Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BEZUINIGING EN INKRIMPING OP HET ONDERWIJS.
Te Jubbega, een kerkdorp van de gemeente Schoterland, in de provincie Friesland, heeft de Minister van Onderwijs bij gelegenheid van de opening der Ambachtsschool zich verweerd tegen de aanvallen, die juist op denzelfden middag, dat mr. Marchant de school opende, in de verschillend« protestmeetingen tegen zijn beleid gehouden werden.
Of 't dorp Jubbega de aangewezen plaats voor den Minister was om daar zijne tegenstanders te woord te staan en of het niet beter ware geweest naar eene andere gelegenheid om te zien, laten wij in het midden.
Het feit ligt er, dat Frieslands Zuid-Oosthoek de primeur had, om van de verwering van Minister Marchant kennis te nemen.
De verdediging van het regeeringsbeleid te Jubbega betrof twee punten. Vooreerst de circulaire van den Minister ter zake van de opheffing van een aantal Openbare Scholen, en in de tweede plaats de wijziging van de Lager Onderwijswet 1920.
Wat de eerste maatregel betreft, heeft de Minister — zooals onze lezers reeds weten — in eene circulaire ter kennisse van de burgemeesters gebracht, dat de Regeering besloten had met kracht te bevorderen, dat een groot aantal kleine Openbare Scholen werd opgeheven. Vooral de zinsnede van de circulaire, waarin op de Gemeentebesturen eenige pressie werd uitgeoefend, maakte indruk. Deze zinsnede luidde : Ik (de Minister) stel grooten prijs op de medewerking van u en de beide colleges (dagelijksch bestuur en gemeenteraad) om te bevorderen, dat zoodanige opheffing van gemeentewege zelfstandig geschiede, omdat anders de noodzaak daarvan door Gedeputeerde Staten of de Kroon zal worden overwogen.
In deze opheffing van Openbare Scholen zien nu de tegenstanders van het beleid van den Minister van Onderwijs een ernstige bestrijding van het Openbaar-en een ongemotiveerde bevoorrechting van het Bijzonder Onderwijs.
Vandaar de actie van de strijders voor de Openbare School tegen de ministerieele circulaire en hun dringend verzoek aan de Regeering om de bewuste circulaire alsnog in te trekken.
Wat de tweede maatregel, de wijziging van de Lager Onderwijswet 1920 aangaat, ligt het hoofdbezwaar tegen deze wijziging in de bepaling, dat de overgangstermijn voor de scholen van gewoon-en uitgebreid lager onderwijs, om zich aan te passen aan de nieuwe (tijdelijk verhoogde) leerlinge^' schaal, welke termijn in de onlangs aangenomen wet-Terpstra van 30 December
1932 op twee jaren is gesteld geworden, tot een jaar wordt teruggebracht.
Tegen deze twee maatregelen gaat de aanval van de voorstanders van de Openbare School, en het is tegen dezen aanval, dat Minister Marchant zich te Jubbega verweerde.
Voor een ieder zal het intusschen duidelijk zijn, en dit moet het zeker ook voor Vrijzinnigen en Sociaal Democraten zijn, dat een man als mr. Marchant aan niets minder denkt dan aan het benadeelen der Openbare School.
Dat de Regeering moet bezuinigen en inkrimpen, is het gevolg van de reusachtige tekorten, waarmede de Rijks-financiën hebben te worstelen.
Duidelijk liet de Minister van Onderwijs dit uitkomen, toen hij zeide :
„Thans zijn wij aan een keerpunt gekomen. Zóó, als het tot dusver ging, kan het niet blijven gaan. De breedte van de klove, die moet overbrugd, is belangrijk grooter dan zij werd geschat. Het werken met reusachtige tekorten is niet langer mogelijk. Evenmin is mogelijk voortdurende verzwaring van lasten en voortdurende aanwas van schuld. Nu wij alleen voor het consolideeren van onze vlottende schuld 750 millioen moeten leenen, nu dit bedrag veel hooger zal worden voor het financieren van productieve werken en om Indië op de been te houden, worden aan ons crediet zoó hooge eischen gesteld, dat het voortduren van tekorten een volstrekte onmogelijkheid is”.
De reden, dat bezuinigd en ingekrompen wordt, vindt dus z'n oorzaak eenig en alleen in den desolaten toestand, waarin de geldmiddelen van het Rijk verkeeren.
Is er nu aanleiding voor de klacht, die de voorstanders der Openbare School doen hooren, dat wat betreft de opheffing van een aantal Openbare Scholen er een ongemotiveerde bevoorrechting is van het Bijzonder Onderwijs bij het Openbaar Onderwijs ?
Ook die klacht heeft de Minister van Onderwijs breedvoerig besproken. Hij maakte daarover zelfs rake opmerkingen aan 't adres van hen, die er steeds op uit zijn om de schuld van de kostenopdrijving van het Onderwijs in de schoenen te schuiven van de voorstanders der Bijzondere School. Minister Marchant zeide :
„Men roept mij toe : „Gij zijt onbillijk tegenover de Openbare School en gij bevoordeelt de bijzondere. Gij schendt de wettelijke gelijkstelling. Wilt gij een klein schooltje opheffen, goed, maar dan moet gij tegelijk een klein bijzonder .schooltje laten vallen. Verbiedt de wet dit, ga dan eerst maar de wet veranderen”.
Deze beweringen vloeien voort uit volslagen onverstand van de wettelijke en feitelijke verhouding van Openbaar en Bijzonder Onderwijs; een onverstand, dat niet viel te onderstellen bij mannen van het vak.
Als men de voorgedragen stellingen leest, komt men onder den indruk, alsof het euvel der kleine schooltjes bij uitstek een euvel is van het Bijzonder Onderwijs. Toch is het tegendeel waar. In 1931 waren er 110 Openbare scholen met minder dan 24 kinderen.
Bijzondere scholen met minder dan 24 kinderen waren er in het geheel niet. Met minder dan 40 kinderen waren er 328 Openbare scholen en 66 Bijzondere.
De waarheid is derhalve precies het omgekeerde.
Indien het euvel der kleine schooltjes een euvel moet worden genoemd of van het Bijzonder Onderwijs, of van het Openbare, is het het euvel van het Openbare en niet van het Bijzonder Onderwijs.
Hieruit volgt reeds, dat de eisch : tegen opheffing van elke Openbare School moet ook een Bijzondere School worden opgeheven, volmaakt onredelijk is. De eisch houdt geen rekening met de feiten.
De palstaanders voor de Openbare School kunnen het met deze rake opmerkingen van den Minister doen.
Dat de bezuiniging en de inkrimping alleen bij het Openbaar Onderwijs gezocht wordt, is onjuist. Onlangs moest de Bijzondere School een offer brengen, waarvan de Openbare School vrijbleef.
Het was bij het wetsontwerp tot keering van nieuwe schoolbouw.
Van tal van scholen, die opgericht zouden worden, moest de bouw achterwege blijven.
Ernstige klachten werden daarover van de voorstanders van het Bijzonder Onderwijs niet vernomen.
Voorts zullen alle maatregelen, inzake de leerlingenschaal, inzake de toelating der kinderen, inzake de verkorting van den overgangstermijn met één jaar, even goed voor het Bijzonder als voor het Openbaar Onderwijs gelden.
Op enkele vragen van den heer Ketelaar betreffende de opheffing van de kleine Openbare Scholen en de te nemen maatregelen tegen eventueel daaruit voortvloeiende achterstelling van het Openbaar bij het Bijzonder Onderwijs, antwoordde de Minister van Onderwijs aan zijn partijgenoot o.m. dat de Minister maatregelen overweegt om ook in het Bijzonder Onderwijs ineer concentratie te brengen ofschoon — zooals mr. Marchant opmerkte — de Bijzondere School meer is geconcentreerd dan de Openbare.
Wanneer nu de Minister met deze maatregelen zal komen, zullen deze bij de vrienden van het Bijzonder Onderwijs geen tegenstand vinden.
Wil het met de Rijks-en ook met de Gemeente-financiën niet een debacle worden, dan zal het tot bezuiniging en inkrimping bij het onderwijs moeten komen.
Wij zijn dankbaar, dat de Vrijzinnig Democratische Minister daarvan overtuigd is. En dat het niet alleen bij woorden blijft, maar ook tot daden komt.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's