Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

OVERAL VOORVERGADERING.
Jaarlijks geven we advies : dat overal een vóór-vergadering noodig is met het oog op de komende Classicale Vergadering, die altijd gehouden wordt op den laatsten Woensdag van Juni. En dan een Vóórvergadering waar alle geestverwanten — nu op z'n ruimst genomen — worden uitgenoodigd, om saam te bespreken de komende Bestuursverkiezingen ('voor 't Classicaal Bestuur en hier en daar voor 't Provinciaal Kerkbestuur) èn saam te behandelen de Synodale voorstellen (dit jaar 8 in getal). We moeten wat onze Classicale Vergaderingen betreft nooit onzen plicht verzuimen ; we moeten altijd — zoo eenigszins mogelijk — tegenwoordig zijn ; en dan moeten we vooral onze houding bepalen inzake de Bestuursverkiezingen. Er hangt zoo héél veel van af wie in de Kerkelijke Besturen zitten, om.dat er in den loop des jaars telkens weer allerlei dingen zich voordoen. En ook wat betreft de belijdenis en de kerkelijke organisatie is het lang niet onverschillig wie in het Classciaal Bestuur en vooral ook wie in het Provinciaal Kerkbestuur zitten. De afvaardiging naar de Synode en de samenstelling van allerlei Commissies hangt er zoo nauw mee samen. Daarom opgelet! En dan nooit iemand stemmen, die vijandig staat tegen elke verandering in onze Synodale Besturen-organisatie, om toch vooral maar die allerongelukkigste organisatie van heden te houden. Waarbij gewoonlijk dan nog komt, dat zulke menschen, als 't er op aankomt, met de modernen meedoen en zich tegen de orthodoxen keeren, ook al zijn ze, naar eigen getuigenis, rechtzinnig!
We hebben pas weer leergeld betaald, doordat mannen, door rechtzinnig kerkelijk ressort benoemd, zonder blikken of blozen een modern predikant mee op de voordracht voor kerkelijk hoogleer aar te Leiden hebben gebracht. Zonder dat we hier namen noemen weet ieder, die een weinig meeleeft, dadelijk wie van die rechtzinnige broeders we hier bedoelen!
Noch Utrecht, noch Gelderland, noch Zeeland, noch Zuid-Holland enz. enz. mag ons deze schande aandoen. En daarom moeten we classicaal en provinciaal op onze hoede zijn en uit onze oogen zien.
Met allen, die in deze één lijn met ons willen trekken, moet overleg gepleegd worden. Dan kan er, door goede samenwerking op dit punt, nog veel gedaan worden!
Woensdag 28 Juli is de Classicale Vergadering.
Men haaste zich daarom en stelle niet uit totdat het te laat is.

DE A.S. CLASSICALE VERGADERINGEN en
DE SYNODALE VOORSTELLEN.
We hebben in onze Hervormde of Gereformeerde Kerk — zelfs de Vereeniging „Kerkopbouw" (voorz. prof. Brouwer te Utrecht) spreekt van „de Gereformeerde tak der Chr. Kerk" (Kerkopbouw-Rapport: Het Geloof in God, blz. 3) — niet heel veel overgehouden wat herinnert aan de rechten en vrijheden der Gereformeerde Kerk van Nederland. De Besturen hebben sinds 1816 alles ingepikt. En ja, in 1852 is er, in vergelijk met 1816 wel iets veranderd en wat verbeterd (de opzet van 1852 is zelfs anders en toeter ; in 1816 was de Kerk samengesteld uit lidmaten, in 1852 uit gemeenten (doch een éénheid) ; in 1816 werden de besturen opgesomd van boven af : Synode, Provinciaal Kerkbestuur; Classicaal Bestuur, Kerkeraad — in 1852 wordt de omgekeerde volgorde gesteld en bouwt men dus van ónderen op ; sinds 1852 zijn er méér ouderlingen in de colleges en hebben de lidmaten meer rechten ; en de toesturen in 1816 door den Koning benoemd (die ook elke wetswijziging moest goedvinden), worden sinds 1852 vrij door de Kerk benoemd, waarmee de staats-inmenging in het inwendige der Kerk voor goed een einde heeft genomen (in zooverre is de Hervormde Kerk een vrije-Kerk).
Maar al is de organisatie van 1852 beter, veel beter dan die van 1816 (1852 is meer in de historisch-gereformeerde richting) toch zitten we altijd nog met een Synodale besturen-organisatie, waarbij de kerkelijke vergaderingen en daarin de rechtstreeksch Kerkelijke vertegenwoordiging „verboden waar" zijn. We hebben nog onze Kerkeraden (hoewel ook geheel ingemetseld natuurlijk in het geheel van de besturen-organisatie), maar onze Classicale Vergaderingen (de echte) €n onze Provinciale Synoden (als vertegenwoordigende de Kerken in het Provinciaal ressort) en de drie-jaarlijksche-Algemeene of Nationale Synode (zie Dordtsche Kerkorde) zijn weg ; totaal wég.
Hoe dikwijls is er al geprobeerd om de Besturenorganisatie onzer Ned. Hervormde Kerk weg te krijgen. Blijven we bij onze eigen ambtelijke loop^baan, dan noemen we de pogingen, die in 1905—06 gedaan zijn, naar aanleiding van het Ontwerp tot reorganisatie van Slotemaker de Bruine en Blanson Henkemans ; en later de pogingen om te komen tot een Groote Synode.
(In 1922 door de Synode aangenomen, maar bij de eindstemming der Provinciale Kerkbesturen (en Waalsche Commissie) met een heel kleine meerderheid (2/3 van de stemmen is bij zoo'n wetswijziging, rakende het Algemeen Reglement noodig) verworpen (1933 bracht een jubileum in zake dit in-droeve feit).
En nog versch ligt in ons geheugen het Ontwerp tot reorganisatie van 1930, dat ook in de prullemand terecht kwam.
Men ziet het maar rustig aan, dat alles vermoord wordt! En ja, bij de cijfers van de laatste volkstelling springt men even 'zenuwachtig en verschrikt óp ; men lanceert hier en daar enkele losse gedachten maar verder slaapt men weer den slaap des gerusten — al praat men soms hardop in z'n droomen. — Om de Kerk, de oude Gereformeerde Kerk, waar de God des Verbonds vraagt om de eere Zijns Naams, met bevestiging van Zijn beloften en toezeggingen, — om die Kerk als Kerk bekommert men zich blijkbaar niet. Voor de rechten der Kerk komt men niet op. En men zoekt niet allerlei middelen en wegen om weer te komen tot een Kerkelijk leven, waar de Naam des Heeren beleden wordt in het midden des volks. Over het éénig fundament der Kerk bekommert men zich blijkbaar niet zoo zeer.
We hebben nog onze Classicale Vergaderingen ! En Woensdag 28 Juni a.s. gaan allen, die daartoe geroepen zijn, die Kerkelijke; vergadering bezoeken. Niemand van de predikanten en de ouderlingen verzuime in deze z'n plicht te doen en z'n roeping te vervullen.
Over de Bestuursverkiezing hebben we boven al geschreven. We moeten zooveel mogelijk principieel stemmen, opdat onze Herv. Kerk niet nóg meer in 't moeras kome. En dan moeten we als redelijke menschen ons verstand gebruiken, om onder de huidige omstandigheden te doen wat onze hand vindt om te doen. Onderling overleg met allen, die iets voelen voor een andere en betere toekomst voor onze Kerk, is onder de huidige omstandigheden (waarmee we allen te rekenen hebben) gebiedende eisch.
En dan de Synodale Voorstellen. Welke zijn die, en wat moeten we daarmee doen ?
Zooals men weet wordt er advies gevraagd. De Classicale Vergadering heeft niet „aan te nemen" noch te „verwerpen" (dat behoort niet-tot haar bevoegdheid), maar zij heeft advies uit te brengen vóór of tegen de aanhangige voorstellen. En die gunstige of ongunstige adviezen worden dan aan de Synode opgezonden.
Er zijn dit jaar negen „voorloopig aangenomen Reglementswijzigingen", waarover advies gevraagd wordt.
Twee hebben betrekking op het Algemeen Reglement en wel a.) een wijziging van de art. 42 en 47 (een zéér ondergeschikte kwestie van nadere bepaling en regeling van den zittingsduur van een sec. scriba) ; en b.) van art. 46 (een zéér ondergeschikte wijziging in betrekking tot de Classicale vergaderplaats).
Beide adviezen kunnen zijn : vóór.
Voorstel III in betrekking tot de jeugd-diensten slaan we even over om het straks afzonderlijk te toespreken en toe te lichten.
We komen dan aan voorstel IV. Dat wil een betere regeling ten opzichte van de bijdrage aan de Kas tot aanvulling van het Rijks-emeritaatspensioen tijdens een gratie-jaar. Want in art. 31 Reglement Vac. is wel geregeld, dat de Ring, indien deze de vacature-penningen, geniet (wat in een gratie-jaar n i e t, 't geval is) de bijdrage moet betalen (althans indien de Gemeente ze niet betaalt) ; maar hoe het gaan moet met de Betaling van die bijdrage tijdens het gratie-jaar (als de weduwe alle inkomsten „geheel en onbezwaard" geniet) is tot op heden niet geregeld. Daartoe nu deze voorgestelde wetswijziging No. V. Het moet blijken, dat degene die de inkomsten geniet ook betalen moet (en het „geheel en onbezwaard" zou hier dus verwarring kunnen geven).
Voorstel IV kan dus gunstig worden geadviseerd. Vóór.
Dan Voorstel V : wijziging van art. 17 en 19 Reglement Kerk visitatie.
Met de Kerkvisitatie zitten we tegenwoordig in 't moeras. Dat was vroeger (vóór 1921) véél beter geregeld dan nu 't geval is. Er is dan ook al voorgesteld om maar weer tot de oude methode terug te keeren ; o.a. door de Classicale Vergadering van Dordt in 1932 ; maar de Synode heeft dat nog niet gewild. En nu bedoelt Voorstel V een verbetering en wel om een geregelder werkzaamheid der Kerkvisitatoren te bevorderen, door één hunner door het Provinciaal Kerkbestuur als voorzitter aan te wijzen (art. 17) en dezen voorzitter dan aansprakelijk te stellen voor den goeden gang van zaken (art. 19).
Liever hadden ook wij gezien, dat de Synode ware teruggekeerd tot de vroegere persoonlijke Kerkvisitatie. Maar nu men dat niet heeft gewild juichen we het voorstel onder V genoemd toe. Vóór.
Voorstel VI : wijziging van art. 5 Reglement Pastoriegoederen enz.
Wat bron van ellende zit in die pastoriegoederen. Wij hebben ook wel, eens 't voordeel van de pacht van een stukje grond gehad. Maar de verhouding tot die pastoriegoederen en het beheer daarvan kan veel ellende geven. Voor een lief ding wilden wij wel, dat de Kerk bezitster en beheerster ware en de dominé een gewone, behoorlijke tractementsregeling had. Een dominé toch moet niet met boeren en boertjes contracten sluiten en pachtverbintenissen aangaan! Dat moest nooit gebeuren. Maar tegenwoordig zeker niet! Een dominé moet met de Kerk te maken hebben en met niemand anders. Maar....... nu die pastoriegoederen er zijn, moet knoeierij zooveel mogelijk worden tegengegaan. En daarom, al staat heel die affaire ons tegen, wij gelooven, dat men goed zal doen bij Voorstel VI een gunstig advies te geven. Vóór.
„Deze wetswijziging bedoelt de controle op het beheer der pastoriegoederen, dat aan den predikant-vruchtgebruiker is toevertrouwd, meer effectief te maken " Wie veel van dominees houdt neme dit voorstel aan, want dan komen er misschien minder slordige rekeningen en verant­woordingen inzake de pastoriegoederen; en dat kan nooit anders dan heilzaam werken !
Voorstel VII spreekt zóó voor zichzelf, dat deze nuchtere, practische, wijziging van artikel 3, 13 en 39 Reglement Pensioenfonds wel algemeen zal worden aangenomen.
Voorstel VIII raakt ook het Pensioenfonds, maar is niet zóo eenvoudig als het voorgaande voorstel. Maar het Pensioenfonds nemend zooals het nu is, is er voor wijziging van art. 13 alles te zeggen ; omdat een dergelijke bepaling bij noodige finantiëele transacties eenvoudig onmisbaar is. En ook de kwestie van die predikanten, die wel 65 jaar zijn, maar dan nog geen 40 dienstjaren hebben — en dus eigenlijk nog geen emeritaat kunnen vragen — moet noodzakelijk geregeld worden. Zij moeten recht verkrijgen op een verhoogd emeritaats (oudendags) pensioen, indien zij zich verbinden, de betaling van hun premie voort te zetten.
Wij zullen vóór stemmen.
Voorstel IX is afkomstig van den Quaestor-Generaal mr. Hogerzeil. Het beoogt hoofdzakelijk administratieve vereenvoudigingen, rakende het Reglement op de Algemeene Weduwen-en Weezenbeurs. Die het voorstel, dat verschillende artikelen van bedoeld Reglement raakt, overleest zal, naar 't ons voorkomt, aanstonds zeggen : wat nu voorgesteld is noodig en goed. Vóór.

HET VOORSTEL RAKENDE DE JEUGDDIENSTEN.
Wij hebben, natuurlijk met een bijzondere bedoeling. Voorstel III bewaard tot een
afzonderlijke behandeling.
We zullen trachten duidelijk te maken waarom we dat hebben gedaan.
Op 't oogenblik is elke Kerkeraad volkomen vrij om inzake jeugddiensten te doen, wat hij nuttig, noodig en goed acht. Wil een Kerkeraad jeugddiensten organiseeren, dan staat hem dat vrij. Wil hij het niet doen, dan is hij daarin óók vrij. Maar nu wil men in het Reglement op de Kerkeraden bij artikel 14 een toevoeging maken, waarin uitkomt, dat een Kerkeraad eigenlijk jeugddiensten moet instellen, dat, zoo noodig en mogelijk, geregeld jeugddiensten zullen moeten worden gehouden. Daarnaar zal geregeld navraag worden gedaan en in de tabellen van de Kerkvisitatie zal dan moeten worden geantwoord op vragen als : worden jeugddiensten gehouden ? op welke wijze zijn deze geregeld ? wanneer, waar en door wie worden zij gehouden ? door hoevelen worden ze bezocht ? van welken "leeftijd zijn de bezoekers ? enz.
„Deze wetsaanvullingen bedoelen een reglementair-kerkelijk kader te scheppen voor het instituut der jeugddiensten". En al wordt aan den Kerkeraad de beoordeeling van de noodzakelijkheid en de mogelijkheid dezer jeugddiensten overgelaten, „door deze wetsaanvullingén ontvangen zij toch een prikkel in de richting van jeugddiensten werkzaam te zijn" — zegt de toelichting bij het wetsvoorstel.
Tegen dezen gang van zaken hebben wij ernstig bezwaar. Het instituut jeugddiensten is kerkelijk nog nooit besproken en zeker nooit kerkelijk goedgekeurd en ingesteld.
Het ligt alles nog in windselen. Het is nog een probeersel. En nu wil de Synode, zonder dat het instituut jeugddiensten kerkelijk is goedgekeurd en ingesteld, de zaak reeds reglementair gaan vastleggen. Waarom is de Synode zoo haastig ?
De zaak van het Christelijk Onderwijs, van de School met den Bijbel, is door onze Gereformeerde Vaderen van ouds kerkelijk besproken en geregeld. Wie de Acta van de Synode van Dordt van 1618—'19 leest zal zien, dat onze Gereformeerde Vaderen daar over de jeugd gesproken heeft en zoowel voor het onderwijs in huis, als in de school, als ook in de Kerk lijnen getrokken heeft; en ook in de Dordtsche Kerkorde het schoolonderwijs heeft willen regelen. Maar over het Christelijk Onderwijs, over de School met den Bijbel, heeft onze Synode van Den Haag nog nooit gesproken ; en bepalingen en omschrijvingen in de reglementen ontbreken. Tusschen het neutraal onderwijs en het christelijk onderwijs heeft de Synode nog geen beslissing genomen en aan de Kerkeraden is de zorg voor het christelijk onderwijs nog niet aanbevolen. Navraag in deze wordt niet gedaan.
Maar inzake de jeugddiensten is de Synode er als de kippen bij ; en vóórdat kerkelijk het instituut van de jeugddiensten is besproken, goed gevonden en ingesteld, komen nu reeds ten opzichte van de Kerkeraden allerlei bepalingen, waarnaar geregeld navraag zal worden gedaan en waarbij men zich zal moeten verantwoorden, als men niet mee doet.
Wij zullen daar tegen stemmen.
Vooral ook hierom:
Heeft een Kerkeraad 't recht om een gemeente te splitsen (anders dan in parochies) in rijken en armen, met godsdienstoefeningen voor de rijken en de armen afzonderlijk? Of b.v. voor burgers en militairen afzonderlijk ? Of misschien voor intellectueelen en eenvoudigen afzonderlijk ? Niemand zal hier met „ja" durven en willen antwoorden.
Geen kerkeraad heeft 't recht, om te scheiden wat God in Zijn Kerk vereenigt.
En wat een Kerkeraad nooit mag doen, dat is : te gaan scheiden kinderen en ouders, jongeren en ouderen.
Dat men mee zorg draagt voor het on­derwijs, voor het Christelijk onderwijs van de kinderen en de jongeren, dat is lof­waardig. De Kerk zorge mee voor het zaad der gemeente, naar den eisch van het Ver­bond. Maar de Kerkeraad heeft geen goddelijk recht, om in officiëele opdracht te gaan scheiden het opkomend geslacht (b.v. van 16 tot 30 jaar) van de ouderen. Laat iedere Kerkeraad in deze doen, wat hij meent te moeten doen. Maar laat de Kerk niet officieel gaan zeggen, dat het noodig en nuttig is, dat de gezinnen gescheiden worden; dat de jongeren (b.v. van 16—30 jaar) in afzonderlijke diensten behooren saam te komen en naar andere diensten dan de gewone behooren op te gaan (waarin tegelijk een oordeel ligt over de „gewone" diensten, die dan op deze wijze voor jonge menschen van 16—30 jaren „verdacht" gemaakt worden).
Waarom moet men nu dadelijk met een „Synodale" bepaling komen aangaande de jeugddiensten?
Want als de Kerkeraden in die richting behooren te gaan werken, dan zal men ook de jeugd officieel in die richting behooren te leiden en zal de Kerkeraad officieel behooren te vragen (b.v. bij huisbezoek) waarom men niet naar de jeugddiensten gaat. En met een antwoord, dat de Kerk niet het recht heeft te scheiden wat God heeft saamgevoegd, zal men als vader en moeder dan niet meer kunnen volstaan, want de „Synodale" 'bepalingen maken, dat de Kerkeraad behoort te werken in de richting van de jeugddiensten.
Waar de Synode met andere dingen — geenszins minder belangrijk en minder ernstig — wel eens wat langzaam en zoo uiterst voorzichtig is, zouden wij wel wenschen, dat Voorstel III teruggenomen werd.
Wij adviseeren daarom, om tegen stemmen.
Laat de Kerkeraad vrij blijven in deze!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's