Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NIET GIJ, MAAR IK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIET GIJ, MAAR IK

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Joh. 15 vers 16).
„Gij hebt niet Mij, maar Ik heb u verkoren", hoe diep beschamend is dit woord, o Heer'. Aan zonde en wereld heb ik mij verloren, en van mijzelf keer ik tot U niet weer. Maar tevens, trouwe Heer', hoe rijk in troost! Waar Gij, in vrije gunst mij hebt bemind, en mij reeds vóór mijn aanzijn uitverkoost, daar blijff ik tot in eeuwigheid Uw kind.
Laat mij dan heengaan, waar het U behaget; wijl ik niet U, maar Gij, o Heer, mij draget, en geven vrucht den Hovenier tot eer. Dat ik mij slechts geheellijk aan U wijde, dan daagt de stond', dat 'k mij met U verblijde, om wat Gij groeien deedt, grootmachtig Heer' !

II.
Want, van zichzelve draagt geen rank er vrucht, zoo zij in U, den Wijnstok, niet en blijft. Mijn ziel is machteloos zelfs tot een zucht In killen doodsstaat lig ik gansch verstijfd.
In d' eeuw'gen bodem van Gods liefdewezen, waart Gij, o eed'le Wijnstok, al geplant, eer nog de dag was aan de kim gerezen ; en heel de schepping kwam door U tot stand.
En, zoo wanneer mijn ziel uit U mag leven, haar ledig slechts door U vervullen laat, dan mag ik and'ren uit Uw volheid geven, en vindt ook eigen ziele rijke baat. O, laat mij. Heer, dan immer in U blijven, en wil al 't mijn' genadiglijk verdrijven.

III.
In Uwen Naam mag ik vrijmoedig vragen al wat, o Heer', 'k tot vruchtbaarheid behoef. Den Vader mag ik eigen dorheid klagen, en 't kwaad, waarmee 'k gestaag U nog bedroef.
O, heerlijk toekomstbeeld, als eenmaal d' aard en waai doorwaai geheel mijn doodschen hof. Dan zingt mijn ziel het lied van haar Beminde, en klimt Uw eer nog op uit zondig stof.
O, heerlijk toekomstbeeld, als eenmaal d' aard van Uwe heil'ge kennis vol zal zijn, heerlijk water, dat den boom der zeeën dekt Als gansch de schepping U tot glorie strekt, en heel Uw Kerk, verlost van zonde en pijn, tot 't eeuwig Hallel om U is geschaard

Gouderak, 29 Mei '32.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juli 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

NIET GIJ, MAAR IK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juli 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's