Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTELIJKE ETHIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De theologische of Christelyke Ethiek - door ons nader aangeduid als Gereformeerde Ethiek, die leeft uit de beginselen van het Gereformeerd Protestantisme, dat de souvereiniteit Gods en de volstrekte autoriteit van Gods Woord belydt —, kan en wil het niet verbergen, dat zy niet leeft uit „algemeene" begrippen van deugd en ondeugd, van goed en kwaad enz., maar dat zy een absolute zedewet, die steunt in God, erkent, en dat zy leeft, onvoorwaardelijk leeft uit de beginselen van Gods Woord, die weerklank vinden in onze natuur, zooals we die van God, onzen Schepper, hebben ontvangen.
Dat hier de beginselen zoowel eenerzyds, als we leven uit de materialistische, evolutionistische, atheïstische levens-en wereldbeschouwing — en anderzyds als we leven uit de Christelyke overtuiging, duidelyk moeten uitkomen, zal niemand betwisten.
Zal de mensch God zyn, of zal dat de Almachtige, Schepper van hemel en aarde, wezen ? Zal het hier gaan om het menschwoord óf om Gods Woord ? Zal het gaan om de wysheid der wereld óf om de dwaasheid des Evangelies ?
De theologische of Christelyke Ethiek heeft een keus gedaan en komt met bepaalde beginselen, eischen, normen, waarden, wetten en regels voor héél 't menschleven, individueel en sociaal genomen, die gegrond zyn in het wezen van het Christendom, dat naar de Schriften is en God erkent als den levensvorst, den gebieder der volkeren, dien elk mensch heeft te eeren, te dienen en te vreezen, In Christus voor ons zynde het eeuwige leven.
Zóó wil de Christelyke Ethiek meehelpen, aan het leven een vast karakter te geven, het ideaal voor oogen hebbend : de beleving van de Christelyke beginselen te bevorderen, zoodat de Christelyke, goddelyke zedewet tot haar recht komt in de onderscheidene levensverhoudingen, waarin de mensch geplaatst is. Om te bevorderen, dat de Christen als „mensch Gods" bekwaam gemaakt en toegerust wordt „tot alle goed werk" (2 Tim. 3 vers 17), individueel en sociaal genomen, zoowel dus met het oog op ons persoonlyk leven als wat betreft het leven in het gezin (huwelyks-leven en verhouding van ouders en kinderen, heer en knecht, vrouw en dienstmaagd), in de maatschappij en in den Staat.
De Christelijke Ethiek is dus geen naturalistische Ethiek, waarbij de natuur als het hoogste wordt erkend en naar de eischen der natuur de levensbeginselen worden opgebouwd ; ook geen Humanistische Ethiek, waarbij de J goede, gave, brave mensch 't een en 't al is, bekwaam en ook wel gewillig zijnde om alles goeds te bedenken en alles goeds voort te brengen ; ook geen rationalistische Ethiek, waarbij het menschelijk verstand met 't hoogste gezag bekleed is en de bron van alle wijsheid en waarheid wordt geacht te zijn, zoodat „ontwikkeling" het tooverwoord is, dat gevangenissen sluit en gelukspaleizen opent. Ook geen intuïtieve Ethiek, waarbij alles overgelaten wordt aan en verwacht wordt van het „aanvoelen" (intuïtie) des menschen, dat ons op veilig kompas doet varen. Ook geen eudaimonistische Ethiek, waarbij het levensgenot, met genieting van 't meest voor 't grootst aantal menschen, het alles besturend ideaal moet wezen bij al ons doen en laten. Neen, onze Ethiek moet zeer bepaald en uitgesproken Christelijke Ethiek zijn (Gereformeerde Ethiek), levend uit de Christelijke geloofsovertuiging, om dan te komen met een organische, systematische, thetische uiteenzetting van de levensbeginselen voor den Christen, met erkenning van de souvereiniteit Gods en de autoriteit van Gods Woord. Waarbij zij Wil aantoonen, dat de Christelijke zedeleer de beste is voor alle menschen en voor alle tijden en dat noch de naturalistische, noch de humanistische, noch de evolutionistische, noch de intuïtieve, noch de rationalistische, noch de eudaimonistische Ethiek tot zegen voor de menscheid kan zijn, noch voor 't gezin (huwelijksleven enz.), noch voor de maatschappij, noch voor het Staatsleven. Alleen het beleven van de Waarheid Gods en het wandelen in 'sHeeren geboden, het leven naar de Christelijke zede wet, ons in Gods Woord geopenbaard, kan en zal het leven doen bloeien en groeien, met zegening en vreugd. (In zooverre is de Christelijke Ethiek ook eudaimonistisch, want zij gelooft dat de vreeze Gods en de dienst des Heeren, blijdschap en vreugde geeft).
De Christelijke Ethiek moet daarbij héél liet leven van den mensch overzien en over het Christelijk zedelijke in al z'n factoren en in geheel z'n omvang handelen. En zij mag zich niet op 't makkelijkst van al deze dingen afmaken. Op wetenschappelijke wijze moet zij, staande op den grondslag van Gods Woord en levend uit Gods Waarheid, trachten de wortels van het Christelijk zedelijk leven bloot te leggen. En zij moet zich beijveren de uitingen van het Christelijk leven, zoowel voor het persoonlijk-als voor het gemeenschaps (sociale) leven, zoo goed mogelijk te doen verstaan en te doen gevoelen, in den grootst mogelijken kring der menschheid.
Daarom is de Christelijke Ethiek theoretisch en practisch voor lederen Christen van groot belang en moet zij ook theoretisch en practisch ingesteld zijn. Niet alleen theoretisch, ook niet alleen practisch, maar zoowel het eene als 't andere is noodig. En dan individueele-en sociale Ethiek, opgebouwd uit de Christelijke, Schriftuurlijke beginselen, voor het persoonlijk leven en voor de gemeenschap.
En dan kan tegenover de gevaren van onzen tijd, voortvloeiende uit de zedelijke anarchie, die voortvreet als een kanker, alleen de Christelijke wereldbeschouwing iets goeds stellen ten zegen voor de menschheid!
Daarvoor moet de Ethiek dan tegelijk Christelijk en wetenschappelijk zijn, om met gezag op te treden op alle terrein des levens, dragend den fakkel van Gods Woord en strooiend het zout, dat de Heere Zelf heeft gegeven ten zegen voor het menschenleven.
De Christelijke Ethiek is dus van belijdend, confessioneel karakter en heeft voor ons een bepaalden inhoud. Want zij bezit een bepaald zedelijk ideaal, 't Hangt hier niet in de lucht wat met zedelijk leven en zedelijke beginselen bedoeld wordt. Het zedelijk ideaal heeft hier een bepaald en absoluut karakter. En dat absoluut karakter ontleent de Christelijke Ethiek aan het Christelijk geloof.
Hier komt weer uit, dat ons zedelijk ideaal, ons levensideaal, ten nauwste samenhangt met ons geloof. Dus weer : de innerlijke en onlosmakelijke band tusschen godsdienst en zedelijkheid, tusschen Dogmatiek en Ethiek, die gecoördineerd zijn. Terwijl, wat de orde betreft, de Ethiek is gesubordineerd aan de Dogmatiek. Immers : het ethische bloeit uit het religieuse op. Zoo ons geloof is, zoo zullen we ook ons leven willen inrichten. Onze godsdienst zal de kracht, de drijfveer, de richtingswijzer voor ons leven zijn in al de vertakkingen en verhoudingen, waarin we geplaatst zijn. Den Heere, onzen God, zullen we immers — als 't goed is — geduriglijk vragen: lees ons door Uw Woord en Geest den weg, dien we gaan moeten. Om dan met vreugd te wandelen voor Gods aangezicht, doende Zijn wil, naar Zijn Woord.
De inhoud van de Christelijke Ethiek is dus niet twijfelachtig en steunt in het wezen van het Christendom.
De Oudheid kende die absoluutheid der levensbeginselen niet. De heidensche cultuurvolken hadden niet het rechte inzicht in — wat wij noemen : Gods Wezen en Gods werken. Hoewel van Gods geslacht zijnde en niet zonder religie, miste men de rechte Godskennis en het rechte inzicht in den zin, de waarde, de bestemming van 't leven. En waar hun de Woorden Gods niet waren toevertrouwd, zooals Israels Bonds-God dat als een genade-voorrecht aan het volk der Joden, had geschonken, krijgen we in de oude, antieke heidenwereld telkens weer een andere levens-en wereldbeschouwing, waarbij de rechte ontplooiing en volmaking des levens, tot Gods eer en tot heil van den naaste, ontbreekt. Gelijk ook helaas de moderne tijd, in grooten afval van den levenden God de dagen doorbrengend, met een levens-en wereldbeschouwing, ook met een Ethiek komt, welke de Christen tot geen prijs kan en wil aanvaarden, liever belijdend : dat de vreeze Gods het beginsel der wijsheid is ; en dat Gods Woord een lamp is voor onzen voet en een licht op ons pad.
In Gods Woord liggen de ware levensbeginselen voor ons en voor onze kinderen, en die hieruit in geloove leven mag, heeft het goede deel gekozen.
„Tot de Wet en tot de Getuigenis ! Zoo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn dat ze geen dageraad zullen hebben" (Jes. 8 vers 20). „Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning, Hij zal ons behouden" (Jes. 33 vers 22).
„Want het is een wederspannig volk, het zijn leugenachtige kinderen, kinderen die des HEEREN wet niet hooren willen welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten" (Jes. 30 vers 9, I8b). Rom. 12 vers 2 : „Opdat gij moogt beproeven welke de goede, welbehagelijke en volmaakte wille Gods zij". (Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's