Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE BUCHMAN-BEWEGING (2).
Hebben we verleden week een overzicht gegeven van het referaat dat ds. W. van 't Sant, Ger. predikant te Den Haag, gehouden iheeft over de geestelijke opwekkingsbeweging van de Oxford-groep of ook wel naar den stichter genoemd : de Buchman-beweging, we willen nu nog iets vermelden uit de discussie, om des te beter te weten hoe hier te lande over deze geestelijke-beweging in Engeland en daarbuiten geoordeeld wordt — tot in Indië toe.
Van de bespreking op de Geref. predikantenvergadering te Utrecht lazen we dan 't volgende:
Aan het debat werd deelgenomen door ds. B. Wentsel te Ridderkerk, die scherp afwijzend tegenover de Buchmanbeweging stond ; dr. W. G. Harrenstein te Amsterdam, die den zegen, welke deze beweging gebracht heeft, in het licht stelde en bij alle gerechtvaardigde bezwaren tegen deze beweging, welke ook hij had, toch in der waarheid een „onbetaalde rekening" der kerk in de Buchmanbeweging meende te moeten opmerken ; het inkeeren in de binnenkamer immers is in ons jachtig leven zoo sterk noodig en is zoo moeilijk vast te houden, niet spreken, maar luisteren, naar God, het is zulk een krachtige eisch en toch voor predikanten met name zulk een onophoudelijke strijd tegen de drift van de ambtspractijk; ds. K. Fernhout te Vreeland, die zich beperkte tot het stellen van enkele vragen ; ds. P. van Dijk te Zaandam, die zich bij dr. Harrenstein aansloot en eveneens er tegen waarschuwde het goede in deze beweging te veronachtzamen ; ds. J. Visser te Spijk, ook geneigd om sterker te waardeeren dan de referent het deed ; spreker wees op het réveil en op de conventikels, die met de Buchmanbeweging punten van overeenkomst hadden en onze kerkelijke waardeering in menig opzicht verwierven en verdienden ; ds. J. G. Fernhout te Bandoeng, die oordeelde, dat referent de beweging eenzijdig critisch had belicht en ook te eenzijdig zich op het werk van , J. F. Laun had gebaseerd. Er zijn betere bronnen dan Laun (ook ds. v. Dijk wees daar reeds op). Spreker meent zoover te mogen gaan, dat hij zeer veel uit de Buchmanbeweging van harte aanbevelen kan en aanbevelen mag. Vorige sprekers wezen er reeds op, dat in Indië onder de Gereformeerden sympathie voor de Buchmanbeweging bestaat; ds. Fernhout maakt zich, de beweging door deelneming aan House Parties (met instemming van zijn kerkeraad en gemeente) kennende, van deze sympathie tot een tolk. In de gemeente te Bandoeng is de beweging doorgedrongen en de kerkelijke samenleving is er zijns inziens ten zeerste door verrijkt, het gebedsleven en de onderlinge liefde zijn merkbaar vermeerderd ; het kerkbezoek is rijker geworden; de drang tot belijdenis werd sterker ; er werden velen van buiten gewonnen.
Een der debaters merkte op, dat, naar hij vanuit Indië hoorde, de prediking der verzoening in Christus bij de Gereformeerden, die met de Buchmanbeweging symphatiseerden, op den achtergrond kwam door de prediking van het werk des H. Geestes. Spr. wees deze karakteristiek ten sterkste af en ontkende, dat een dergelijke aanmerking maar schijn van recht had. Ds. W. F. C. van Helsdingen te H. I. Ambacht voerde vervolgens nog het woord ; eveneens ds. F. Kramer van Beverwijk ; ds. C. L. F. van Schelven, emer. predikant van Wageningen, die op de kortstondigheid van revivals wees en het richtinggevende in de dogmatiek der kerk toch belangrijker achtte dan de warmte der revivalmystiek, hoezeer deze soms ons ook voor onze prediking iets te leeren geeft; drs. L. Horvath, Hongaarsch prediker, thans hier te lande studeerende en hulpprediker bij de Geref. kerk te Rhenen, die van den rijken zegen getuigt welke hij in de Buchmanbeweging genoten heeft en geniet, ds. E. H. Broekstra te Rijnsburg, die getuigt geheel aan de zijde van ds. Van 't Sant, den referent te staan en oordeelt, .dat de beginselen van confessie en kerk door concessies aan de Buchmanbeweging ernstig gevaar loopen; en ten slotte ds. N. Diemer te Vijfhuizen. Ds. Van 't Sant, de referent, de verschillende debaters beantwoordende, incasseert, dat niemand der debaters aanmerking gemaakt heeft op de confessioneele bezwaren, die spreker tegen de beweging heeft ingebracht. Ook wil spreker den zegen niet ontkennen, welken men vaak in en door de Buchmanbeweging ontvangt. Alleen wil spreker zich verzetten tegen de verzwakking van het confessioneel en kerkelijk besef, welke ook van deze beweging een der gevolgen is. En confessie en kerk moeten centraal voor ons blijven. In confessie en kerk ligt méér zegen, o6k meer blijvende zegen dan in alle revivals te zamen. Naar het oordeel van referent zullen bewegingen als de Buchmanbeweging wel menigmaal prikkels geven ter opsporing van de gebreken in ons eigen kerkelijk leven, maar — dan bouwe men ook met het goede, dat men elders opmerkt, eigen kerkelijk leven op en wake tegen vervlakking van dat wat onder ons het voornaamste moet zijn en blijven.

DE PERSOON VAN FRANCK BUCHMAN
(2).

Aan het N.H. Kerkblad, waaruit we verleden week een artikel overnamen, om iets naders te mogen hooren van den persoon van Buchman, ontleenen we ook het volgende artikel, dat ons nadere bizonderheden omtrent zijn leer en leven doet kennen.
Wat de beginselen en de grondgedachte van de Oxford-groep betreft, maakt deze „geestelijke-beweging" het ons niet zoo heel makkelijk. Onopzettelijk doen ze alsof er voor hen geen beginselen zijn, als er maar menschen veranderd worden, als er maar afstand van de zonde wordt gedaan en invloed wordt geoefend. En dan zijn, volgens de berichten, de resultaten van deze Oxfordbeweging geweldig ! In de kringen van de „House-parties" schijnen groote dingen te gebeuren ! En dan vragen we onwillekeurig : wat is toch de oorzaak, dat de oogst bij dezen arbeid zoo groot is, véél grooter dan van de bediening des Woords in onze Kerken ?
Wat nu de beginselen en de grondgedachte der Oxford-beweging aangaat diene het volgende :
„Daar is vooreerst de Guidance d.i. de leiding Gods. Ieder moet op deze leiding Gods in zijn leven nauwgezet acht geven. Het is een „luisteren naar God", „gemeenschap met God", een nadenken van Gods gedachten ; het ervaren van God die als de H. Geest in het leven van een mensch invloeit en hem richting en kracht geeft.
Het grenst aan het wonderbare wat ernstige menschen u van deze leiding Gods vertellen. Eén voorbeeld : iemand moest in een vrij groote plaats een kennis spreken. Hij gevoelde dat 't moest. God drong hem er toe. Hij stapte in zijn auto, al biddend zat hij neer. In de plaats aangekomen, (hij wist 't adres heelemaal niet) zegt hij tegen den chauffeur : houd hier stil. En daar staat hij opeens vlak voor de deur van den man dien hij moet spreken, om hem die boodschap van God te brengen. Is dat niet opmerkelijk? En als gij dan gevoelt met wat heerlijk enthousiasme dit u verteld wordt, komt ge dan niet diep onder den indruk ? En zegt ge niet: dat is wat wonderlijks ?
Het tweede is hun positie kiezen tegen de zonde, de zonde onverschrokken onder de oogen zien. Zij spreken als volgt : wij moeten met krachtige wapenen tegen de zonde strijden, want de zonde is het geweldigste feit van de wereldgeschiedenis. Zij bederft en verwoest het heele leven. Wij moeten absoluut eerlijk worden tegenover onszelven en tegenover anderen.
Weer wil ik ’t met een voorbeeld toelichten : een dokter zit 's avonds rustig thuis, hij rookt gezellig zijn sigaar en leest zijn krant. Er wordt gebeld. Daar is een buspatiënt, die komt voor een zieke. De dokter zegt : „'k heb 't vandaag al wat erg druk gehad, neem maar wat poeders mee, dan zal de pijn wel overgaan, en morgenochtend kom ik aan. 'k Geloof niet dat er eenig gevaar is."
Maar als hij dat zegt is hij niet volkomen eerlijk. Hij vindt zijn sigaar zoo lekker, en wil veel liever een poosje rustig in de kamer met zijn vrouw blijven praten. Als hij vol­ komen eerlijk was geweest zou hij gezegd hebben : ik kom direct, zal onderzoeken en dan zien wat er gedaan moet worden.
Begrijp nu goed dat dit een voorbeeld is, dat ten deele door mij zoo is geformuleerd om te laten uitkomen wat de bedoeling is. Immers dit : wij durven tegenover onszelven de zonde dikwijls geen zonde noemen, wij zijn advocaten voor onze eigen zwakheden. Wie kan dat tegenspreken ?
Een derde belangrijke zaak is : sharing, het mededeelen. Zij verstaan daardoor de gewoonte dat de een aan den ander, b.v. de man aan zijn vrouw, en de vrouw aan den man zijn zonden en gebreken mededeelt. Zelfs in vergaderingen aan een grooter getal van personen. Men beroept zich hiervoor op het woord : belijdt elkander de misdaden.
Deze „mededeeling” is, zoo zegt men, vruchtbaar voor zichzelvenen voor anderen.
Voor zichzelven. Het is vaak veel moeilijker om uw zonden tegenover menschen te belijden dan voor 't oog van God. Er schuilt eenige waarheid in dit woord : „belijdenis voor God is vaak niet genoeg, daar het niets kost, of slechts een belijdenis is aan het subjectieve beeld dat wij ons van God gevormd hebben". Maar dan ook slechts eenige waarheid. Want als wij in waarheid voor God belijdenis doen is dat wel genoeg en volgt daaruit vanzelf dat wij tegenover menschen, voorzoover dat noodig is, onze zonden belijden.
De waarde er van is dit: wij zijn in onze belijdenis tegenover God menigmaal niet oprecht. Diep in ons hart houden wij iets verborgen, koesteren wij dat misschien. Dan zou het mededeelen ons kunnen sterken in den strijd. Menigeen zal goed doen met een vertrouwden vriend te spreken over zulke zonden, die hem telkens het leven bemoeilijken.
Tegenover anderen is het vruchtbaar, het kan ook hen helpen in den strijd. Menigeen heeft ondervonden hoe het een sfeer van vertrouwen schept als 'n ander voor u zijn hart opent en u mededeelt wat er daar leeft.
Ook hier schuilt weer veel waarheid. Er is niet zooveel verstand van de menschelijke ziel voor noodig om te verstaan, dat het noodig en goed kan zijn om van uw eigen zonden tegenover een ander te spreken. Ervaring leert dat dit voor den man die tegenover u staat een bemoediging kan zijn.
Hebben wij, als wij inderdaad met onze zonden zijn bekend geworden, nooit gezegd : „ik ben blij dat David's val en Petrus' verloochening ons in Gods Woord beschreven is". Wie door ernstige ziekte werd neergeworpen op zijn leger, heeft moed geput uit wat ons van Hiskia medegedeeld wordt in Jesaja 38. Het is hem een troost dat ook een ander kind van God tegen den dood opzag, zijn aangezicht naar den wand keerde en bad tot zijn God.
Wij kunnen ongetwijfeld in ons Christelijk leven wel iets meer van deze „Sharings", van dit mededeelen gebruiken”.

VOORDRACHT KERKELIJK HOOGLEERAAR.
We herinneren ons den tijd nog, dat alle kerkelijke hoogleer aren modern waren. Modern dan genomen in theologischen zin als tegenstelling van orthodox.
Orthodox is rechtzinnig. Dat wil zeggen overeenkomstig de belijdenis der Kerk. Een orthodoxe Jood is een Israëliet, die zich houdt bij de Joodsche (Kerk) leer. Een orthodoxe Lutheraan is iemand, die leeft bij de leer van Luther. Een orthodoxe Hervormde staat op den grondslag van de leer der Hervormde Kerk vervat in hare belijdenisschriften, levend uit de beginselen van den Catechismus, van het Bevestigingsformulier van Dienaren des Woords, ouderlingen en diakenen, formulieren van Doop en Avondmaal enz., hartelijk instemmend met de leer der Kerk.
Iemand die modern is wijkt af van de leer der Kerk, verwerpt de beginselen van de belijdenis, kan zich niet vereenigen met de aloude grondbeginselen der Kerk. En een kerkelijk-hoogleeraar mag dat zeker en gewis niet doen.
Want het is toch de dwaasheid gekroond, wanneer een Kerk zelve een hoogleeraar benoemt en de opleiding van haar toekomstige dienaren des Woords hem toevertrouwt, als die hoogleeraar de grondslagen van die Kerk onderstboven werkt en de belijdenis der Kerk bestrijdt en verwerpelijk acht. Iemand die dat zou goedkeuren en toejuichen, zou den lof der zotheid verkondigen !
Moet een Koninkrijk, dat tegen zich zelf verdeeld is, niet te gronde gaan ? Moet de liefde en de ijver niet verslappen als de verscheuring in de hand gewerkt wordt ? Moet de afval en de verdeeldheid niet grooter worden, indien de goddelijke waarheden, die wij met het hart hebben te gelooven en met den mond hebben te belijden (art. 1 Ned. Gel. bel.) disputabel gesteld worden en van haar vastigheid en heerlijkheid en troost beroofd ? Wacht de Heiland niet op de oprechte, kloeke, vaste belijdenis van Zijn Kerk, wanneer Hij vraagt: wie zeggen de menschen dat Ik ben ? en wie zegt gij dat Ik ben ? En wat moet er van de Kerk terecht komen, als de Kerk dan geen antwoord weet, of geen antwoord durft te geven, of tweetongig is en tegelijk het èène en tegelijk het andere belijdt ? Arme Kerk, wanneer hel zout smakeloos wordt.
Wij herinneren ons den tijd nog, dat alle kerkelijke hoogleeraren modern, vrijzinnig waren. Vrij in hun opvattingen, in hun gelooven en belijden ; zóó vrij van zin, dat het niet meer met den Catechismus was: „wij gelooven stellig alles wat God ons in Zijn Woord ons geopenbaard heeft" (Zondag 7) met een hartelijke belijdenis : „Jezus Christus is onze Zaligmaker, gestorven om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking", — maar verklarende : „wij gelooven wat ons verstand ons leert, ons geweten ons zegt en de wetenschap bevestigt — met verwerping van de oude waarheid en verachting van het Evangelie des Kruises, waarvan Jezus Christus, gestorven om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking, het middelpunt is."
Zes hoogleeraren van moderne richting, van vrijzinnige belijdenis hadden we toen. Twee in Groningen, twee in Leiden, twee neen ! niet twee in Utrecht (althans dien tijd hebben wij niet meegemaakt) ; gelukkig was er in Utrecht maar één, prof. Cannegieter ; en de tweede was prof. van Leeuwen (de vader van wijlen „onzen" prof. van Leeuwen) die rechtzinnig was.
Dus niet zes, maar vijf waren er modern.
Maar dan toch vijf van de zes!!!!
Zóó royaal waren toen de vrijzinnigen in de Ned. Hervormde Kerk, die altijd een minderheid hebben gevormd, tegenover een groote meerderheid die rechtzinnig was en is.
Zelfs toen de Synode beslist in meerderheid rechtzinnig was, kwam de Commissie van voordracht (door de allerzotste afvaardiging in meerderheid modern zijnde) met een vrijzinnig-drietal en de nu aftredende Leidsche hoogleeraar prof. Knappert werd met een groot aantal blanco-stemmen en een bedroefd klein aantal uitgebrachte stemmen gekozen.
Zóó royaal waren toen de vrijzinnigen! Schande werd er gesproken, toen in Groningen (prof. van Veldhuizen en prof. Aalders) en in Leiden (prof. van Nes) rechtzinnige kerkelijke-hoogleeraren werden benoemd. Groningen moest modern blijven, Leiden moest modern 'blijven. En zelfs in Utrecht mocht de plaats van Cannegieter niet door een rechtzinnige worden ingenomen I De modernen moesten daar ook een vertegenwoordiger hebben, beweerde men vrijmoedig.
Zóó royaal zijn de vrijzinnigen altijd geweest, en zijn ze nog !
Maar nu is er met de vacature-Knappert een spelletje gespeeld door enkele orthodoxe-dominees, die in de Commissie van voordracht niet hun stem op een rechtzinnig man hebben willen uitbrengen, maar pardoes overgeloopen zijn naar den vijand en aan een modern-dominé hun stem hebben gegeven ; en zóó is door de in meerderheid rechtzinnig-zijnde Commissie van Voordracht een modern-drietal geformeerd, waaraan de Synode (in meerderheid rechtzinnig) gebonden is, zoodat de keuze van een vrijzinnige verzekerd is! Jammer dat rechtzinnige leden daartoe meegewerkt hebben. Of zijn die rechtzinnige dominees niet rechtzinnig ? Maar Gelderland is toch niet zoo onbenullig om iemand af te vaardigen die niet te vertrouwen is en Utrecht kijkt toch uit z'n oogen als 't er op aankomt afgevaardigden te kiezen en ............ Maar genoeg.
We zijn weer voor de zooveelste maal verkocht, door menschen, die men niet vertrouwen kan.
Of is het Evangelie van Jezus Christus iets, dat er minder toe doet ?
Is de weg van zegening en behoud voor Kerk en Volk niet meer vast en duidelijk voor ons ? Kunnen we ja en neen tegelijk zeggen?
Moet de Janus-kop langer nog worden; beschermd ?
't Gaat toch waarlijk om geen kleinigheden!
En men doet, alsof het er weinig of niet op aan komt wat men gelooft, wat men belijdt, wat men doceert.
Dat is een slapheid van gelooven en belijden, dat zich wreken moet.
Waarom durft men niet meer getuigen in zake het hoogste, het heiligste het heerlijkste dat er voor Kerk en Volk is?
Waar zijn de mannen met ruggegraat? Och, arme !
Een plasdankje is geld waard ! Eer van menschen gaat boven al
En dat, waar we onder rechtzinnige dominees zulke knappe, flinke candidaten voor een professoraat hebben !
Voor de opleiding tot het ambt zoo uitnemend geschikt!
Dat maakt de daad, die bedreven is, dubbel laf.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's