Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTELIJKE ETHIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Christen wil van de nieuwe zedelijkheid van den modernen mensch daarom niet weten, omdat de Christelijke grondslagen van het leven in al z'n vertakkingen worden omgewoeld en veracht en verworpen. Van die autonome Ethiek, met het zelfbeschikkingsrecht van den mensch, wil de Christen, die God als Schepper belijdt en Jezus Christus mag kennen als Verlosser en Zaligmaker, niets weten. Want waarom wordt de Christen juist Christen genaamd ?
De Christ-geloovige antwoordt in den Heidelb. Catech. : „Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzoo aan Zijne zalving deelachtig ben ; opdat ik Zijnen Naam bekenne en mij zei ven tot een levend dankoffer Hem offere, en met een vrij en goed geweten, in dit leven, tegen de zonde en den duivel strijde, en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regeere".
Of willen we luisteren naar hetgeen de Christ-geloovige zegt in de 49ste Zondagsafd., waar het gaat over de beteekenis van het gebed en wel met name over de derde bede van het „Onze Vader", die luidt : „Uw wil geschiede op aarde, gelijk in den hemel" ?
Daar zegt de Christen : „Dat is, geef, dat wij en alle menschen onzen eigen wil verzaken en Uw wil, die alleen goed is, zonder eenig tegenspreken gehoorzaam zijn; opdat alzoo een iegelijk zijn ambt en beroep zóó gewillig en getrouw moge bedienen en uitvoeren, als de Engelen in den hemel doen".
Deze en dergelijke woorden hebben niets van zelfbeschikkingsrecht van den mensch, niets van eigenwijze levensleer, niets van autonome Ethiek, maar voor den Christen staat alles in het teeken van de vreeze Gods, het beginsel van alle levenswijsheid.
Zoo zet ook het Huwelijksformulier alles in 't teeken van den dienst des Heeren, als daar onze gewone dagelijksche levenstaak genoemd wordt ons „goddelijk beroep". Ook in onzen dagelijkschen arbeid moeten we voelen te staan in den dienst des Heeren, de predikant net zoo goed als de timmerman, de kunstenaar en geleerde net zoo goed als de landbouwer en de meest eenvoudige werkman. Ons particuliere leven, ons gezin, onze samenleving in Maatschappij en Staat moet het stempel dragen van Gode te willen dienen en onzen naaste tot zegen te mogen zijn.
Ook het geweten, de intuïtie, ons gevoel, ons verstand — waarin zeer zeker de sprake Gods tot ons komt — heeft zich, zelve onzuiver zijnde door de zonde en uit zich zelve de Waarheid niet kennende, geduriglijk onder controle en onder autoriteit te stellen van Gods Woord en moet zich willen laten leeren en leiden door Gods Geest. De bede moet geduriglijk leven : „Doorgrond mij o God ! en ken mijn hart; beproef mij en ken mijne gedachten ; en zie of bij mij een schadelijke weg zij en leid mij op den eeuwigen weg" (Psalm 139 vs. 23, 24). Een geheiligde conscientie (iets anders zijnde dan wat Kant e.a. in dit verband bedoelen) zal, bevreesd voor dwaling en bang voor de zonde en de doode werken, zelve begeeren niet aan zich zelve te worden overgelaten, maar zal bidden : „Neem Uwen Heiligen Geest niet van mij — maak mij, o Heere, Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend — ontdek mijne oogen, dat ik de wonderen van Uwe Wet aanschouwe — laten Uwe inzettingen mij gezangen mogen zijn in 't land der vreemdelingschap". Waarbij we weer denken aan de prachtige verklaring van den Heid. Cat. in Zondag 49, waar het gaat over de bede : „Uw wil geschiede".
De Christelijke Ethiek zal ons dus niet moeten voeren naar allerlei menschelijke .overleggingen, maar zal ons moeten geven een systeem van de kennis van den wil Gods aangaande onze levenshandelingen, onze levensgedragingen, ons gansche leven in alle vertakkingen en sferen, voor individu en gemeenschap, voor ons persoonlijk leven zoo goed als voor ons gezinsleven, ook voor de maatschappijverhoudingen en de inrichting van den Staat. Wij verwachten van de Christelijke Ethiek een uiteenzetting van 's Heeren ordinantiën, opdat wij ons naar Zijne wetten mogen gedragen. Waarbij 's Heeren Woord zegt: „Ik zal eeren, die Mij eeren, maar degenen die Mij versmaden, zal Ik licht achten".
's Heeren ordinantiën, Gods wil en Wet en Waarheid, is de christelijk-zedelijke norm voor al ons doen en laten bij alle levensverhoudingen, waarin wij naar Gods bestel geplaatst zijn. En de mensch, over wien het gaat bij de Ethiek (want het gaat niet over zon, maan en sterren, noch over boomen en planten, noch over dieren en dergelijke, maar over den mensch) moet in de Christelijke Ethiek niet anders genomen worden, dan zooals hij overeenkomstig Gods Woord en ook in werkelijkheid is : als een schepsel Gods ; en dan nu, als een gevallen schepsel, voor wien alleen in den weg der wedergeboorte, in Christus Jezus, leven en sterkte is.
Hier gaan de wegen juist uiteen bij de Ethici van Christelijke en onchristelijke-of anti-christelijke belijdenis. Het Humanisme b.v. neemt den mensch, goed en gaaf zijnde. En hoewel de mensch dan nog niet gekomen is tot het hoogtepunt van z'n volmaking, zoo is hij in aard en wezen heel anders dan de Christelijke Geloofsleer belijdt. Noch de Roomsche, noch de Calvinist, noch ook de Luthersche Kerk kan met de beschouwing van het Humanisme meegaan, omdat daar over schepping, val, vernieuwing enz. van den mensch principieel anders gedacht wordt, krachtens hetgeen God Zelf ons heeft "geopenbaard, wat ook overeenstemt met de werkelijkheid.
Anthropologie en psychologie, menschkunde en zielkunde — en dus kennis van den mensch wat betreft z'n lichamelijke en geestelijke gesteldheden — zijn de zuilen, waarop de Ethiek rust en hier gaat het Christelijk geloof z'n eigen weg, wandelend naar 's Heeren Woord en Getuigenis.
Vragen : wie en wat is de mensch, vanwaar komt hij en waar gaat hij henen ; is de mensch geworden door evolutie en ontwikkeling, opkomend uit een lagere wereld, waarbij hij in den weg van zelfontwikkeling is geworden wat hij is, of is de mensch geschapen en door God voortgebracht, in alles van God afhankelijk — al deze vragen en zoovele vragen méér, kunnen we niet ontwijken, en ze vragen om een antwoord ! Over de herkomst en bestemming van het leven, over den zin en beteekenis, over de waarde en het doel van het leven des menschen moeten we een gedachte hebben ! En hier kruisen de wegen elkaar en gaan de richtingen in denken en systematiseeren uiteen.
Buiten de Christelijke levenssfeer spreekt men gaarne van evolutie. En we hebben inderdaad een evolutionistisohe richting in de zedekunde, in de Ethiek. De evolutieleer van Charles Darwin (1809— 1882) is hierbij grondleggend. Het zedelijk gevoel heeft zich dan uit lagere formaties ontwikkeld. Dit brengt mee, dat ook het zedelijke gevoel zich derhalve door evolutie, in den loop der jaren, uit lagerr staande gevoelens bij dieren, moet ontwikkeld hebben. De mensch is langzamerhand tot inzichten en meeningen gekomen en zoo moet dan nu het leven door dien ontwikkelden mensch ingericht worden naar de steeds groeiende, veranderende en beter wordende beginselen. Het huwelijk b.v. was vroeger in de dierenwereld de lageren vorm en uit het kuddeleven der dieren heeft de, uit de dierenwereld voortgekomen mensch, het huwelijk nu gemaakt zooals het is.
Maar de Christelijke Ethiek spreekt niet, wanneer het gaat over den oorsprong van den mensch en het mensch-leven, van emanatie of uitvloeiïng, ook niet van evolutie of ontwikkeling uit lager soorten, maar van creatie of schepping, waarbij de mensch er van den beginne afaan staat als een schepsel Gods, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, dat ook nu, na den val, in Christus geroepen is als mensch Gods te leven tot Gods eer en tot zegen voor den naaste, gaande in den weg van Gods Woord, vervuld met de vreeze Gods en liefde tot Zijn Waarheid.
Volgens de evolutionistische Ethiek of zedekunde zijn er geen constante, vast­ staande, onveranderlijke grondleggende zedelijke beginselen en normen, die van God gegeven en ingeschapen zijn — maar de zedelijke meeningen en overtuigingen die heerschen, zijn dan afkomstig uit voorafgegane lagere denkbeelden over zedelijkheid. Waarbij hetgeen nu is, straks ook weer verworpen moet worden, om voor andere en betere denkbeelden plaats te maken ! Nooit blijft — volgens de evolutionistische zedekunde — de Ethiek zichzelf gelijk. Het is alles in wording, het groeit. Waarbij we in den weg der ontwikkeling moeten komen tot het vinden van den sleutel voor de oplossing van alle wereldraadsels, In den weg der materie zullen we straks komen in het land van belofte, waar de „Uebermensch", de evolutionistisch nieuwe en volmaakte mensch, wonen zal.
Volgens de evolutie-theorie beheerscht de wet der ontwikkeling alles. Wat heden geldt, heeft wellicht geen de minste waarde meer als we vijftig jaar verder zijn. Alles is in wording en is op weg naar hoogere en betere toestanden.
Daarom is er ook — zegt de evolutionistische Ethiek — zoo groot onderscheid te vinden bij de verschillende volkeren ten aanzien van de vraag : wat geoorloofd en wat niet geoorloofd is, wat recht en wat onrecht, wat goed en wat kwaad, wat zedelijk en niet-zedelijk is. Het eene volk is langzamer gegroeid en tot ontwikkeling gekomen dan het andere en allen beginnend in de dierenwereld, is de een dichter bij die lagere orde van bestaan gebleven dan de ander.
Van schepping, zonde, val — geen sprake
Oók niet van het toevertrouwen van de Woorden Gods aan de menschen. Oók niet van Christus, het eeuwige leven, het licht der wereld.
Alles steunt in het lagere en alles groeit in drijfzand en wandelt bij dwaallicht.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's