Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTELIJKE ETHIEK

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

CALVINISTISCHE ETHIEK
Zonder zelfverloochening zijn we niet in staat het welzijn van onzen naaste te bevorderen en om er ons toe te bewegen leert de Schrift ons telkens : 1. alle gaven en weldaden zijn-ons geschonken, opdat wij die ten al ge me enen nutte besteden zouden en niet voor ons persoonlijk zullen houden ; 2. we zijn elkanders leden en ieder lid heeft een eigen roeping van God ontvangen; de gaven zijn niet voor elk lid van het lichaam afzonderlijk gegeven, maar ze moeten overgedragen worden op de mede-lidmaten. Wat het oog ontvangt, is voor heel ons leven, wat de maag ontvangt, is voor heel het lichaam, enz. Zoo moet — zegt Calvijn — de zorg voor ons eigen nut beneden die voor dat der anderen staan. 3. Niet enkele, maar alle gaven Gods behooren door ons op deze wijze gebruikt en benut te worden.
Voorts zij de liefde lijdzaam en worde niet verbitterd (1 Cor. 13 vers 4). Wij behooren aan allen wèl te doen, of wij ze waardig keuren of niet. De Schrift leert ons, dat wij de boosheid der menschen niet in aanmerking moeten nemen, maar het oog vestigen op het beeld Gods in hen. Onze naaste is een beelddrager Gods, aan hetwelk wij alle eer en liefde verschuldigd zijn, en hetwelk nog vlijtiger moet opgemerkt worden in de huisgenooten des geloofs. We moeten weldoen aan alle menschen, maar allermeest aan de huisgenooten des geloofs (Gal. 6 vers 10), in zoover in hen door den Geest van Christus het beeld Gods is hernieuwd en hersteld. (Jes. 58 vers 7 ; Matth. 6 vers 14 ; 18 vers 35 ; Lukas 17 vers 3 enz.). Om alzoo onszelven te verloochenen en te dooden, moet de liefde ons besturen en vervullen. Niet slechts liefdeplichten moeten wij doen, maar weldoen uit waarachtige liefde. Sommigen betalen aan allen wat zij schuldig zijn, doch niet op de rechte wijze, niet uit liefde. Zij doen het met trotsch gelaat en overmoedige taal, met minachting, enz., maar dat past ons niet. Het beginsel der liefde moet in ons zijn.
Wat God betreft — daarvan zij nog dit opgemerkt. De Schrift roept ons toe, dat wij, met verloochening van alle genegenheden des harten, ons aan het welbehagen des Heeren zullen onderwerpen. Wij hebben een razenden lust naar goederen, eer, macht enz.; een wonderlijken afkeer tegen armoede, geringheid, nederigheid. En hóe groot is de onrust in ons leven daardoor !
De godvruchtige verwachte alles van den zegen Gods! Hij zal alsdan niet door kwade practijken iets zoeken te verkrijgen ; voorspoed zal hij aan Gods zegen toeschrijven; in een meer nederigen of achteruitgaanden staat zich aan God onderwerpen, die des menschen zaken zóó regelt, als tot zijne zaligheid dient (Ps. 131). En dit in alle bijzondere gevallen, in alle levensomstandigheden. In den weg der zelfverloochening zal men alles met een stil en dankbaar gemoed opnemen, wat ons ook overkome. We zullen dan vreezen de heerschappij te weerstaan van Hem, aan Wien de geloovige zich eenmaal met al het zijne overgaf en Dien hij niet beschouwt als de Fortuna der heidenen, maar als den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die in Zijnen lieven Zoon ook de Vader van Zijn volk wil zijn. (We denken hierbij o.a. ook aan Zondag 10, Held. Cat., waar gehandeld wordt over de leer der Goddelijke Voorzienigheid en gesproken wordt over „Zijn Vaderlijke hand" enz.).
We moeten „het dragen van het kruis leeren kennen", zegt Calvijn (III, 8). Een godvruchtig gemoed behoort er zich in te oefenen zijn kruis op zich te nemen (Matth. 16 vers 24), want dat is de wil des Vaders, daarbij begonnen zijnde bij Christus, Zijn eeniggeboren Zoon, die gehoorzaamheid heeft geleerd uit hetgeen Hij geleden heeft (Hebr. 5 vers 8). Christus nu is ons Hoofd, ons voorbeeld ; wij moeten Zijn beeld gelijkvormig worden (Rom. 8 vers 29). Het lijden versterkt ons in de gemeenschap met Christus. Zoowel aan Zijn lijden als aan Zijne heerlijkheid hebben de Zijnen deel. (Fil. 3 vers 10).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's