Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JONKER VAN STERRENBURGH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JONKER VAN STERRENBURGH

Een verhaal uit het Friesche volksleven

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met toestemming van den Uitgever J. H. Kok te Kampen
Jap heeft vandaag vrijaf, omdat het moeder's verjaardag is. Daarom is zij voor kerktijd met de familie Brandsma naar het dorp gereden en behoeft niet eerder weer binnen te zijn dan van avond tegen een uur of negen. De boer heeft gezegd dat men het bij het melken wel redden zal en vrouw Brandsma heeft gister den pot al gekookt, om 's Zondags zoo min mogelijk werk te hebben. Het vierde gebod wordt ook voor het dienstpersoneel zoo letterlijk mogelijk opgevat en zoo streng mogelijk toegepast.
Zoo komt het dat Jap van morgen met moeder kerkwaarts kon gaan om dan verder „een fijnen dag" te hebben.
Met een zacht armstootje maakt zij moeder opmerkzaam op de komst van den Jonker, wat echter niet ontgaat aan het spiedend oog van buurvrouw Aaltje, die vlak achter haar zit en aanstonds het hare daarvan denkt. Want dat de familie Mollema, niet geheel zonder ergernis harer­ zijds, in den laatsten tijd aardig op de kluiten begint te komen, kan men zoo aan alles merken. Nu heeft buurvrouw warempel weer nieuw lint met dito keelbanden op haar hoedje gekregen. Wonder, dat er ook nog niet een nieuwe floddermuts bij komt of een nieuwe mantel of zoo iets. Maar dat zal zeker ook nog wel volgen, want het een hoort zoo bij het ander. Naar Klaas Kroontje haar verteld heeft, is men er ook al druk mee bezig om Sjoerd als staljongen op „Grovestins" te krijgen en zal Jan van 't voorjaar in de kweekerij gaan. Je moet maar fortuinlijk wezen ! Haar man loopt zoowat de helft van den tijd op straat, en dan moet zij maar zien rond te komen. Claar is een flinke meid en kan tenminste tegen Jap wel op, maar zij heeft nog al wat voor zich zelf noodig. Van thuis brengen geen sprake ; liever nog iets van moeder d'r op toe, als het er op aankomt. Daar heb je Jans ook. Wat een nuf ! Die heeft ook een leventje bij den notaris. Op den morgen al naar de kerk. Mevrouw misschien aan het omwasschen of bed opmaken. Die kan zoo wel oud worden. Als zij later meestersjuffrouw worden mocht, zal ze ook omstaan leeren. Vast traktement, vaste armoede, 't Zal haar eens benieuwen of Louw van 't voorjaar ook de acte haalt. Anders is het niet zoo best. Nu, branie genoeg.
De binnenkomst van Vrouw Van Wieren en Anneke brengen haar gedachten weer in een andere richting. De eerste neemt naast haar plaats, de laatste gaat bij Jan zitten. Beide vriendinnen groeten elkander hartelijk.
„Gefeliciteerd, hoor, " fluistert Anneke, als zij gebeden heeft, „fijne dag hé ? " — „Nou of, " zegt Jap, „je komt van middag ook even ? " — „Ja zeker."
„Hoe is het met Jouke en haar, " durft Aaltje aan haar buurvrouw te vragen, térwijl zij op Anneke wijst. — „'k Weet niet mensch, daar krijg ik geen hoogte van. Dan zeg ik - weer, zij meenen het met elkaar, en dan lijkt het er weer niets op, maar zij moeten het zelf maar weten." — „'t Is ook zoo, zij hebben hun leeftijd." — „Heeft jullie Claar ook wat bij de hand ? " — „Nee hoor, die bemoeit er zich niet mee. Vrijheid, blijheid, zegt zij. Zie je wel hoe mooi m'n buurvrouw wordt ? " — „Ja mensch, heb je geld dan doe je wonderen ; de Jonker hé ? " — „Van zelf, daar zit hij." — „Waar ? " — „Sstt, niet zoo hard." — „Ja, waarlijk, nu hebben wij het nog niet gehad." — „Hij schijnt wat beter te worden." — „En wat vromer." — „'t Is te hopen." — „Zeg dat wel."
Hier wordt het gesprek, dat natuurlijk in haast en fluisterend gevoerd werd, afgebroken, omdat de meester voor „het bordje" verschijnt. Als de bril is schoon geveegd en opgezet, wordt het psalmboek opengeslagen en een wenk aan den organist gegeven, die daarop het instrument doet zwijgen. Thans komen de mannen binnen, die in de vóórkerk een praatje hielden, en weldra klinkt het krachtig, uit volle borst, door de oude bogen :
Geloofd zij God met diepst ontzag. Hij overlaadt ons dag aan dag Met zijne gunstbewijzen.
De Kleiterpers zingen goed, daarvoor heeft de meester wel gezorgd, en zoowel de diepe bas als de hooge alt komen zuiver tot hun recht.
Vrouw Mollema en Jap en Anneke leggen hun volle hart in hun lied, evenals Douwe die boven, op de kraak, *) zit. Vooral deze dag geeft zoo rijke dankensstof. Wat stond het er een jaar geleden nog somber voor in de familie, en nu ? Hoe goed heeft de Heere het gemaakt. Hoe zouden zij Hem daarvoor niet de eere geven ? In stilte pinkt vrouw Mollema een traan weg. 't Is een traan der dankbaarheid, zooals er in den hemel bewaard worden ; want het kan haar soms te groot zijn, dat zij met de haren zoo gezegend wordt.
Ook de Jonker vereenigt zich met het lied der gemeente. Er ligt iets spontaans in zoo'n kerkgezang, vooral als zóó gezongen wordt met de volle muziek van het groote orgel er 'bij. Reeds brengt zoo'n psalm in een zekere stemming. Dat is een andere taal dan hij gewoon was te hooren, daar immers in de wereld, waarin hij zich tot nu toe bewoog, al het kennen en kunnen toegeschreven wordt aan het menschelijk genie, en al het hebben als een vrucht van eigen werk wordt geacht, of speling van het toeval, of gril van de fortuin. Hier wordt God de Gever van alles genoemd, precies zooals hij aan Mollema steeds merkt, dat bij hem thuis over de dingen gesprplem wordt, en daarom stort het geloovig hart zich op deze wijze voor Hem in een danklied uit. En hij. Jonker van Sterrenburgh zingt dat lied mee.
Als van Nauta en Van Rinia en zijn overige vrienden, met wie hij vroeger gestudeerd heeft, dat eens zagen ! Maar heeft hij zich jegens hen niet reeds verklaard, ja eigenlijk veel meer gezegd dan hij wel bedoelde, en heeft althans dat tweetal onlangs in Leeuwarden van hem niet den indruk gekregen, dat hij reeds een belijder geworden is ?
In tusschen heeft Ds. Feurman den kansel beklommen. Na het votum wordt de Wet gelezen en een gedeelte van het Evangelie, waarop het gebed volgt, innig en diep, overeenkomstig de behoeften der gemeente en hetgeen in de afgeloopen week is doorleefd. Daarop wordt andermaal gezongen en vervolgens de tekst gelezen. .„Voorwaar; voorwaar, zeg Ik u, indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zoo blijft hetzelve alleen, maar indien het sterft, zoo brengt het veel vrucht voort. Die zijn leven liefheeft zal hetzelve verliezen, en die Zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. Joh. 12:24 - 25."
(Wordt vervolgd)


*) galerij

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

JONKER VAN STERRENBURGH

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's