Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTELIJKE ETHIEK

HET EERSTE DOEL VAN HET HUWELIJK.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als we over het huwelijk spreken moeten we niet het kind in 't midden zetten. Naar luid van Gods Woord hebben we te denken aan twee menschen, geslachtelijk verschillend, elk een eigen persoonlijkheid, zoowel de man als de vrouw, die in liefde één worden, tot levensverrijking met velerlei zegeningen over en weer. (Gen. 2 : 18, 20b, 24).
Bij al de ellende en vloek die er, om der zonde wil, bij deze geslachtsverscheidenheid bestaat (zoodat men soms zou vragen : och, was er maar geen geslachtsverscheidenheid) is en blijft de bedoeling Gods heerlijk. Gods bedoeling is toch en blijft toch : het leven van den mensch, van den man en van de vrouw te verrijken ; om den mensch geluk te bereiden. Juist daardoor, dat de mensch man en vrouw geschapen is, heeft de Schepper het menschleven willen brengen tot de hoogste en heerlijkste ontplooiing, met zegening en vreugd. (Gen. 2 : 18, 20b, 24).
Rome leert gewoonlijk, dat het eerste en voornaamste doel van het huwelijk is : de voortplanting van het menschelijk geslacht. Het bijdoel is dan : dat man en vrouw elkander in 't leven helpen en bijstaan.
Wij leeren op grond van de Schrift, dat het eerste en voornaamste doel van het huwelijk is : elkander liefhebben en aan vullen in 't leven ; elkander helpen en bijstaan in alle dingen, zoowel stoffelijk als geestelijk, zoowel met 't oog op dit aardsche leven, als met de eeuwigheid voor oogen. De man alleen en de vrouw alleen is incompleet. Gen, 1 : 27 : „God heeft den mensch geschapen, man en vrouw schiep Hij he n". Zoo nu draagt het huwelijk zijn waarde in zich zelf. Daarom is de ongehuwde staat noch voor den man, noch voor de vrouw het ideaal en het hoogste, hoewel de Heere ook den ongehuwden staat, onder bizondere omstandigheden misschien zelfs beter dan het gehuwd zijn, wel kan en wil zegenen. Maar het ideaal des levens is het voor den mensch niet, omdat Gods wijze scheppingsordinantie zóó is, dat Hij den mensch als man en vrouw heeft geformeerd, om elkander aan te trekken en aan te vullen, tot verrijking van het leven. (Gen. 2 : 18, 20b, 24).
Hier moeten we dus goed onderscheiden. En dan is naar Schriftuurlijk beginsel het eerste doel van het huwelijk, niet het kind, maar het huwelijk zelf, hoewel in het huwelijk als verbintenis tusschen man en vrouw de voortplanting van het menschelijk geslacht begrepen is en God de gehuwden heeft gelegd onder de wet en den zegen der vruchtbaarheid: weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u". (Gen. 1:28).
Een huwelijk, dat natuurlijkerwijze (en dus niet, op on-natuurlijke en dus zondige manier) zonder kinderen blijft, kan toch zeer zeker een volkomen huwelijk zijn; hoewel er niets van het Woord der Schrift mag worden afgedaan, dat kinderen een erfdeel des Heeren zijn en kinderen ook door alle tijden heen als een Goddelijken zegen zijn beschouwd, wanneer men het leven in het rechte licht ziet.
Het ideaal van het huwelijk is, dat man en vrouw elkander liefhebben en elkander aanvullen ; dat ze één zijn en niet twee ; dat ze elkander verstaan ; dat ze elkander helpen in alle dingen, opdat in het huwelijk teweeg gebracht wordt de innigste natuurlijke en geestelijke levensgemeenschap, om alzoo het volle mensch-zijn tot alzijdige verwerkelijking en openbaring te brengen.
En omdat de Heere hen als man en vrouw geschapen heeft, opdat zij één zouden zijn, zullen ze door Gods goedheid, wanneer ze zich elkander geven in liefde, als vrucht van het huwelijk ook mogen deelen in het bezit van kinderen, die de Heere als een belooning en als een erfdeel hun schenken wil. Ps. 127.
De christen spreekt over het krijgen van kinderen op deze wijze : „wanneer het God belieft u kinderen te geven " Het is Gods gave.
En dan hebben man en vrouw die kinderen ook als een goede gave Gods, als een heerlijke zegen van den hemel, te ontvangen, opdat in onze christelijke gezinnen de kinderen, In den weg des Verbonds, Godzalig mogen worden opgevoed, tot eere vat Gods Naam, tot stichting van Christus Gemeente en tot uitbreiding van Gods Koninkrijk. Het huwelijksformulier en het doopsformulier sluiten hier bij elkander aan !
Het geslachtsleven, het volle geslachtsleven des menschen, van man en vrouw, is dan ook in wezen goddelijk, rein, heerlyk en het is ons gegeven om het te gebruiken en daardoor het leven voller en heerlijker te maken en het menschelijk geslacht in stand te houden in de verste geslachten.
Met nadruk mogen wij het in onze dagen wel eens zóó zeggen : het geslachtsleven, het volle geslachtsleven is in wezen volkomen rein en God heeft het gegeven tot verrijking en zegening van het leven, Juist omdat deze dingen zoo néérgetrokken worden tot gemeenheid en verlaagd worden tot schandelijkheid en besproken worden met de leelijkste bedoeling en veracht worden met de verschrikkelijkste redeneeringen, is het goed en nuttig en noodig op te komen voor deze Goddelijke ordinantie en het geslachtsleven van man en vrouw te trekken onder licht van boven, Literatuur, plaatwerk, film, tooneel hebben hier zooveel bedorven en gaan dagelijks voort om verderfelijke invloeden te oefenen bij jongeren en ouderen - onder toelating van de Overheid, onder toelating van de gemeenschap, wat ons allen schuldig stelt !
Wij spreken dikwijls niet over deze dingen, als we er wel over spreken moesten; wij spreken er dikwijls over, als we er over zwijgen moesten. Jongen en ouden zondigen hier. En we hebben er voor op te komen, dat het goede Gods niet wordt veracht, het heilige en heerlijke niet wordt vertrapt en wat God tot een zegen gaf, door ons niet gemaakt wordt tot een vloeit.
De persoonlijke geslachtelijke aantrekking van twee menschen is krachtens onze schepping en is een van de grondslagen van het huwelijk. Deze aantrekking kan niet gemist worden. Een huwelijk waarin dit ontbreekt, is geen huwelijk. En dat verlangen moet dan persoonlijk zijn en niet in 't algemeen van man tot vrouw en van vrouw tot man — maar persoonlijk van den man tot zijn vrouw en van de vrouw tot haar man — opdat deze twee, door God saamgebracht, tot één zullen zijn. Hier ligt het wezen van het monogamisch huwelijk : het huwelijk van één man en één vrouw. Gen. 2 : 24.
Want het mag geen wilde, onverantwoordelijke natuurdrift zijn, maar het moet zijn „in liefde één". De mensch is een redelijk, zedelijk schepsel en de vereeniging van twee menschen mag geen vereeniging van twee onredelijke en onzedelijke schepselen zijn of worden. God leert het ons anders !
„Hebt elkander vuriglijk lief" — staat er. En zóó wil God twee persoonlijkheden, die Hij als man en vrouw schiep, samenbrengen in het huwelijk en saamverbinden in liefde, met lichaam en ziel. Gen. 2 : 24.
De lichamelijke éénwording van twee menschen zal, als 't goed is, ook een zielséénwording moeten zijn. Wat tegelijk het beste bewijs is voor het monogame huwelijk en de sterkste veroordeeling van de polygamie, die inhoudt, dat de man met allerlei vrouwen en de vrouw met allerlei mannen één zou kunnen zijn wat immers in wezen en werkelijkheid een leugen is.
De nauwe verbinding van het natuurlijke en het geestelijke in den mensch, de nauwe samenhang van lichaam en ziel eischt, dat het huwelijk de volstrekte éénwording van twee menschen zij voor gansch het leven. Ook al zou men kunnen uitschakelen de schade en de schande welke de vrouw wordt aangebracht en al zou men ook de kwestie van het al of niet geboren worden van een kind heelemaal op zij kunnen zetten — dan zou nóg in 't oog springen de onmogelijkheid en het ongeoorloofde van de geslachtsgemeenschap tusschen een man en een willekeurige vrouw en omgekeerd.
Het diepste wezen van den mensch, zoowel van den man als van de vrouw, strijdt daar mee en de ordinantie Gods (Gen. 2 : 24) verbiedt het.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's