Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEREFORMEERDE GELOOFSLEER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEREFORMEERDE GELOOFSLEER

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

26. Ingeschapen en verkregen. Godskennis. We onderscheiden de Godskennis bij den mensch in „ingeschapen"-en „verkregen" Godskennis. 1. Ieder mensch heeft eenig besef van God. Er is altijd, misschien onbewust, een zoeken naar iets hoogers. Dat noemen we ingeschapen-of aangeboren Godskennis. Hand. 17 : „Wij zijn van Gods geslacht". Luc. 3 : „Adam, de zoon van God". Die Godskennis is niet een complex van begrippen, maar sensus diviinitatis-semen religionis ('goddelijke aanleg, hebbelijkheid, vermogen; gevoel voor het goddelijke zaad, kiem van den godsdienst; intuïtieve Godskennis). In zooverre staat, wat de „aangeboren" Godskennis betreft, ieder mensch „even ver". 2. De verkregen of verworven Godskennis is die kennis van God, die wij verkrijgen door de aanraking met en het acht geven op al 't geschapene, met de wonderen der natuur enz. Door het lezen in het schoone boek der natuur (art. 2 Ned. Gel. bel.), waarin alle schepselen, groot en klein, gelijk als letteren zijn, die ons te aanschouwen geven de onzienlijke dingen Gods n.l. Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, Rom. 1:20. Verder als we acht geven op de gangen der historie, waarin God tot alle menschen spreekt. Ook als we beluisteren de stem van ons geweten, dat ons altijd plaatst onder een hoogere wet en voor een hooger Wezen, 't welk wij God noemen. (De algemeene Godsopenbaring in natuur, geschiedenis en geweten, waarvan de inhoud is het Gods-bewustzijn en het zedelijkheidsbewustzijn)
Ieder mensch heeft natuurlijke Godskennis (ingeschapen-en verkregen Godskennis).
De ware kennisse Gods, die tot zaligheid dient, ligt in den weg der bizondere Godsopenbaring, welke tot ons komt in Gods Woord, in Jezus Christus, den Verlosser der wereld.
27. Natuulijke Godskennis. Natuurlijke Godgeleerdheid. De ingeschapen-en verkregen Godskennis saamgenomen noemen we: de natuurlijke Godskennis, waartegen het atheïsme als iets onnatuurlijks sober afsteekt. De mensch komt met z'n natuurlijke Godskennis niet boven z'n verlorenheid uit. 't Brengt hem niet op 't pad van het eeuwige leven (afgoderij ~ polytheïsme .— natuurdienst — valsche religies). Tegenover de Socinianen, die de natuurlijke Godskennis loochenden, moet haar bestaan verdedigd worden, gelijk de Geref. theologie heeft gedaan. Maar tegenover de Rationalisten (met de grootmachtige afgod de rede) moet de ontoereikendheid krachtig worden volgehouden ; 't is niet de ware Godskennis en zij is ongenoegzaam voor de zaligheid.
De natuurlijke Godgeleerdheid moeten we zoeken op het terrein van de natuurlijke Godskennis (algemeen terrein). Het is een wijsgeerig stelsel betrekking hebbend op God, Zijn Wezen en Zijn werken, maar dan opgebouwd uit de wetenschap, met verwaarloozing van de bizondere Godsopenbaring. Dan beneemt men zichzelf het licht en snijdt den wortel af. Men krijgt dan „begrippen" van „God, deugd en onsterfelijkheid", die bewijzen, dat de mensch van Gods geslacht is en eeuwigheldsbewustzijn, in zich omdraagt, maar de ware kennisse Gods ontbreekt, omdat men uit „eigen wijsheid" schatten voortbrengt, die niet duurzaam zijn, verachtend de geopenbaarde waarheid Gods.
We moeten méér, we moeten iets anders hebben dan de natuurlijke Godskennis en de wetenschappeiijke verwerking daarvan in de natuurlijke Godgeleerdheid brengt niet wat we hebben moeten. Joh. 17 : 3.
28. De bizondere Godsopenbaring. Nergens ter wereld heeft de mensch aan de algemeene openbaring (Godsbewustzijn en zedelijkheidsbewustzijn) genoeg. Overal is een zoeken naar bizondere openbaring. Bij de niet-christelijke volkeren langs eigen gemaakte wegen, bij het Christendom in den weg, door God Zelf geopend en geschonken, in en door Zijn Woord, in en door Jezus Christus, die de weg, de Waarheid en het leven is. Alle religies zoeken een God van nabij en niet van verre. Hand. 17 : 27. Heilige plaatsen, heilige tijden en heilige beelden zijn er bijna in elken godsdienst. 1. De idololatrie (d.i. de beeldendienst) opgevat in den ruimsten zin, is geboren uit de behoefte aan een God van nabij (Gouden Kalf enz. Men maakt zich een gelijkenis, schept zelf een vorm in steen, in wetenschap enz.). 2. De mantlek (waarzeggerij enz.) vindt z'n oorzaak hierin, dat de goden bij alle religies zich op een of andere wijze openbaren, hetzij rechtstreeks door menschen (waarzeggers, droomers, doodenvragers, geestenzieners), hetzij kunstmatig en uitwendig b.v. door de sterren, de vlucht der vogels, de ingewanden der offerdieren, de lijnen der hand enz. 3. De magie (tooverkunstenarij) gaat uit van de gedachte, dat men bijzondere hulp en tusschenkomst van die goden noodig heeft. En nu is de magie de kunst, waardoor menschen niet mysterieuse mliddelen tooverspreuken, heilige woorden, dranken, amuletten enz. de goddelijke kracht aan zich dienstbaar kan maken en wonderbare werkingen kan verrichten. De religieuse behoefte zoekt alom bevrediging en waar ze deze niet vindt in den weg van den levenden God, die Zich op bizondere wijze wil en komt openbaren, neemt de mensch die krachten des menschen enz. waar, langs veirboden wegen. En zoo hebben we de valsche religies, waar dezelfde dingen aan de orde zijn, dan bij den waren godsdienst, maar waar men de bastaardsoort van de echte religie, de caricatuur van het ware geloof vindt. De hedendaagsche verschijnselen van spiritisme, theosophilie, telepathie, magnetisme, hypnotisme, enz. toonen aan, welke krachten in de z.g.n. nachtzijde der menschelijke natuur (het occultisme) verscholen liggen. Wat normaal gebruikt kan en mag worden in den weg van de bizondere Godsopenbaring, wordt abnormaal gebruikt in allerlei weg, waarin men van den levenden God en Zijn geopenbaarde waarheid totaal vervreemd is of eigenwillig durft afwijken. De H. Schrift die zeer goed weet van het bestaan dezer dingen — ook van duistere machten en krachten en wonderen — verbiedt ze overal ten stelligste.
Tegenover het valsche, zondige, abnormale van idololatrie (beeldenidienst — eigenmachtig God dichterbij halen) ; en tegenover mantlek (waarzeggerij) en magie (tooverij en duivelskunstenarij) staat het echte, ware, heerlijke van de Theophanie of Godsverschijning in Woord en wonder, in profeet en priester. (1. Godsverschijning — 2. profetie — 3. wonder : zijn de drie elementen van de bizondere Godsopenbaring).
De theophanie (met hierbij inbegrepen de angelophanie of engelenverschijning en Christophanie, de Verschijning van Christus) is een in creatuurlijke vormen zich optenbarende tegenwoordigheld Gods.
Na de verlossing uit Egypte woont God ander Zijn volk in, den tempel ; in de profetie treedt Hij weer op; en in Christus , bereikt die Godsverschijning haar hoogtepunt in de volheid des tijds. De hoogste heerlijkheid der Godsopenbaring komt straks in het nieuwe Jeruzalem en dan, wanneer God zal zijn alles in allen !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEREFORMEERDE GELOOFSLEER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's