Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JONKER VAN STERRENBURGH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JONKER VAN STERRENBURGH

Een verhaal uit het Friesche volksleven

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met toestemming van den Uitgever J. H. Kok te Kampen
„Een drukken dag gehad, vader ? " vraagt zij. — „'t Gaat nog al; alles gaat op het Slot geregeld, moet je rekenen, en daardoor is er geen overspanning, terwijl de tijd toch goed benut wordt." — „Heb je ook gereden ? " — „Anders niet dan de paarden afgericht, maar in de stallen was nog al werk. Met een paar dagen komen er heeren, om aan een jachtpartij deel te nemen en dan moet alles blinken." — „Was de Jonker thuis ? " — „Van morgen tenminste wel. Hij is een poosje bij my geweest, om een en ander te onderrichten, en begon toen ook over de preek van gistermorgen." — „Wat zei hij ? " — „Dat hij die zoo mooi vond en dat wy zeker ook wel genoegen zouden gehad hébben." — , Hoe is het mogelijk !" — „Ja, ik weet er niets van, maar ik geloof vast, dat de Jonker in den laatsten tijd geheel veranderd is. Het dienstpersoneel zegt ook, dat hy vooral in de laatste weken geheel anders optreedt, en Karel zegt, dat mijnheer vroom wordt." — „'t Zou heerlijk zijn ; wat zei hij meer ? " — „Hij vroeg ook, of wij ds. Feurman altijd wel begrijpen. Ik zei, dat er met mij wel eens wat aan mankeerde, maar dat jou de preeken altijd precies konde navertellen." — „'t Moest je niet gedaan hebben, je moet daar niet over my spreken." — „Waarom niet ? Hij vraagt zoo vaak naar ons huisgezin ; ik wed, dat hij op een goeden dag hier nog eens komt inloopen." — „Daar zou men toch het beste van hopen." — „Hoe zoo ? " — „Wel, man, stel je voor, dat de Jonker hier eens inkwam, terwijl ik aan de tobbe bezig was of de kamer een extra beurt gaf, en alles hier in het honderd stond. Neen hoor, ik wil hem hier niet hebben. Als hij ooit eens in zijn hoofd mocht krijgen, om "
Een zachte tik op de deur onderbreekt opeens het gesprek. „Binnen, " roept Douwe, en daar staat plotseling de man in de kamer, over wien het gesprek gaat.
Vrouw Mollema krijgt een kleur als bloed en weet van verbazing niet, wat zij zoo spoedig zeggen zal of doen moet. Douwe legt vlug de pijp neer en brengt als gewoonlijk de hand achter het oor.
„Goeden avond samen, " groet Jonker van Sterrenburgh vriendelijk, „mag ik wel eens even bij jullie binnenkomen ? "
Natuurlijk merkt hij de verlegenheid van het echtpaar wel, zonder echter te vermoeden wat de oorzaak hiervan is. Douwe is thans de eerste, die zich hersteld heeft, en staat vlug op om een stoel aan te geven.
„Nog al druk bezig, vrouw Mollema ? " — „Ja, mijnheer." — „Och ja, een huismoeder kan altijd wel iets vinden hé, vooral als er kinderen zijn, die den boel wel kapot kunnen krijgen, 'k Weet nog heel goed hoe het ging, toen ik nog klein was; dan de kiel weer gescheurd en dan de broek weer stuk of de knie weer door de kous, enz. enz." — „Zoo is het, mijnheer." — „Jullie hebt hier geen groote woning ; is dat alle ruimte ? "
Met deze woorden ziet de Jonker eens rond en merkt aanstonds hoe eenvoudig, maar tevens hoe zindelijk alles is.
„Ja, Jonker, meer hebben wij niet, " antwoordt Douwe. — „Nu, weten jullie wat ik gedacht heb ? Zoodra het voorjaar komt zal ik naast de Slotlaan eenige nieuwe woningen laten bouwen voor het personeel, en dan kunnen jullie er ook een van krijgen ; hoe lijkt je dat toe ? "
„Och, mijnheer !" roept vrouw Mollema, en slaat de handen in een, terwijl het gelaat van Douwe glinstert van vreugde.
„De Jonker maakt het veel te bont, " zegt hij.
„Neen, zie eens, ik vind het prettiger, dat mijn personeel bij het Slot woont. Komt er eens iets of heb ik je noodig, dan kunnen wij elkander spoediger bereiken. Ik wilde dit maar even meedeelen, dan kunnen jullie vóór Nieuwjaar de huur van deze woning opzeggen." — „Best Jonker." — „En hoe maken de kinderen het ? " — „Heel goed, mynheer, " zegt vrouw Mollema, die ondertusschen een weinig op haar verhaal is gekomen. „Onze Jap is gister den heelen dag thuis geweest, " vult haar man aan. „De vrouw was jarig en nu had ze vrijaf." — „Och zoo, ik feliciteer je hoor. Hoe oud ben je geworden ? " — , Acht en veertig, mijnheer." — „Zoo, een mooie leeftijd nog, maar zeker al heel wat mee gemaakt." — „Ja, mijnheer, maar door alles heen staande gehouden." — „Daar behoort anders heel wat toe, dunkt mij, vooral wanneer de zorgen zoo vele zijn. Is dat zoo niet ? " — „O, zeker, en het water is ook wel eens tot aan de lippen geweest, maar er nooit over." — „Heeft dat alles je nooit in het geloof geschokt, vrouw Mollema ? " — „'t Is mij wel eens hang geweest, mijnheer, vooral wanneer wij soms niet wisten vanwaar het eten voor den volgenden dag moest komen, en niet het minst als de Heer een van onze kleinen wegnam, maar wij hebben dan ook altijd ervaren, dat Hij ons kracht naar kruis gaf en Zijn vertroostingen niet klein zijn. Ons leven is in Zijn hand zoo veilig." — „Ik kan mij voorstellen, dat die wetenschap een gerustheid geeft. Je hebt zeker gistermorgen ook genoten onder de preek ? " — „O ja, mynheer, ds. Feurman spreekt trouwens altijd zoo innig en geheel naar het leven." — „'t Heeft mij ook getroffen."
Mollema zoowel als zijn vrouw zien niet zonder verwondering hun hoogen bezoeker aan. Wat is die man eenvoudig en hoe heel gewoon spreekt hij met hen. Dan gaat hij voort:
„Ik heb al heel wat gezien in de wereld en heel wat onderzocht, maar dat alles tezamen heeft mij nooit kunnen geven, wat mijn hart verlangde. Als ik evenwel zie hos anderen, die veel minder bedeeld zijn dan ik, hun blijdschap en rust vinden in het geloof in God en Zijn Woord, dan maakt mij dat jaloersch en doet mij dit begeeren om ook Ie ontvangen wat zij hebben. Daarom ben ik besloten om, hetgeen ik noodig heb, te zoeken in het dienen van God."
„Hoe heerlijk, " roept vrouw Mollema verheugd uit, „zóó jong en nu deze keuze te mogen doen ! Allen, die den Heer in oprechtheid dienen, zeggen het den psalmist na : Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten."
Douwe zegt niets. Alleen zijn oogen spreken. Hij weet niet waarover zich het meest te moeten verheugen, maar zoowel de verschijning van den Jonker als zijn mededeelingen en de woorden zijner vrouw, — het is alles een verrassing.
Voor een oogenblik zijn alle afstanden weg. Hier is geen heer of knecht, geen dienstbare of vrije, geen man of vrouw, hier is alleen een nieuw schepsel in Christus. Want het gaat hier op dit moment niet over de dingen eener voorbijgaande wereld, maar over zulke, die ver uit gaan boven de stof, waarbij alle goud zijn glans en alle heerlijkheid des menschen haar luister verliest.
(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

JONKER VAN STERRENBURGH

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's