Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BRIEVEN TOT GEESTELIJKEN OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BRIEVEN TOT GEESTELIJKEN OPBOUW

Van de Vaders in Christus.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die door genade „vaders in Christus" geworden zijn, hebben hoogere kennis, gelijk Johannes van de vaders zegt: „gy hebt Hem gekend, die van den beginne is", 1 Joh. 2 vers 23, niet alleen in Zijn onbegrijpelijke heerlijkheid en majesteit, maar ook in Zijn eeuwig welbehagen, 't welk Hij in hen gehad heeft, dat Hij hen liefgehad heeft van alle eeuwigheid en Zich hunner ontfermd heeft, Ex. 33 ; Ef. 1 vers 4. Dan mag er ervaring en kennis zijn van de weldaden, die zij in den tijd ontvangen, dat God hen door Zijn Zoon verlost heeft, hen geroepen heeft en gerechtvaardigd en hen hiernamaals verheerlijken zal, Rom. 8 vers 30. Die weldaden des Heeren kennen zij beter en zien dieper in, wat een breedte en lengte en diepte en hoogte, en wat een uitnemende liefde het zij, Ef. 3 vers 18, 19. zy gaan gemeenzaam met God en Christus om, zijn zeer nauw in onderlinge liefde met Hem vereenigd. Zij smaken en gevoelen meer de onuitsprekelijke zoetheid, die in God is ; zij hebben meer Christus' blijdschap in hun hart, dan de kinderen en de jongelingen in Christus en zijn volkomener in de liefde. Joh. 17 vers 21; 1 Joh. 4, en verblijden zich meer met een heerlijke en onuitsprekelijke vreugde, 1 Petrus 1; hun vleesch is meer door den Geest ondergebracht dan in de kinderen of jongelingen, daarom valt het hun zoo zwaar niet om God te dienen; zij mogen een vermaak hebben in de wegen des Heeren en richten dikwijls meer uit met minder strijd, dan de kinderen of jongelingen en door lange ervaringen kennen zij de bemoeienissen Gods beter dan degenen, die nog maar kort op den weg zijn ; zij hebben een vaster orde des levens, waarvan zy zich niet zoo gemakkelijk laten afvoeren.
Nochtans moeten we niet meenen, dat zij volmaakt zijn. O, neen! de allerbeste kent m.aar ten deele, 1 Cor. 13, en heeft maar een klein beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid. Zij grijpen het hier niet, Fil. 3, maar zij jagen er naar, of zij het ook grijpen mogen, waartoe zij van Christus gegrepen zijn ; in den hemel alleen zijn volmaakte rechtvaardigen, Hebr. 12 vers 32, en daar zullen we in Christus een volkomen man geworden zijn, Ef. 4 vers 13.
Ook willen we niet zeggen, dat zij altijd zoo hoog in de gemeenschap met God en Christus staan en Zijn genade zoo van nabij gevoelen. O, neen ! Want daar komen telkens groote inzinkingen. Mozes was niet altijd op den berg bij God, toen de Heere al Zijn goedheid en heerlijkheid voor hem liet voorbijgaan en hij den Heere mocht aanschouwen als van aangezicht tot aangezicht, waarbij de heerlijkheid des Heeren als glans over zijn gelaat hing. Ex. 33 en 34. De drie discipelen, die met Christus op den berg waren, zagen Zijne heerlijkheid niet altijd op die manier, Matth. 17, en Paulus was niet altijd opgenomen in den derden hemel, in het paradijs Gods, en hoorde niet altijd de onuitsprekelijke woorden, 2 Cor. 12. Ook Johannes was niet altijd in den Geest, gelyk hij was op dien dag des Heeren, toen hem Christus veel verborgenheden toonde, Openb. 1. Neen, wij hebben hier onze rust nog niet, maar er blijft dan toch een rust over voor het volk van God, Hebr. 4 vers 9. Wij wandelen hier nog door het geloof en niet door aanschouwen, 2 Cor. 5.
Ach, de zon der genade kan zóó in Gods kinderen verduisteren, dat zij geheel In duisternis schijnen te zitten, dat zü geen licht zien, Jes. 50. En de vaders in Christus schijnen dan voor een tijd kinderen geworden te zijn. Daarom ook hebben de vaders in het geloof wel te waken en te strijden, dat de zonde niet over hen heersche en te bidden, dat de vertroostingen in Christus niet afnemen, maar mogen worden bewaard en bevestigd, naar den rijkdom van Gods genade. Die niet laat varen de werken Zyner handen en Die niet verloochent wat Hij begonnen is.
Zoo hebben wij dan gezien, dat alle geloovigen niet even groote gaven ontvangen en dat men niet terstond komt tot de hoogste trap van genade ; dat men eerst Is een kind, en daarna een jongeling, en alzoo woidt een vader in Christus ; en dat sommige-geloovigen altijd wel blijven kinderen of Jongelingen in Christus, en nooit komen tot die sterkte en genade, dat zij vaders in Christus werden. Hierin Is en blijft de God aller genade vrij. Maar niemand van Zijn kinderen krijgt tekort en ieder heeft te jagen naar de beste gaven, met dankbaarheid voor hetgeen hy mocht ontvangen. Die volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

BRIEVEN TOT GEESTELIJKEN OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's