sinds is in de positie van de Overheid heel wat verandering gebracht. En nu is de bloedwraak niet meer toelaatbaar; 't is zonde.
Zóó ook staat het met den oorlog. De oorlog was het geoorloofd middel tot handhaving van het recht Gods over de volkeren. Met den geest en den zin van de Heilige Schrift is dat niet in strijd. Maar nu is de oorlog ontaard tot een bloedveete. De oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk is niet om het recht Gods te handhaven over het volk. Het gaat er niet meer om, dat de Overheid 't zwaard der gerechtigheid hanteert, wakend voor het heilig recht, dat God gegeven heeft. Maar het is ontaard tot een bloedveete! Door de gebeurtenissen van de laatste eeuwen hebben de volkeren 't recht tot den oorlog verbeurd. En gelijk bij de bloedwraak van vroeger een betere installatie van de Overheid een eind gemaakt heeft aan de bloedwraak, die ook ontaard was tot een bloedveete — zoo moet een beter internationaal rechtsinstituut nu een einde maken aan den oorlog, die in een bloedveete is ontaard. In plaats van de individueele volkeren, die z.g.n. voor de handhaving van het recht zorgen door barbaarsche oorlogen, moet een internationaalrechtsinstituut worden geschapen, dat voor de beschikking van het recht en de handhaving daarvan door wettelijke sancties kan zorg dragen. De volkeren hebben door de geschiedenis van de laatste eeuwen het recht tot den oorlog verbeurd en God komt een hooger en beter recht geven, naar den rijkdom Zijner algemeene liefde.
Hier zitten natuurlijk allerlei kwesties achter. Maar ds. de Graaf verwijst dan b.v. naar hetgeen prof. Anema heeft geschreven in „Schrift en Historie" (het gedenkboek der A.R. Partij). Gods Woord geeft ons grond om op te komen voor de zelfstandigheid der enkele Staten en der individueele volkeren, maar Gods Woord geeft óók recht om te spreken van een zelfstandige Statengemeenschap. Er moeten algemeene rechtsbeginselen zijn voor de gemeenschap der volkeren en het mag geen hel worden op aarde. Zeker moet het recht van eiken Staat erkend, maar dat heft niet op de eene algemeene rechtsgemeenschap, waarin het menschelijk geslacht, waarin de volkeren gebonden zijn.
Prof. Anema betoogt, dat voortdurend, zoowel op het eene als op het andere, veel te éénzijdig de nadruk gelegd wordt. De één accentueert veel te sterk het eigen recht van eiken Staat en van de individueele volkeren ; en de ander legt weer veel te sterk nadruk op de eene algemeene rechtsgemeenschap. Dat laatste heeft men dikwijls op een zondige wijze, tegen Gods ordinantiën ingaande, trachten te verwezenlijken in een wereldrijk. Maar anderzijds gaat men op zondige wijze spreken van de onbeperkte souvereiniteit van eiken individueelen Staat. De leuze van non-interventie toont, hoe absoluut men die souvereiniteit opvatte !
Naar Calvinistische opvatting moeten beide factoren worden erkend en moet naar een voortdurend evenwicht tusschen die beide worden gestreefd.
Het moet niet worden één bondsstaat. Dat zou brengen tot een ondragelijke tyrannic der groote mogendheden. Maar het recht van een internationale orde met de daaraan verbonden sancties moet door den christen worden verdedigd. Er moeten instituten geschapen worden, die voor de handhaving van het internationale recht zorg dragen, opdat we niet in de helsche oorlogen omkomen.
Natuurlijk kan daarbij een verkeerde toepassing van het recht komen, maar kan dat ook niet bij de Overheidsmacht het geval zijn ? Kan zelfs de macht in de Kerk óók niet ontaarden ? Maar is daarom het instituut zelve verkeerd ?
Het is daarbij niet toe te geven, dat er oorlogen zullen blijven tot het einde toe.
Natuurlijk zal de zonde niet minder worden. Integendeel. Maar is het daarbij uitgesloten, dat God in Zijn algemeene goedheid in den weg van het internationaal recht het kwaad wil beteugelen, zooals er zoovele dingen, ook al gaat het naar het einde, beteugeld worden in den weg van de algemeene gratie Gods ?
Geenszins mag dus ontkend, dat 't recht van den oorlog er zou wezen ter handhaving van het recht Gods over de volkeren. Dat recht is niet in strijd met den geest van het Koninkrijk Gods, waarin óók het recht heerschen moet.
Maar er kunnen omstandigheden komen, dat de oorlog moet veroordeeld worden, als de oorlog radicaal ontaardt.
En daarom betoogt ds. de Graaf aan het eind van zijn brochure, dat, hoewel de oorlog ter handhaving van het recht Gods op zichzelf niet in strijd is met den geest van het Koninkrijk Gods, de tijd toch komen kan en nu gekomen is, dat elke oorlog door den christen moet worden veroordeeld. Waarop hij dan aanstonds laat volgen : „dit brengt voor mij niet mee éénzijdige ontwapening, en nog veel minder dienstweigering. Het internationaal instituut tot handhaving van 't recht onder de volkeren is nog niet geschapen. En revolutionair is de geest van het evangelie nooit". „Toch moet wel door de volkeren alle mogelijke wettige druk op de Overheden geoefend worden, opdat zij haar eigen onbeperkte zelfstandigheid prijs geven, en zoo spoedig mogelijk komen tot de erkenning van het recht der internationale ordening. Het in herinnering houden van den jammer der laatste eeuwen en vooral van de jaren aan het begin dezer eeuw, moge voortdurend tot het oefenen van dien druk prikkelen. Hierin heeft de historie gesproken. Hierin heeft m.i. God door de historie gesproken.
En wat al lang met de bloedwraak is geschied, dient nu ook met den oorlog te geschieden, n.l. dat hij als barbarisme wordt verworpen. De christen mag hier niet zwijgen. Gelijk eens geheele geslachten door bloedveeten zijn uitgeroeid, zoo zal Europa door het voortgaande oorlogsbedrijf worden uitgemoord".
„Als de geloovigen op grond van de Schrift en van de historie, op grond van „Er staat geschreven" en „Er is geschied" er toe komen, eenparig en van harte hun fiat te geven aan de afschaffing van den oorlog, en te eischen, dat de Overheden van hun vermeende absolute souvereiniteit afstand doen, zal daardoor de ban gebroken worden, die nu de volkeren gevangen houdt".
De vraag is hier niet, of er, in het laatst der dagen, niet op andere wijze groote jammer over ons zal komen. Maar hier moet gedaan worden wat mogelijk is, om het menschdom van dezen vreeselijken vloek zooveel mogelijk te bewaren — en de geestelijke strijd tusschen Christus en degenen, die Hem gram zijn, kan dan te scherper worden ingezet. Want het gaat naar het einde ! —
Wanneer we deze brochure lezen, is het een ander geluid dan ons doorgaans toekomt, wanneer een van de geloofsgenooten en geestverwanten van den Gereformeerden predikant van Amsterdam spreekt. Zijn houding tegenover den oorlog en het internationaal rechtsinstituut is iets bizonders in onze kringen, althans bij velen onzer. Daarom heeft deze brochure ons des te meer aangegrepen, waar de volstrekte autoriteit van de Heilige Schrift, zijnde Gods Woord, op elk punt wordt gehandhaafd.
Laat men deze brochure koopen en lezen. Voor een heel geringen prijs is het boekske te verkrijgen in den boekhandel. Het rustig lezen en bespreken kan zeker z'n nut hebben !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

RONDOM DE LEESTAFEL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's