Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag. 2 Tim. 1 vers 12b.

't Is reeds een bijzonder voorrecht, wanneer een kind van God, een ware geloovige een godvreezende ziel, een levend lidmaat van de Kerk van Christus eens mag staan in het toevluchtnemend geloof ; wanneer er nog eens wezen mag : rechte bekommernis omtrent den zieletoestand ; wanneer er nog eens mag zijn geestelijke strijd ; wanneer het nog eens doorleefd mag worden : Want kwaden tot zonder getal toe hebben mi] omgeven, mijne ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien ; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds en mijn hart heeft mij verlaten ; dat het doorleefd mag worden : Want ik ken mijne overtredingen en mijne zonde is steeds voor mij. Wanneer dat alles er eens zijn mag, dan drijft dat uit tot den Heere, tot Hem, Die alleen helpen en troosten kan, tot Hem, Die uitkomst geven kan voor tijd en voor eeuwigheid ; dan is dat een gelukkige toestand, het toevluchtnemend geloof. Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijne hulp heeft, wiens verwachting op den Heere zijnen God is,
Gelukkige toestand, maar nóg gelukkiger als het gekomen mag zijn tot: verzekerd geloof, gelijk dat het deel was van Paulus in 2 Tim. 1 vers 12b : „en ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag.
Hier hebben wij verzekerd geloof voor het heden en verzekerd geloof voor de toekomst. Dat verzekerd geloof ontmoeten wij hier bij Paulus, in de gevangenis te Rome. Hoe ? Paulus in de gevangenis ; Paulus, dat uitverkoren vat; Paulus, die rijkbegenagde ; Paulus, die groote heiden-apostel; Paulus, die den Naam van den Heere Jezus Cristus had uitgedragen voor koningen en stadhouders ; Paulus, die getrouwe getuige, die zoo ontzettend veel had moeten doormaken om den Naam en de zaak van zijn ere en Heiland ; Paulus, nu in den kerker te Rome. Is dat nu de kroon op al zijn arbeid, dien hij had mogen verrichten in dienst van Zijnen Koning ? Paulus in banden ; Paulus, beroofd van zijn vrijheid. vergist zich toch niet. O neen, Gods wegen leiden vaak door de diepte ; Gods wegen zijn ondoorgrondelijk; rondom Hem zijn wolken en donkerheid ; Gods weg voert vaak door de zee. Neen, God vergist zich niet; God blijft by de Zijnen, ook in de gevangenis, en dan kunnen Paulus en Silas, als de Heere het geeft, psalmen zingen in den nacht, en dan wordt Paulus zóó door de Geest bezield, dat hij ook dezen tweeden herderlijken brief kan schrijven aan den oprechten zoon in het geloof, Timoteüs. Wat genade al niet vermag. Straks zal het hoofd van Paulus vallen onder de handen van den scherprechter, maar Paulus denkt niet om zichzelven, neen, zyn gedachten gaan henen uit naar zijn geliefden Timotheüs, en in hem ziet hij in den geest voor zich de gemeente van Christus van alle eeuwen, aan alle plaatsen; en dan schrijft hij aan Timotheüs, dat hy dag en nacht voor heb bidt. Paulus mag getuigen van zijn verzekerd geloof : ik weet wien ik geloofd heb. Van zyn Heere en Heiland had hij sterkte gehad, altijd door, in den strijd, en nu staat zijn geloof nog onwrikbaar vast, dat Heere met hem was ook in de gevangenis, en dat de Heere met hem zou zijn ook in de ure van het bangst gevaar, ook in t doodlijkst tijdsgewricht dat aanstaande was. De Heere zou hem bewaren; de Heere zou zijn geloof niet beschamen ; wat het verder voor Paulus ook worden zou, maar dit stond vast bij den grooten geloofsheld, en dat alles door de genade Gods, die met hem was; het leven was hem Christus, zoo zou het sterven ook voor hem gewin zijn. Voor Paulus was het aan geen twijfel onderhevig, Paulus was verzekerd, dat noch nood, noch leven, noch Engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch eenig ander schepsel hem zou kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus zijnen Heere. En zoo kon Paulus aanheffen : de Heere is bij mij, ik zal niet vreezen; wat zal mij een mensch doen ? Zietdaar : verzekerd geloof, gelijk dat bij tijden en ogenblikken het deel is van de strijdende kerk hier op aarde; te kunnen, te durven, en mogen gelooven, als het hun geschonken wordt: met lichaam en ziel, beide in het even en sterven, niet mijns, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen te zijn; te weten Wien wij gelooven ; bij kennis van zonde en schuld, mijn vaste geloof in God, Die om het bloed Zijns lieven Zoons wil, mijn schuld vergeeft.
Verzekerd geloof; ik weet Wien ik geloofd heb ; ik weet het vast; en al wordt mijn geloof telkens ook al bestreden en al zal het ook blijven : Heere, ik geloof, kom mijn ongeloovigheid te hulp, toch word ik door het geloof er al meer en meer van overtuigd, dat de Heere Jezus mijn eenige grond is in leven en in sterven ; dat Hij is ook mijn schuldovernemende Borg en Middelaar ; dat ik het ook bij tijden en oogenblikken durf aan te nemen : mijn Verlosser leeft; dat het ook bij mij vast ligt: ik zet mijn betrouwen op den Heere, om Zijne werken te vertellen. Ja, zoó verzekerd, dat al ging ik ook in een dal der schaduwe des doods, ik zoude niet vreezen, want Gij zijt met mij. Uw stok en Uw staf die vertroosten mij ; ik vertrouw op Uw heil, op Uw Woord, op Uwe toezeggingen. Ik ben er van verzekerd : wat de Heere beloofd heeft, dat zal Hij ook doen ; de Heere zal het voor mij voleindigen; Uwe goedertierenheid, Heere, is in eeuwigheid. De Heere zal doen boven bidden, boven denken ; de Heere is de Machtige, als het Hem belieft: Die God is ons een God van volkomene zaligheid en bij den Heere, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood.
Verzekerd geloof ; ik heb geloofd, daarom sprak ik. Verzekerd geloof : want met U loop ik door eene bende en met mijnen God spring ik over een muur. Verzekerd geloof, met Elia op den Karmel : de Heere is God, de Heere is God. Verzekerd geloof : als de hemel scheurt: wij weten, dat zoo ons aardsche huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.
Dat nu, dat ziet op de toekomst, op de heerlijke toekomst voor de Kerk van Christus ; gelijk de tekst ons ook wil leeren aangaande verzekerd geloof voor de toekomst: en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag. Nu heerscht er wel verschil van gevoelen bij de Schriltverklaarders over de beteekenis van dat woord : pand. Er zijn er die er onder verstaan : de ziel; de Heere bewaart de zielen Zijner gunstgenooten ; de Heere redt hunne zielen van den dood ; uwe ziele zal Hij bewaren; een en ander tot troost van de Kerk. Onze Statenvertalers echter — en laten wij ons aan hen houden, dan zijn wij in goed gezelschap, onderrichten ons : dat pand ziet op de eeuwige gelukzaligheid en heerlijkheid die God aan Zijn kinderen en aan Zijn getrouwe dienaren heeft beloofd en van Hem in den hemel als een toevertrouwd pand voor hen is weggelegd en getrouwelijk wordt bewaard tot op den dag van de toekomst van Christus, wanneer Hij dat eeuwige leven hun zal geven om dadelijk en eeuwiglijk te bezitten ; bij hun sterven aanstonds reeds naar de ziel en op den oordeelsdag naar ziel en lichaam beide. En nu gebeurt het ook, dat de Kerk zulke tijden kent, dat zij te dien opzichte mag staan in het verzekerd geloof, dat zij bij tijden en oogenblikken het oog des geloofs mag hebben gericht op de hemelsche erfenis, op die heerlijkheid die aanstaande is, dat het mag zijn bij tijden en oogenblikken : O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vreezen, dat Gij gemaakt hebt voor degenen die op U betrouwen in de tegenwoordigheid der menschenkinderen. Bij tijden en oogenblikken daarnaar te mogen uitzien en daarnaar te verlangen, bij tijden en oogenblikken het vast te kunnen gelooven dat het ook eenmaal hun deel zal zijn : ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste. Dat alles, nog weer, bij tijden en oogenblikken, gouden oogenblikken, kort van duur ; zoo genoten, zoo weer dichtgesloten : maar het wordt doorleefd, en dan is het een verkeeren in het verzekerd geloof : de Heere zal het doen ; de Heere zal het voor mij voleindigen ; de Heere is de machtige om mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren.
Dat pand is bij Hem veilig en wèlgeborgen ; Hij zal het voor mij bewaren ; ik kan 't zelf niet; de Heere bewaart Zijne gunstgenooten en hun erfenis. Zooals Petrus dat omschrijft: die on verderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, die gij in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tob de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd.
dan wisselt hun geloof in aanschouwen ; dan : ik zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên; dan verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht, liefelijkheden zijn in Uwe rechterhand eeuwiglijk; dan : Gij zult mij opnemen in heerlijkheid.
Alzoo : Verzekerd geloof, waarin een kind van God bij tijden en oogenblikken mag deelen en waarom het een geloovige ook nog wel eens te doen mag zijn. De natuur van den mensch echter, verloren als hij ligt in Adam's val, verstaat dat niet; de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn ; die zijn hem eene dwaasheid ; hij kan ze niet verstaan omdat zij geestelijk onderscheiden worden. De mensch van nature is verstoken van het waar zaligmakend geloof; heeft geen geestelijke kennis; kent geen hartelijk toestemmen van de Waarheid, mist het biddend vertrouwen ; is het niet te doen om dat geestelijke pand van het eeuwige leven ; leeft in Adam's val zonder God in de wereld ; zonder Christus, vervreemd van 't leven Gods door de onwetendheid die in hem is ; wil met deugd en plicht nog den hemel verdienen; vertrouwt bij zichzelf rechtvaardig te zijn en acht een ander niets ; houdt er nog opgeblazen kennis op na; is niet in waarheid ontdekt, verwacht het nog van de wereld en de toekomst.
Zoo staat de mensch van nature buiten het Koninkrijk der hemelen; zoo wordt hij straks voor eeuwig buitengesloten; zoo zijnde en blijvende en stervende, wordt zijn levenslamp straks uitgebluscht in een eeuwig stikdonkeren nacht; zoo blijft er voor hem niet anders over dan een schrikkelijke verwachting des oordeels en eene hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden. Zoo zal hij tot straf lijden het eeuwige verderf voor het aangezicht des Heeren en de heerlijkheid Zijner sterkte ; zoo voor hem niet anders dan de hel en al hare machten, en zal hij eenmaal op den dag des oordeels opstaan tot de opstanding der verdoemenis.
Mocht de schrik des Heeren ons nog tot het geloof komen te bewegen, opdat het ons nog gegeven moge worden de toevlucht te nemen tot den Heere Jezus, tot dien éénigen Naam, die onder den hemel is gegeven, door welken wij kunnen zalig worden ; tot Hem, Die het verdiend heeft op Golgotha voor Zijn keurlingen; tot Hem, Die beschikt over het eeuwige leven : Mijne schapen hooren Mijne stem, en Ik ken ze, en zij volgen Mij ; en Ik geef hun het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijne hand rukken ; tot Hem, Die heeft de sleutels van dood en hel, Die opent en niemand sluit, Die sluit en niemand opent.
Och, Heere, om Jezus' wil, maak ons werkzaam en behoeftig, opdat wij ook mogen leeren bidden om en leeren grijpen naar het eeuwige leven en geloovigen gemaakt, geloovig, dan alleen, wanneer de Heere mij geloovig maakt; behoeftig, dan alleen, wanneer de Heere mij behoeftig maakt; godsdienstig, dan alleen, warmeer de Heere mij godsdienstig maakt; in alles diep afhankelijk van den Heere ; nog geen zucht tot onze zaligheid ; genade alleen, vrije gunst alleen.
Het moge u veel te doen zijn om het verzekerd geloof ; daar zij bij u veel kleinheid en ootmoedigheid; door ootmoedigheid achtte de een den ander uitnemender dan zichzelven, en hebt gij geloof, hebt dat bij u zelven ; ik weet Wien ik geloofd heb ; dit weet ik vast, God zal mij niet begeven, niets maakt mijn ziel vervaard, en zoo reis ik verder de donkere toekomst tegen en wensch biddend, ook mijn geloof te beleven alle de dagen mijns levens, tot dien dag toe, tot den einde toe, en dan aan 't einde der baan voor u, geestelijke Sionieten, wier aangezichten zijn gemaakt als reizende naar het hemelsch Sion, voor u, die den Heere Jezus Christus hebt liefgehad in onverderfelijkheid ; dan voor u vast en zeker. En alzoo zal u rijkelijk worden toegevoegd de ingang in het eeuwig en volzalig Koninkrijk van onzen God en Zaligmaker Jezus Christus, voor u. Zoo zij het door Gods genade aan het einde van de baan, de zwanenzang van Paulus : ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop voleindigd, ik heb het geloof behouden ; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke de rechtvaardige rechter mij in dien dag geven zal, en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijne verschijning hebben liefgehad in onverderfelijkheid. Amen.
Blauwkapel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's