Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTELIJKE ETHIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij Aristoteles was de Ethiek een practische philosophie (naast natuurkunde en redeneerkunde, waarmee de Grieksche wijsgeeren zich vooral bezig hielden) om richting te geven aan het menschelijk handelen (prattein) bij het nastreven van het hoogste goed en het vervullen der levensplichten als staatsburger. Sinds is de Ethiek gebleven de wetenschap van het zedelijke, van het goede handelen des menschen, omgeven een soort levensleer, maar dan dieper opgevat dan een soort „Kunst(ars) om te leeren leven". Want de Ethiek wil de actie of het doen in verbinding brengen met de gezindheid of het zijn en wil zeggen, naar welke zedewet, naar welke innerlijke motieven en op welke gronden ons leven moet worden gericht en gebouwd. Zij wil zeggen wat de handelingen des menschen tot zedelijk-goede handelingen maakt en zij heeft daarbij tegelijk de practische bedoeling den mensch te bekwamen zijn veelzijdige levensroeping zoo goed mogelijk te vervullen.
Zoo is de Ethiek meer dan een beschrijvende of descriptieve wetenschap ; zij wil normatieve of maataangevende wetenschap zijn. En haar taak moet daarbij breed zijn, daar zij als object heeft: het zedelijke leven, het goede handelen des menschen (waarlijk niet alleen op sexueel of zedelijk gebied, maar bij z'n verschillende, veelvoudige levenshoudingen en z'n veelomvattende taak) richting te geven, zoekende dat leven tot volmaking en ontplooiing te brengen, opdat het zoo goed mogelijk aan het doel mag beantwoorden, waartoe ons het leven gegeven is, zoowel individueel als sociaal genomen.
Daarom mag de Ethiek niet ingekort en beperkt worden tot een soort Casuïstiek, om een soort leer of handleiding te geven (regels, raadgevingen, instructies) voor allerlei consciëntiegevallen en bizondere consciëntievragen en moeilijkheden, die zich in het leven van ieder, man en vrouw, jong en oud, telkens voordoen. Dat wordt veel te „incidenteel" en dat zou alles veel te los-naast-elkaar zetten. En ja, zeer zeker zullen we ons voor consciëntie-vragen moeten interesseeren, maar de taak van de Ethiek is veel meer systematisch en veel breeder en dieper, meer organisch, want zij moet héél het leven des menschen onder haar aandacht nemen en voor alle levensverhoudingen de zedelijke beginselen en normen aangeven, waarbij het leven niet mag worden opgevat alsof het bestaat uit allerlei onverwachts zich voordoende bijzondere „gevallen". De Roomsche Kerk is, vooral door haar biechtpractijk, er toe gekomen om te werken met de Casuïstiek of „leer voor consciëntiegevallen en blizondere levensgebeurtenissen". Waarbij allerlei regels en voorschriften, vooral in de biechtboeken, gegeven worden, waarbij men kan te weten komen hoe men nu eens zóó en dan weer anders moet handelen, al naardat zich de omstandigheden (b.v. op sexueel gebied, op politiek terrein enz.) voordoen. Dan wordt soms bij bijzondere gevallen ook allerlei „dispensatie" of vrijstelling verleend, wat meebrengt, dat er niet zelden „geschipperd" wordt met de absolute eischen van de zedewet. Ook komt dan gemakkelijk óp de leer van de twee erlei moraal, waarbij voor den één andere eischen worden gesteld dan voor den ander, enz.
De Ethiek moet anders opgezet worden, meer organisch ; en moet anders handelen, meer systematisch. Zij moet het geheel van het leven als object nemen, om dan haar beginselen, normen, eischen, ordeningen en Wetten organisch en systematisch voor te leggen, daarbij een bepaald, duidelijk, alles beheerschend uitgangspunt en grondprincipe kiezend.
Indien we nu naar het karakter en den geest van de Ethiek een onderzoek instellen, wordt het ons duidelijk, dat er een Ethiek is, die is opgebouwd op de algemeene beginselen van de zedelijkheid „zonder meer", en dat er een Ethiek is, die bepaald georiënteerd is en wel theologisch of Christelijk.
Zoo onderscheiden we eenerzijds : philosophische of algemeen wetenschappelijke Ethiek, en anderzijds : theologische of Christelijke Ethiek.
De pliilosophische Ethiek is ouder dan de theologische Ethiek. Er werd eerst „gewerkt" met de zedelijkheid als „algemeen menschelijk verschijnsel" — want de zedelijkheid rust in de menschelijke natuur en wordt overal gevonden, evenals de religie, die óók in des menschen natuur Is gegrond en óók overal wordt aangetroffen. En zoo onstond „de wetenschap aangaande het zedelijke", waarbij gerekend werd met de algemeen zedelijke beginselen en de algemeene begrippen van deugd en ondeugd, goed en kwaad, enz.
Die philosophische of algemeen wetenschappelijke Ethiek heeft zich als „van zelf" ontwikkeld, want de menschelijke rede zoekt naar een levens-en wereldbeschouwing en trekt ook het feit van de zedelijkheid (van het goede-handelen des menschen) binnen den kring van haar onderzoek (in Griekenland deden Aristoteles e.a. dat ook reeds). Overal en altijd weer vindt men den mensch, die in zijn wilsleven uitkomt en zich openbaart in zijn strevingen naar een of ander levensdoel. Overal en altijd wordt door den mensch een zedelijk oordeel geveld, met erkenning van het verschil tusschen goed en kwaad, kennende het besef van plichten en verantwoordelijkheid. (Rom. 2 vers 14, 15).
Zoo is „het algemeen zedelijke" een feit, dat zich overal voordoet en waarmee een denkend mensch altijd weer in aanraking komt en zich dan ook altijd en overal aandient als object van wetenschap bij de studie van het zedelijk goede. Vandaar door alle tijden en overal de philosophische of algemeen wetenschappelijke Ethiek.
Is dus de philosophische Ethiek de wetenschap, die zich bezig houdt met de beginselen van het ethisch leven in het algemeen ; in het algemeen vragende wat goed en wat niet goed is, waarbij de wetenschap dan een onderzoek instelt, vergelijkingen treft, uitspraken doet, normen en beginselen vaststelt (waarbij de levensen wereldbeschouwing van den wijsgeer de leiding heeft, hetzij hij materialist, evolutionist, atheïst, pessimist, utilist, optimist enz. is) — de theologische of Christelijke Ethiek, die dus theologisch of godsdienstig georiënteerd is en gebouwd op de Christelijke beginselen, gaat uit van de absolute eischen van Gods zedewet.
De philosophische Ethiek is gebonden aan de wijsgeerige beginselen harer beoefenaars (Aristoteles, Plato, Kant, Schopenhauer, Tolstoï enz. enz.) — de theologische of ChristeUjke Ethiek is gebonden aan de beginselen van een bepaalde theologie, die verschillend georiënteerd kan zijn, al naardat men uit de Roomsche-, Luthersche-, Gereformeerde-, Doopsgezinde-, Remonstrantsche beginselen enz. leeft.
De philosophische Ethiek waardeert het ethische leven op grond van de natuur des menschen zelf en laat de natuur spreken — de theologische Ethiek ontwikkelt de zedelijke levensbeschouwing naar de theologische of godsdienstige beginselen, zooals die in een bepaalden kring leven, waarbij het Gereformeerd Protestantisme uitgrijpt boven alles naar Gods Woord, dat met de hoogste autoriteit bekleed is. Dat wij moeilijk in dit verband kunnen volstaan met 't bijvoegelijk naamwoord „Christelijk", is duidelijk, daar we zullen moeten kiezen tusschen Roomsch, Luthersch, Remonstrantsch, Gereformeerd, enz. Waarbij een Boeddhist weer anders zal spreken over levensdoel en levensontplooiing dan een volgeling van Krishnamurti of een Mohammedaan of een Jood.
Natuurlijk dat alle „Ethieken" zich bewegen op één gebied, n.l. het zedelijke, en in hoofdzaak met dezelfde levensvragen te doen hebben, maar zij gaan daarbij van verschillende beginselen, van verschillende levens-en wereldbeschouwing uit.
En zoo kan het niet verwonderen, dat v/ij telkens zeggen, dat Ethiek en Dogmatiek op 't nauwst zijn verbonden. Zooals onze Dogmatiek is, zooals principieel onze geloofsovertuiging, onze verhouding tot God, tot Zijn Wezen en Zijn werken is, zóó zal ook onze Ethiek, onze levensleer zijn.
Het stuk der dankbaarheid, waarin van de „nieuwe gehoorzaamheid" van den Christgeloovige sprake is en waarin de levenswijze met de vele levenshandelingen en levensplichten van den Christen besproken worden, komt in den Heidelbergschen Catechismus dan ook voor in het derde deel van dat troost-en levensboek, en is gebouwd op de geloofswaarheden, die in 't eerste en tweede stuk (zonde-en verlossingsleer) behandeld zijn. Dat derde stuk is organisch verbonden aan het eerste en tweede stuk en groeit er uit óp. Het is maar niet als een kamer, die er later „zoo maar" bijgebouwd is, maar het is een levend deel van het levend geheel, waarbij we voelen, dat het één het gevolg is van het ander.
Het is voor ons boven allen twijfel verheven, dat het religieuse leven grondleggend is voor den mensch in al z'n doen en laten. Dat religieuse leven des Christens heeft twee zijden : het richt zich op God (religie, godsdienst, cultus, eeredienst) èn het richt zich op het leven met onze evenmenschen, op het leven rondom ons, met z'n vele mogelijkheden en plichten.
Tot de Dogmatiek behoort: God te kennen naar Zijn Wezen en werken — vooral in het verlossingswerk — en daaraan uiting te geven in onze belijdenis (geloofsleer) . Tot de Ethiek behoort: het leven te zetten in het licht van onze Godskennis en te streven naar de hoogste en heerlijkste levensontplooiing naar onze diepste, innigste religieuse overtuiging.
Daarom is de theologische of Christelijke Ethiek veel méér dan een beschrij­vende of descriptieve wetenschap, die zich alleen bezig houdt met historische beschouwingen of practische wenken, maar is zij veel meer een principieele, normatieve wetenschap, die de gronden, waarden, eischen des levens principieel aangeeft, om zoo de ontplooiing des levens des Christens te bevorderen, tot eere Gods en tot heil van de menschheid.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's