Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gansch zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. 2 Corinthe 4 vers 17 en 18.

VERDRUKKING EN HEERLIJKHEID.
Als ge die woorden van onze overdenking hebt gelezen, en ge wist niet, dat de apostel Paulus daarvan de schrijver was, zoudt ge misschien o zoo gemakkelijk kunnen denken dat de schrijver dezer woorden iemand geweest is, die in zijn leven maar aan weinig verdrukkingen beeft blootgestaan. Het is toch geen lichte zaak om zoo tegenover de vele verdrukkingen te kunnen staan.
Maar nu weten we, dat het door den grootsten der apostelen van den Heere Jezus geschreven is. En wat lezen we in dit zelfde hoofdstuk : „Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht Godes zij en niet uit ons ; als die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd, twijfelmoedig, doch niet mismoedig, vervolgd, doch niet daarin verlaten, nedergeworpen, doch niet verdorven, altijd de dooding des Heeren Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zou geopenbaard worden".
Zie, als we bij deze woorden stilstaan, kan de gedachte ook geen oogenblik meer postvatten, dat de apostel die woorden van heilig optimisme over de verdrukkingen heeft uitgesproken, omdat hem maar weinig leed en teleurstelling in dit leven door den Heere was opgelegd.
En indien ge er nog aan zoudt twijfelen, sla dan maar eens het elfde hoofdstuk op, waar hij een beschrijving geeft van de vele wederwaardigheden, die hij op zijne zendingsreizen ondervonden had.
O, als gij het lijden van den apostel ziet, dan zult ge er u integendeel over moeten verwonderen, dat deze geloofsheld, ondanks al het lijden, niet vertragen wilde noch zich van Christus wilde afkeeren.
En nu is het juist in deze overdenkingswoorden, dat hij wil uiteenzetten, waarom er bij hem geen vertragen is : „Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gansch zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid".
Zij dat woord van Paulus ook tot vertroosting en bemoediging voor allen, die den Heere vreezen en onder groote verdrukkingen hun weg vervolgen door dit aardsche Mesech.
Want nu mag het waar wezen, dat wij niet allen moeten doorstaan, wat deze groote zendingsapostel heeft doorstaan, maar dat neemt toch niet weg, dat allen, die naar Gods Woord in deze wereld wenschen te leven, grooten haat en nijd en tegenstand van de zijde der wereld zullen ondervinden.
Degenen, die de eeuwige heerlijkheid binnen gingen, werden geteekend als die kwamen uit de groote verdrukking. Allen, die het teeken van het beest aan de voorhoofden misten, mochten niet koopen, noch verkoopen, zegt de Openbaring.
Het wordt ook vooral in onze donkere eeuw hoe langer hoe moeilijker voor degenen, die wenschen te leven naar des Heeren ordinantiën.
En toch is het maar een lichte verdrukking, die haast voorbijgaat, ja, zelfs zeer haast.
Maar dan moet dat tegenwicht toch wel zwaar zijn, hetwelk in die andere schaal wordt gelegd, als het in staat is om de schaal met al die verdrukkingen op te heffen, zoo hoor ik u zeggen.
Ge hebt gelyk. Dat tegenwicht is dan ook niets minder dan de eeuwige heerlijkheid. Aan het eind van de reis zal de Heere hun schenken de eeuwige heerlijkheid ! Dan zal er geen nacht meer zijn ! Geen duivel zal meer benauwen ! Geen vijand zal ziel of lichaam kunnen vervolgen ! Geen slang zal in dat paradijs der heerlijkheid naar binnen kunnen sluipen !
Liefelijkheden zullen aan Gods rechterhand altoos en eeuwig wezen.
O, al zou men hem dooden, die dood moge een koning der verschrikking wezen, de laatste vijand, die teniet gedaan wordt. voor Paulus is hij op Gods bevel een knecht om naar huis te halen, naar het eeuwige Vaderhuis.
Wat is ons leven kort tegenover de eeuwigheid. Waarlijk, dan heeft de ziener van Patmos er niet te veel van gezegd, als hij in symbolische taal het maar een verdrukking van tien dagen noemde.
Zelfs in ons korte leven schenkt de Heere na het zure weer het zoete, en treft een van Gods kinderen den druk. Hij wil dien druk weer verlichten.
Met recht mocht de apostel in zijn brief aan de Romeinen jubelen : Ik houd het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tij ds niet is te waardeeren tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.
Maar lees de woorden van onze overdenking eens nader. Staat er niet, dat zij ons werkt een gansch zeer uitnemend gewicht der heerlijkheid ?
Let er wel op, dat er staat geschreven dat die verdrukking die heerlijkheid werkt. Dus er wordt hier maar niet gezegd dat de heerlijkheid op de verdrukking volgt, maar dat ze er eigenlijk het gevolg van is.
Een misverstand moet echter onmiddellijk bij den wortel worden afgesneden. En wel dit. Er zijn menschen, die meenen dat het lijden op deze wereld een aftreksom is. Hoe meer zij hier beneden lijden, hoe beter zij het aan de overzijde van den Jordaan des doods hopen te hebben. Indien dat waar was, zou er in het lijden verdienste liggen en dan zou het inderdaad een aftreksom wezen.
Neen, de verdrukkingen in het leven van Gods kinderen werken slechts in zooverre heerlijkheid, als Christus er in werkt met Zijnen Heiligen Geest.
Juist door de wegen van druk wordt Gods kind bereid tot de eeuwige heerlijkheid. In de diepe groeven van de smart worden ze door den goddelijken Bouwmeester behouwen, om pas daarna als levende steenen van den hemelschen tempel te worden gelegd.
Zeker, de Heere gebruikt ook de zegeningen als middelen in Zijne hand om een zondaar tot verootmoediging te brengen, maar helaas, hoe menigmaal is het een kloppen als aan eens doovenmans deur. Ziet, dan beproeft de Heere het opnieuw in wegen van smart en verdrukking. Gelukkig de mensch wiens oog onder den druk werd geopend bij het ontdekkend genadelicht des Heiligen Geestes. Dan zal het stellig moeten worden beleden : Heere, ge straft ons wel, maar ge deedt toch met ons naar onze zonden niet.
Daar wordt het pas goed verstaan, dat het lijden geen aftreksom is. We hebben immers nergens eenig recht op. We hebben de zegeningen verbeurd en den rampspoed verdiend. Maar o, wat is 't voorrecht groot, als de mensch onder de slaande hand des Heeren leert bukken en buigen in het stof om te roepen om genade.
Door de diepte geleid naar de hoogte ! In de wateren, maar niet om door de wateren te worden verzwolgen, maar te worden gereinigd. In den smeltkroes, maar niet om door het vuur van den smeltkroes te worden verteerd, maar te worden gelouterd.
Een scherpe doorn drukte den apostel in het vleesch. Wat heeft hij den Heere menigmaal gebeden, dat die doorn uit zijn vleesch zou worden gerukt door des Heeren machtige vingeren. Maar neen, de doorn wordt niet uitgerukt, maar wel ontvangt hij genade, opdat die hem genoeg zou zijn.
O, zeg mij, heeft de druk van den doorn ook bij Paulus niet dit uitgewerkt, dat hij dichter kwam bij Gods genade en daarmee ook weer dichter bij de eeuwige heerlijkheid ?
En zegt niet de Heiland : Zalig zijt gij, als u de menschen smaden en vervolgen en liegende alle kwaad tegen u spreken om Mijnentwil. Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen, want alzoo hebben ze vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.
O, gij allen die Hem vreest, laat het lijden van dezen tegenwoordigen tijd u dichter mogen brengen bij Gods genade en eeuwige heerlijkheid.
We schreven boven, dat er slechts sprake is van deze heilzame werking, voorzoover Christus er in werkt.
Wat wordt deze waarheid in het leven der menschenkinderen dagelijks bevestigd. Er zijn er immers duizenden en nog eens duizenden, die met het lijden niet op de knieën komen, maar veeleer onder den druk den nek verharden en er niet door komen tot verootmoediging. Geen kussen van de roede, die we rechtvaardig verdiend hebben, maar een bijten in den stok, waarmee de Heere naar recht slaat en kastijdt.
Op welke van de beide schalen is uw oog gericht ? Op de schaal, waarin de verdrukkingen zijn gelegd, of op de schaal, waarop de eeuwige heerlijkheid ligt ten toon gespreid ?
O, luister nog eens naar den apostel: „Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet, want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig".
De apostel wil ons duidelijk maken, dat pas dan voor ons geloofsoog de schaal met de eeuwige heerlijkheid den vollen doorslag geeft, als we den blik mogen richten naar de wereld der onzienlijke dingen.
Tegenover de wereld der onzienlijke dingen staat de wereld der zienlijke dingen. En naar die wereld der zienlijke dingen richt de mensch van nature gestadig den blik. Met de vragen : wat zullen we eten en wat zullen we drinken, en waarmee zullen we ons kleeden, staan we midden in de wereld der zienlijke dingen.
Ja, zelfs Gods kind is geneigd om nog weer het oog te vestigen op de wereld der voorbijgaande dingen. Moest niet de dichter van den 119den Psalm klagend uitroepen, dat zijne ziel kleefde aan het stof dezer wereld ? Smeekte hij niet den Heere, dat Hij hem weer levend zou maken naar zijn Woord ?
Die wereld der zienlijke dingen gaat voorbij. We zien het rondom ons, dat er hier beneden niets bestendigs te vinden is. De jongeling van thans wordt straks een grijsaard, indien hij niet veel eerder als een schoone bloem van den stengel afgesneden wordt. De blos der jonkheid moet verwelken. Al wat schoon is vergaat, en wat sterk is, moet slap worden. En als straks de dood ons komt op te eischen, gaan we naar ons eeuwig huis. Een doodshemd is ons laatste kleed. Een meer of minder mooie houten kist is onze laatste woning. Geld en goed moet worden achtergelaten. In ons doodshemd zijn geen zakken.
O, wat is de mensch toch arm, die den blik nimmer hooger heeft leeren richten dan naar de wereld van het stoffelijke. Helaas, duizenden en nog eens duizenden gaan in deze eeuw van materialisme op in de wereld van de stofvergoding. Wat zal het straks een schrikkelijke ontwaking wezen !
Er wordt thans in het koor der menschheid geklaagd over de groote wereldellende, maar straks zal 't blijken dat al de ellende dezer wereld, om der zonde wil geleden, niets is, als men het vergelijkt met de eeuwige rampzaligheid, die het deel zal zijn van allen, die onherboren, zonder Christus, sterven, omdat het oog gesloten bleef voor die heilsgoederen van de wereld der onzichtbare dingen.
Ja, het zijn onzichtbare dingen. Genade, schuldvergiffenis, verzoening door 't bloed des kruises, vrede en gerechtigheid, die door Christus is aangebracht, blijdschap in den Heere vanwege het kindschap, rechtvaardigmaking door het geloof, reiniging van alle smet in den weg van heiligmaking, geloof, hoop en liefde, eeuwige zaligheid aan Gods rechterhand, ziehier een korte samenvatting van de heilsgoederen uit, de wereld der onzienlijke dingen.
Niet, alsof de tijdelijke dingen voor den apostel niet de minste waarde zouden hebben. Neen, ook Gods kind mag genieten van de schoone gaven, die de Heere in die schoone schepping, ondanks den val des menschen, nog dagelijks ten toon spreidt.
Maar het gaat dan slechts om de vraag, wat u het zwaarste weegt. En nu kan het niet anders, indien de eeuwige belangen u al het zwaarste begonnen te wegen, moet ook wel het zwaartepunt van de wereld der zienlijke dingen naar die der onzienlijke dingen worden verlegd.
Dan wordt ge, schoon de wereld bezittende, toch als een, die ze niet ziet. Gelukkig de mensch wiens oog gericht werd naar de wereld der eeuwige dingen. Die heeft een schat, die meegaat over dood en graf. O, wandelaar op den breeden weg, luister toch naar het kloppen Gods aan de deur van uw hart; ook in dagen van bangen tegenspoed en strek u nog uit naar de eeuwige dingen ; want wat baat 't den mensch al, of hij de heele wereld gewint en aan zijne ziel voor eeuwig zou moeten schade lijden.
O, pelgrimsreizigers naar Sion, werke de beproeving lijdzaamheid en de lijdzaamheid bevinding en de bevinding hope, ja, hope op de eeuwige heerlijkheid. Geeft God de Heere niet menigmaal druk op den weg van Zijn kind, opdat dat kind hier beneden zich niet al te zeer zou thuis voelen, maar veel meer zou verlangen om bij Jezus te zijn. Zalig zijn zij, die heimwee hebben, want ze zullen thuis komen, sprak een Duitsch Godgeleerde.

E.   J. J. Timmer

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's