Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTELIJKE ETHIEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Ethiek is de wetenschap, die zich bezig houdt met het zedelijk leven des menschen. In de dierenwereld, bij de planeten en in de natuur in het algemeen, is geen sprake van ethisch, zedelijk handelen. Daar is instinct, dressuur, natuurnoodwendigheid, maar zedelijk, ethisch handelen met wilsuitingen naar zedelijke motieven en ethische normen, is er niet. Zedelijk, ethisch leven is op aarde alléén bij den mensch met z'n wilsleven, die de dingen niet doet omdat ze natuurnoodwendig moeten gebeuren (zooals b.v. eten, drinken, Slapen enz.), maar die z'n levenshouding en levenshandeUngen bepaalt, naar hetgeen hij zedelijk verplicht is te doen. Het Duitsche „sollen" en niet „mussen", past hier; wat men uit overtuiging en plichtsgevoel behoort te doen, niet wat men gedwongen moet doen.
De Ethiek behandelt dus het zedelijk leven des menschen, met de wilsdeugden en ondeugden en moet de gronden voor de zedelijke handelingen, met de zedelijke motieven en normen, die voor het leven gelden, in 't licht stellen, aanprijzen en zoo noodig tegen aanvallen verdedigen.
Een mensch valt onder de zedelijke beoordeeling, dieren, bloemen, sterren enz. niet, hoewel er daar natuurwetten en ordeningen zijn, waaraan alles saam en ieder ding afzonderlijk gebonden is (sterrenloop bloedsomloop enz.).
De Ethiek leert hoe het zedelijk leve des menschen behoort te zijn, om met recht zedelijk genoemd te kunnen worden.
De Christelijke Ethiek neemt, wanneer het over vragen van goed en kwaad, zedelijk en onzedelijk gaat, een eigen standpunt in, dat op de Christelijke  levens-en wereldbeschouwing gegrond is. En wanneer dus de Ethiek vraagt naar de maatstaf, den grond, het beginsel, norm voor het zedelijk leven, antwoordt den Christelijke Ethiek, dat de grond der zedelijkheid te zoeken is in God, onzen Schepper, en de beginselen en normen voor het zedelijk leven te vinden zijn in Gods Wil, Gods Wet, Gods Woord en Waarheid.
Natuurlijk zijn er algemeene beginselen voor het zedelijk leven, want overal waar menschen wonen, wordt zedelijk leven gevonden, zoo goed als religie en cultus, hoe primitief ook misschien. Overal is aanvoelen van wat goed en kwaad is. En zoo is er een philosophische of wijsgeerige Ethiek, die naar die algemeene beginselen voor het zedelijk leven een onderzoek instelt en daaruit een wijsgeerig systeem opbouwt voor zedelijkheid in het algemeen. Maar de Christen gaat onvoorwaardelijk uit van de openbaring Gods, waarin ons door God Zelf bekend gemaakt is en wordt: wie en wat de mensch is, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, met de hooge roeping om God lief te hebben en met z'n naasten saam te leven naar Gods wil, waarbij ons de absolute goddelijke eischen voor het leven des menschen geenszins in Gods Woord verborgen zijn en door Jezus en Zijne Apostelen duidelijk zijn gepredikt.
Zoo blijft de Christelijke Ethiek niet bij algemeen, wijsgeerige beschouwingen en principes en normen hangen, maar erkent onvoorwaardelijk God als onzen Schepper, ! Die alleen het recht heeft om te bepalen wat goed en niet goed is. We zullen dat ook in alles moeten vragen aan den Heere ! „wat wilt Gij, dat wij doen zullen ? " Wat bij Gods wil ons niet onbekend is, dat hij ons geopenbaard is in Gods Woord en de Heiland Zelf en Zijne Apostelen ons dezen wil hebben bekend gemaakt. Dezes wil Gods heeft absoluut gezag voor alle menschen en geldt voor alle tijden, onder alle omstandigheden. Héél het leven met alle levenshandelingen moet naar Gods wil worden ingericht, dan zal het zich kunnen ontplooien naar de hoogste, heiligste en heerlijkste beginselen, tot Gods eer en tot zegen voor de menschen. Rom. 12 vers 2
„Opdat gij moogt beproeven welke de goede, welbehagelijke en volmaakte wille Gods zij. Zijn dan de verborgene dingen voor den Heere onzen God, de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. (Deut. 29 vers 29).
Gods wil zal dus in het centrum moeten staan van al ons denken, spreken, handelen, waarom de Heiland ons ook geleerd heeft dagelijks te bidden : „Uw Naam worde geheiligd. Uw wil geschiede, gelijk den hemel, alzóó ook op aarde". Gods Wet moet ons gebed worden. Heid. Catech. Zondag 47 en 49).

Zoo merken we tegelijk, dat G o dienst en ze del ij khe """ den Christen onlosmakelijk verbc De ware zedelijkheid heeft haar^t, ... j den godsdienst en is er de toepassing vaJ in het leven (practijk der godzaligheid ', In het leven moet onze godsdienst in pr. tijk gebracht worden. De godsdienst me de wortel zijn, waaruit ons leven opbloeilj 1 Cor. 6 vers 20 : „Want gij zijt duur ge( kocht; zoo verheerlijkt dan God in u^ lichaam en in uwen geest, welke Go| des z ij n". Het leven van den Christel moet wezen „een hartelijke vreugde in Go door Christus, en lust en liefd i om naar den wille Gods alle goede werken te leven". Heid. Catecl Zondag 33).

De Christen wil van a u t o n o m Ethiek, waarbij de mensch het zelfbeschik kingsrecht toij al z'n levenshandelinge bezit, allerminst weten. Voor hem bestaa alleen maar theonome Ethiek, waai'! bij de Heere onze God onze Wetgever, Krning en Rechter is. En alleen in het hc den van Zijne geboden ligt zaligheid, ZL, gen en vreugd. Hij moet ons in alles dooi Zijn Geest en Woord leeren. Hij moet on leiden en In alles raad geven. (Psalm vers 8). En wij moeten ook als leven ranken uit den Wijnstok Jezus Christus alj levenskracht, levensvreugden levensvrucl

ontvangen. „Ik leef, doch niet meer ik, naar Christus leeft in mij".

Wanneer er dus door alle tijden heen oenschen geweest zijn, die zedelijk goed jeleefd hebben, zonder godsdienstig te zijn ; n dus uit eigen ki-acht hebben geput en aaar eigen wijsheid hebben geleefd en naar •igen wil hebben gehandeld, dan zegt de Christen, dat door Gods algemeene goedtieid er aan den mensch soms veel, héél reel geschonken wordt aan zedelijk goed »n dat het natuurlijk licht niet zelden breed kan uitstralen, maar de Christen we& t tegelijk, dat het Humanisme net de leer van den goeden, gaven, braven nensch ongelijk heeft en dat tenslotte het [loogste, voornaamste, ja, het ééne noodige )ij den natuurlijken mensch gemist wordt, ïoodat 't „natuurlijk goed" bij den mensch let hoogste niet heeft en ook niet geeft, ^e beste vader, die aan z'n kinderen niet Iers geven kan dan het natuurlijk goed, .0 de dingen niet bij eeuwigheidslicht en ."t „het ééne noodige". Hij mag veel > bben, maar mist tenslotte — alles. En ie ware wijsheid en het hoogste goed, dat ontspruit in den weg van de vreeze Gods, , wordt niet gekend. Wat de mensch dan ; oed noemt, is niet het geheiligde goed, lat de geloovigen mogen kennen in Chris-'is. Filipp. 1 vers 11 : „Vervuld met vruchi ' der gerechtigheid, die door Jezus Chris-'ijn tot heerlijkheid en prijs van God", L Jw licht zien wij het licht" ! • - odsdienst en zedelijkheid,

> Jomheid en leven, hangen ten nauwste I imen. De zedelijkheid wortelt in den godsdienst. In God moet al onze sterkte en •ijsheid zijn. „Zonder Mij kunt gij niets uoen", zegt Jezus. Hieruit volgt, dat ook Dogmatiek

^..' Ethiek niet te scheiden zijn. De ^^ Uj^. j^g^^^ beschouwd worden als de ^^ ^^^ waarvan de Dogmatiek de plant is, ^ . beide behooren tot het systematische iel van het geheel der theologie of godgeeerdheid. De Dogmatiek geeft ons een syitematisch geheel van de geloof s waar hejgj^^ ^j^g ^JP^J, ^^^ Heere in Zijn Woord geopenbaard, om die te gelooven met het t ^g^pj. gj^ ^g belijden met den mond, terwijl ie Ethiek ons een systematisch opgebouwd ; eheel schenkt van hetgeen wij als Christjeloovige in ons leven in practijk hebben g brengen, ons leerende hoe wij als geloos j[gQ-j^ ons leven moeten aanstellen bij al ^j^g levensfuncties in de verschillende lerenskringen, waarin wij van God een taak s nebben ontvangen voor ons zelf en voor t , ^2e medemenschen (individueele en so-..jjaie Ethiek). Dogmatiek en Ethiek zijn ij-g^n geboren uit het fundamenteel beginsel ., ^ ^g geloofs en putten alles uit den geopenj jaarden wil van God, in Zijn Woord »ns bekend gemaakt. Zoo gaat de Dogma-t iek aan de Ethiek vooraf en vormt den ' ; rondslag, waarop het gebouw der Ethiek _ 'errijst. Zooals we gelooven, zullen we wil-^ en moeten leven en ons plichtsgevoel , i, éunt als Christen in den diepsten grond r, n n n wil Gods. „God wil het!" is voor het hoogste en heiligste gebod, de i. •jioogste en heiligste plicht.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's