Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTELIJKE ETHIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ethiek is naar den oorsprong van den Griekschen naam : wetenschap der zeden. Niet om te geven een historisch relaas en te geven een beschrijving van zeden en gewoonten van verschillende volkeren en tijden. Dat wordt een historisch vak, een stuk volkenkunde. Ethnographic. Folklore.
Hoe nuttig en goed dit op zichzelf ook is — maar Ethiek bedoelt iets anders te zijn en te geven ; en wel om te beschrijven naar welke beginselen en langs welke wegen en door welke middelen het menschleven, zoowel van den individu als van de gemeenschap — individueele-en sociale ethiek — tot ontplooiing kan komen en zich kan vormen op de meest gewenschte, op de beste manier, strevende naar het hoogste goed.
De Ethiek als wetenschap der zeden wil zijn theorie van levenskunst, maar tegelijk, met het oog op de practijk, wegen en middelen en mogelijkheden aangeven, om te bereiken het doel van het leven, om te verkrijgen het hoogst denkbare levensgoed.
Zoo zal de Ethiek aangeven en omschrijven en aanprijzen — waar noodig ook verdedigen tegen allerlei valsche leeringen en slechte practijken — wat de ware levensbeginselen, levenswaarden en levensnormen zijn, om zoo het mensch-leven te mogen dienen en te helpen vervolmaken, om het öp te voeren tot het hoogste ideaal — wat voor den Christen is : als menschen Gods volmaakt te zijn, tot alle goed werk, volmaakt daartoe toegerust in den weg van Gods Woord door Gods Geest. 2 Tim. 3 vers 14-17. Of zooals de Heiland Zelf zegt: „Wees volmaakt, gelijk uw Vader in den hemel volmaakt is" ; wandelende als kinderen des lichts tot eere Gods en tot heil van den naaste.
Ethiek is levensleer, handelend over de kunst om te leven, zóó, dat naar het hoogste doel, het hoogste goed gestreefd wordt, met inspanning van alle krachten, zoowel door elk mensch persoonlijk, als door de menschheid saam in de verschillende levenskringen en levenssferen, waarmee een ieder in aanraking komt.
Zoo is de Ethiek een principieel-practische wetenschap en een normatieve wetenschap, tot taak hebbend, om den mensch te leeren hoe hij wandelen moet en aanv/ijzend waarom zóó gehandeld en gewandeld moet worden.
Hoe komt de Ethiek nu aan de kennis, waar ligt haar bron waaruit zij haar wijsheid heeft te putten ?
Ook hier moet gesproken van de natuur, de geschiedenis, ons geweten, ook van onze ervaringen, die vele en velerlei zijn. God spreekt tot ons in allerlei weg. Gods algemeene openbaring rondom ons en in ons is velerlei. Maar de hoofdbron is : Gods Woord. Gods Wet en Waarheid. Ook hier is van groote beteekenis het woord van den Heiland : „Onderzoekt de Schriften", alsook : „Er staat geschreven". Psalm 119 vers 105 : „Uw Woord is " Want noch de natuur, noch de geschiedenis, noch ons geweten, noch onze ervaringen (empirische kennis) zijn met de hoogste autoriteit bekleed (hoewel God in en door alles tot ons en tot alle menschen spreekt, zoodat we daar veel en velerlei kunnen leeren en niemand te verontschuldigen zal zijn), maar Gods Woord en dat Woord alleen, waarin de Heilige Geest ons wil onderwijzen ten leven in al onzen weg. Huiverig moet de Christen altijd zijn, wanneer hij niet goed weet wat Gods wil is en wat Gods Wet eischt en wat Gods Woord zegt en wat Gods Waarheid leert. Alles, óók wat de geschiedenis, wat de natuur, wat ons geweten enz. leert, moet steeds worden gecontroleerd met en geconfronteerd aan Gods Woord. Telkens moeten we ons voor dien heiligen spiegel stellen en bidden : „Uw wil geschiede " ; alsook : „Spreek Heere ! Uw knecht hoort". (1 Sam. 3 : 10). Als leer jongeren van Christus te mogen wandelen is het ideaal van de geloovigen. (Zondag 12 en 49).
De Ethiek, zijnde levensleer en wetenschap der zeden en levensgewoonten, met de taak om mede te werken tot de volmaking van het mensch-leven, is een normatieve wetenschap en heeft tot hoofdbron van haar kennis : de Heilige Schrift. Jezus Zelf staat haar daarbij voor oogen als haar Leeraar. En het ideaal is, om te mogen meewerken, dat de mensch persoonlijk en de menschheid saam, mag leven zoo'n leven, dat genoemd mag worden het beste en het heerlijkste leven. Dat is voor den Christen : om als kinderen des Koninkrijks, als kinderen des lichts te wandelen hier op aarde, Gode ter eere en den naaste tot heil, om straks als mede-erfgenamen met Christus te erven den nieuwen hemel en de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid wonen zal en waar God zal zijn alles in al de Zijnen !
De Ethiek moet naar het oordeel van den Christen komen met een systeem van de kennis van den wil Gods aangaande ons doen en laten, aangaande onzen levenswandel en levenshandelingen, in betrekking tot de verschillende levenssferen, waarin wij geplaatst worden en waar wij ons hebben in te spannen, ieder voor zich persoonlijk en saam als gemeenschap, tot ontplooiïng van het leven, tot eere Gods en tot heil van den naaste.
Daarom behoort de Christelijke Ethiek tot de systematische theologie ; omdat de Ethiek de systematische uiteenzetting  wil geven van de levensleer, niet gegrond in ons individueel inzicht (intuïtieve Ethiek), maar gebouwd naar de normen der Christelijke Waarheid, naar de beginselen van, de Christelijke theologie. Niet op den grondslag der Ratio, maar levend bij de openbaring Gods.
Daarom zijn Dogmatiek en Ethiek ook op 't nauwst verwant, en dan wel zóó, dat eerst de Dogmatiek komt, om systematisch te handelen over het wezen en den inhoud van ons Christelijk geloof en daarna de Ethiek, om systematisch te handelen over de practijk des geloofs, 't leven des Christens, zoowel wat z'n persoonlijk leven betreft, als wat z'n huwelijks-en gezinsleven, z'n leven in Kerk en Maatschappij en Staat aangaat.
Bij de onderscheiding tusschen theologische-of Christelijke Ethiek en b.v. philosophische Ethiek, kiezen wij voor 't eerste. Want de philosophische Ethiek gaat op onderzoek uit, om uit de wijsgeerige overleggingen des menschen op te bouwen een levensleer, waarbij de begrippen, voorstellingen, normen, levenswaarden enz., gevormd worden naar de philosophische inzichten van den mensch, waarbij men zich niet stelt op de basis van het geloof, dat begeert van God te mogen hooren, wat Hij wil dat we doen zullen. Als Christen kiezen we niet voor de rationalistische-, maar voor de theologische Ethiek, die aanvaardt, dat God ons in Zijn Woord Zijn wil heeft gegeven en Zijn ordinantiën heeft geopenbaard, in overeenstemming met het leven der menschen.
De Rationalisten spreken in dit verband veelal van het geweten of de practische rede (Kant). Ieders geweten moet en zal tenslotte uitmaken wat goed en wat kwaad is en hoe het leven het meest zal beantwoorden aan het doel en wat het hoogste goed zal worden geacht voor den mensch.
De Christelijke Ethiek bedoelt de behandeling van de wijsbegeerte van het zedelijke leven van het standpunt van den Christen. En dan zien we, dat de hoofdstellingen van Dogmatiek en Ethiek beide rusten op denzelfden grondslag. Godsdienst en zedelijkheid zijn ten nauwste verbonden met elkaar en werken op elkaar in.
Stelt de wijsgeerige Ethiek zich op de basis van de wetenschap en de intuïtieve Ethiek op het ingeboren gevoel, dat ons als bij intuïtie onfeilbaar leidt, welk intuïtief gevoel we hoofdzakelijk vinden in ons geweten — de Christen stelt zich op openbaringsgrondslag en mag staan op het geloofsstandpunt, waarbij Gods Woord een lamp voor den voet en een licht op het pad is.
De Christelijke Ethiek van onzen tijd heeft er rekening mee te houden, dat vooral sedert de dagen van den grooten Koningsberger wijsgeer Immanuël Kant (1724—1804), den grootmeester der nieuwe philosophen, het verband tusschen de zedelijkheid en de objectieve waarheid van Gods Wet en Woord, de saamhoorigheid tusschen zedelijkheid en godsdienst, op 't minst genomen zèèr verzwakt, om niet te zeggen verbroken is. Ook al zegt de Schrift, dat men geen druif van doornen kan plukken (Matth. 7 : 16) en op een andere plaats dat alleen de rank, die in den waren Wijnstok Christus geplant is, goede vruchten kan voortbrengen, zoo wil men toch in den humanistischen, rationalistischen, materialistischen weg in de zedelijkheid doen opkomen uit den natuurlijken mensch, naar de normen en wetten, door den mensch gesteld. Men eischt hoe langer hoe meer emancipatie der zedelijkheid en komt met een autonome Ethiek, waarbij de mensch volkomen zelfbeschikkingsrecht heeft en houden moet.
Men leert dan, dat de mensch zelf de kracht en den wil, ten goede heeft en met macht bekleed behoort te zijn, om zelf uit te maken wat goed en kwaad is, wat plicht is en wat verboden moet worden. Men streeft naar een .Redelijkheid zonder godsdienst, opkomend uit den mensch. De mensch wil ook in deze tot God worden geproclameerd.
De Natuurwetenschap en het streven der Wijsbegeerte werken beide in die richting : de mensch wordt verwezen naar zichzelf en meent zichzelf te kunnen helpen. Het is de nieuwe zedelijkheid van den modernen mensch Industrie en welvaart hielpen mee in die richting. En de verslapping van de Kerk in het belijden van de Waarheid Gods, in het prediken van den Christus, zonder Wien wij niets kunnen doen, deed er ook het hare aan toe.
Daarom heeft nu vooral, nu al de levenswaarden verwisseld worden en alle levensbeginselen omgekeerd, de Christelijke Ethiek een roeping, negatief en positief, in het veroordeelen en verwerpen van allerlei zedelijkheids-theorieën, die de zedelijke ontaarding verraden, èn in het belichten en verdedigen van de zedelijke normen en zedelijke waarden van het Christendom.
Tegenover de gevaren van onzen tijd, voortvloeiende uit de zedelijke anarchie, die voortvreet als een kanker, kan alleen de Christelijke wereld-en levensbeschouwing iets goeds stellen ten zegen voor de menschheid. Daarbij hebben we Christelijke persoonlijkheden noodig, die kloek voor hun beginsel uitkomen tot eere Gods en tot zegen voor den mensch.
De aardsche aangelegenheden moeten getrokken worden onder hemelsch licht, zoowel voor het leven van den individu als voor het sociale en nationaal, en internationaal, en dan verwachtende, ook in deze bange tijden van crisis, verval en grooten nood, het Koninkrijk Gods. (Heid).
Catech. Zondag 12).
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's