Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEREFORMEERDE GELOOFSLEER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEREFORMEERDE GELOOFSLEER

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

37. Bezwaren worden daartegen ingebracht. Want men voert aan, dat de geschiedenis ons telkens weer voor onoplosbare raadselen stelt. En zoo schijnt het, dat het pessimisme zich evengoed beroepen kan op de geschiedenis, om te bewijzen dat het alles zonder plan gaat en hopeloos verward ligt — zoodat men uit de geschiedenis bewijzen kan, dat er geen God is — als de Christen, die zegt, dat in alles Gods wijsheid uitblinkt en dat alles gaat naar Gods voorzienig bestel, waarbij alles gehoorzaamt op Zijn wenken.
Doch ook hier vergete men niet, dat we leven in een zondige wereld, waar alles door de zonde verwoest is ; maar waarbij toch onmiskenbaar telkens openbaar wordt dat God alles werkt naar den Raad Zijns willens en alles zal moeten dienen tot het doel, door Hem gesteld. Dat is het licht te midden van de duisternis, tot troost voor den Christen, terwijl het oog van den pessimist daarvoor gesloten is. Gods voetstappen op het veld der historie zijn voor den Christen overal zichtbaar. De pessimist bespeurt er echter niets van en valt tot moedeloosheid en wanhoop te midden van den gang der dingen op het wereldtooneel; terwijl de Christen gelooft en ziet en belijdt : de Heere regeert!
Schiller zei: Die Weltgeschichte ist das Weltgericht, d. i. de wereldgeschiedenis Is het wereldgericht.
God zal uiteindelijk de wereld richten in gerechtigheid naar Zijn Woord, Zijn Wet, Zijn Waarheid. En Jezus Christus zal straks als Rechter komen op de wolken.
38. Het bewijs voor 't bestaan van God uit de overeenstemmingr der volkeren (argumentum ex consensu gentium) brengt ons op het terrein van de volkenkunde en dan wel niet zoozeer in de denkwereld der volkeren (ontologisch bewijs) als wel op het terrein van religie (godsdienst) en cultus (eeredienst).
Godsdienst of religie en Godsvereering of cultus is gemeenschappelijk goed van de geheele menschheid, van alle volkeren, ook van de ongecultiveerde en meest primitieve stammen en natiën. Geen volk, of stam, geen natie of ras is er zonder godsdienst (iets anders dus nog dan Godsgedachte).
Dat wijst er op, dat de religie samen­ hangt met het wezen van den mensch. Het een fundament van onze natuur (wezenlijk bestanddeel) ; wij zijn van Gods geslacht. En waar overal cultus of Godsverering (eeredienst, met gebed, offer enz.)  zij 't soms primitief — is het niet aan e nemen, dat men zich overal bedriegt en dat men overal bewustzijn omdraagt van een Wezen, dat niet bestaat.
Zoo wordt het wezenlijk bestaan van God uit de overeenstemming der volkeren, door het algemeen menschelijk getuigeis inzake religie en cultus bewezen.
Calvijn zegt: het gevoel van het bestaan ener Godheid (de sensus divinitatis) is ingeschreven in aller hart. Hiervan s zelfs de afgoderij een duidelijk bewijs. Inst. I, 3, 1.
39. Zeer tegenstrijdige voorstellingen inzake religie onder de volkeren vindt men ; zeer verschillende, zelfs tegenstrijdige, gedachten en gewoonten, maar dat is te verklaren uit den afval van den waren God. Toen God na den val niet meer rechtstreeks met den mensch in verbinding stond — door de zonde gescheiden — is het Godsbesef gaan zinken, de ware godsdienst verbasterde en verflauwde en als surrogaat maakte men zichzelf goden ; vooral wat indrukwekkend was of onbegrijpelijk, moest daarvoor dienen. Natuurgodsdienst: zon [Inca's of oude Indianen : de godin de zon (vruchtbaarheid) ; de maan, de tante van de zon ; de sterren, de familie enz.]. Dieren, bergen, rivieren, enz., werden vereerd (Apis, Nijl).
Maar bij alle verscheidenheid en tegenstrijdigheid is de eenheidsgedachte in de verschillende en tegenstrijdige religies niet te loochenen, waarbij alles naar Boven wijst en allen zich bewust zijn van een hooger. Goddelijk Wezen, hetwelk wij God noemen. (Alle volkeren vinden hun oorsprong in het Paradijs ; alle natiën komen voort uit het huisgezin van Noach : van Gods geslacht, uit éénen bloede, met Godsbewustzijn geschapen en onder de algemeene Godsopenbaring besloten).
Ook het feit, dat de Godloochening of het atheïsme zich hier en daar en telkens openbaart en voortvreet als een kanker, neemt niet weg de algemeenheid der religie onder alle volkeren.
Zoo blijft voor ons het algemeen menschelijk getuigenis en de overeenstemming der volkeren inzake religie en eeredienst een bewijs voor het wezenlijk bestaan van God, die den mensch geschapen heeft naar Zijn beeld en gelijkenis. God heeft de menschen gemaakt en de menschen niet God (hoewel ze in hun zondestaat wel hun goden fantaseeren, maar rondom het beeld van den eenigen,
40. De bijzondere Godsopenbaring gaat de algemeene openbaring Gods in natuur, geschiedenis, geweten en verstand zéér verre te boven. Zéér zeker moeten we in de Geloofsleer óók spreken over hetgeen onze Schepper ons van Zich Zelf te kennen geeft in den weg der algemeene Godsopenbaring (de verkregen natuurlijke Godskennis), maar méér nog moet het in de Geloofsleer gaan over die kennis van God, welke wij verkrijgen door de Schriften, in den weg van Zijn bijzondere Openbaring (zaligmakende Godskennis).
De kennis „van God en onze zaligheid", zoowel als de kennis „van God en Zijn werken", moet in samenhangend geheel of systeem verwerkt worden in de Geloofsleer en voor het menschelijk bewustzijn aan de hand van Gods Woord en onze belijdenisschriften zóó worden uiteengezet, dat haar waarheid en waarde duidelijk aan het licht treedt en de beteekenis voor leven en sterven duidelijk uitkomt.
In de Gereformeerde Geloofsleer geldt dan als grondprinciep, dat Gods Woord, de geopenbaarde Waarheid, onze bron en onze toetssteen is. De Heilige Schrift moet onderzocht worden als Gods Woord, dat ons gegeven is tot een lamp voor onzen voet en een licht op ons pad ; „tot leering en vertroosting, tot wederlegging, vermaning en bestraffing" (2 Tim. 3 vers 16; 4 vers 2). En het pand, ons van God toebetrouwd, hebben we te bewaren en altijd te gebruiken.
We gaan nu over tot de behandeling van de bijzondere Openbaring Gods en de bespreking van het leerstuk van de Heilige Schrift.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEREFORMEERDE GELOOFSLEER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's