Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DEN WOORDE GODS

Uit het ongeschreven Woord.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 5 : 1. Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mensch schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.

2e Serie.
XLVIII.
Aan de eeuwen, die door de geschiedenis worden bestreken, gaan de voor-historische tijden vooraf, die zich daardoor onderscheiden, dat zij uit geenerlei schriftelijke bronnen kunnen worden gekend. Het voor-historische wordt door het ontbreken van schriftelijke gegevens gekenmerkt. Wel zijn er allerlei overblijfselen bewaard uit die alleroudste tijden, doch sporen van de schrijfkunst vertoonen zij niet, al zijn er sierteekens op aangebracht, die heenwijzen naar de uitvinding van het schrift. Het vermogen tot schrijven is een uitvloeisel van het vermogen tot beeldende kunst en het is niet te zeggen, hoevele eeuwen er voorbij gegaan zijn, voordat de cultureele ontwikkeling een peil bereikt had, waarop het schrift eene behoefte geworden was. Doch voordat de menschen schreven, beschikte de menschelijke geest over andere krachten, in het herinneringsvermogen geworteld, waardoor het eens verworven geestelijk en stoffelijk bezit kon worden bewaard voor de toekomende geslachten Het werd overgedragen van vader op zoon, een overdracht, die des te nauwkeuriger en zekerder geschieden kon, omdat de levensduur van den voor-historischen mensch blijkbaar grooter was dan die der latere menschheid. Maar ook afgezien daarvan leerde de studie van de schriftlooze primitieve volken onzer dagen, dat waar de schrijfkunst nog ontbreekt, het geheugen een machtig en doeltreffend instrument kan wezen om de geestelijke goederen van verre voorouders te bewaren.
De Heilige Schrift heeft hare oudste stof verkregen uit deze door de traditie bewaarde schatten. De heilige mannen Gods, die de eerste elementen voor hare samenstelling verwerkten, hebben geput uit de bron van de heugenis der verre voorvaderen en zij hebben, toen de kunst 'van schrijven geboren was, wat tot hun tijd mondeling was overgeleverd, vastgelegd door de schrijfstift. Het was de wondere, wederbarende werking van Gods Heiligen Geest, die in den gevallen Adam het nieuwe leven gewekt had, die ook in den weg der verkiezing werkte in zijne nakomelingschap, die een Habel tot het ware leven bracht en een Seth en een Enos uit de duisternis riep tot het wonderbare licht, en reeds in dezen morgenstond der historie eene gemeente vergaderde. En in de wekking van dat waarachtige geestelijke leven, met die wederbaring, die een Godsvolk deed opkomen, was nu noodwendig eene traditie gegeven van de geestelijke waarden, die Godsman na Godsman van zijne voorgangers ontving. Zoo heeft dus God de Heilige Geest in en met het leven van Gods volk een schat van levenswaarheid bereid, waaruit in voorhistorische tijden dat volk heeft geleefd. Door dat licht des Geestes heeft die eerste en oudste gemeente van aanroepers van des Heeren Naam een rijke kennis bezeten over de voorbijgegane eeuwen. En toen de schrijfkunst was verworven, werd ook zij in dienst gesteld van die zelfde wondere, verborgene werking des Geestes, opdat niets van hetgeen tot zaligheid geopenbaard was vanaf den dag des paradijses, voor de komende eeuwen weder te loor zou gaan. Zoo is Gods gemeente uit voorhistorische tijden de drager en de bewaarder tevens geweest van hetgeen de menschheid van alle eeuwen moest weten aangaande haren oorsprong en het ontstaan van haar zondeleven, opdat zij Gods genade zou kunnen deelachtig worden. Zoodra de menschheid genoegzaam was vermenigvuldigd en haar beschavingsleven een peil had bereikt, waarop de schrijfkunst werd geboren uit de behoeften aan het onderling verkeer en het gemeenschaps­leven zelf, werd ook het schrift dienstbaar gemaakt aan het werk des Heiligen Geestes, die na de traditie te hebben gedragen, het geschreven Woord bereiden zou. Voor de toekomst 'van Gods Kerk, voor de vervulling harer wereld-beheerschende taak, was dit noodzakelijk. Zoo alleen kon behouden worden voor het leven der Kerk van alle eeuwen, hetgeen voor het leven der eerste kinderen Gods tot vervulling hunner nooddruft hun geschonken was.
Aan de wording van het geschreven Woord gaat dus een openbaringsproces vooraf, dat door de traditie der geslachten zich heeft voortgezet. En dit proces van openbaring heeft, zooals de beekjes der rivier uitvloeien in den stroom, zich in het geschreven Woord kunnen oplossen, opdat het onverdorven, onaantastbaar en ook onvergankelijk eigendom der menschheid worden zou om de levendmakende functie te vervullen, die het in de schepping van den nieuwen hemel en de nieuwe aarde hebben moest. Hoewel er uit den aard der zaak in die oudste en eerste menschheid veel meer geschied is dan ons door de Schrift wordt meegedeeld, is hetgeen de Schrift ons uit den schat der traditie bewaarde, hoe spaarzaam naar het ons menschen schijnt, toch geheel voldoende wat betreft de gronden van het geestelijke leven. Zij ontsluit diepe geestelijke perspectieven in het voorhistorisch levensproces, laat het ons verschijnen Gods.
In het 4e hoofdstuk werd ons als in eene groote lijn de groote vlucht der cultuurontwikkeling geteekend door der Kaïnieten energie bereikt. Reeds onmiddellijk na den val blijkt de menschheid drager van groote geestelijke gaven, bestemd tot onderwerping der aarde. De steencultuur overwon zij weldra en reeds na weinige geslachten verschijnt een Tubal-Kaïn als kunstenaar op het gebied van koper-en ijzerwerken. En daarbenevens blijkt ook, dat daarmede gepaard ging eene levensbeschouwing, waarin de kunst een beteekenisvollen rol speelde en muziek en dans de massa bekoorde. Ook het zaad, door den val gestrooid, wies op en baarde eene levenshouding, die meer op het wufte vermaak dan op de eeuwige vreugde gericht was. En zoo voerde deze levensgang tot eene zelfverheffing, die in Lamech's wraakgezang haar hoogtepunt bereikte. Zoo laat Gods Heilige Geest aan de toekomende eeuwen de teekening van een cultureel streven, dat hoe hoog ook gewaardeerd door de kinderen dezer wereld, toch eene tegenstelling vormt met het leven van dat andere geslacht, dat uit den Geest van God herboren, de merkteekenen der genade dragen zal. In Kaïn's nakomelingschap wordt ons de vrucht getoond van hetgeen de natuurlijke mensch nastreeft. Het vormt een donker schaduwbeeld, dat wel verschijnen moet op de schildering, waarop de Heilige Geest ons de wording der menschelijke geschiedenis afmaait, maar dat daarin toch niet het voornaamste is, niet de hoofdzaak van hetgeen Gods Woord den navolgenden geslachten openbaren zal. Dit blijkt uit de wijze, waarop Kaïn's geslachtsregister ons wordt meegedeeld als eene simpele opsomming van namen, waaronder er zijn, die getuigenis afleggen van het karakter der kinderen Kaïn's, ons dus een blik geven in de zedelijke verdorvenheid, die in Kaïn en zijne nakomelingen uitgebroken was. Zoo vinden wij daaronder een Mechujaël, welk woord beduidt, dat hij, die dezen naam droeg, door God getroffen, vernield, verdorven was, en een Metuschaël, een man, die god is. Reeds door dergelijke namen wordt het karakter getypeerd van een beschavingsperiode, die zich onderscheidt door godvergetenheid eenerzijds, door schepsel vergoding anderzijds. Kaïn's nakomelingschap wordt louter als met een zekeren weerzin genoemd om in Lamech en zijn vreeselijk lied het volle licht te laten vallen op het anti-goddelijke, dat de Kaïnitische cultuur typeerde. Maar verder wordt er in de Schrift niet meer herinnerd aan deze figuren, dan alleen aan Kaïn zelven, die door den apostel Johannes (1 Joh. 3 : 12) als de man der booze werken bij uitnemendheid, tot een waarschuwend exempel voorgesteld wordt. Genesis 4 noemt de namen van dit vreeselijke geslacht op eene wijze, die toont, dat God in dit geslacht geen welgevallen had. Zij worden genoemd als om er de menschheid na hen voor te waarschuwen, hoe eene levensbeschouwing, die staat buiten Gods licht, gegrond is in het natuurlijke, door de zonde verdorven hart, een levensontwikkeling baren moet, vol van verderf en ellende, ook al blinkt zij uiterlijk door rijkdom en vleeschelijk genot.
En daarop volgt nu in dit 5e hoofdstuk een nieuw en ander geslachtsregister, dat wel ook zijn uitgangspunt neemt bij den eersteling Adam, dat ook herinnert aan de schepping van man en vrouw, maar vóór alles de strekking heeft ons een andere geslachtslinie te geven, die, aanvang nemend met Habel's plaatsvervanger Seth, onderscheiden wordt door de verkiezende genade Gods. Juist daarom vangt dit register opnieuw met Adam aan, opdat het van uit dit eerste verbondshoofd de onverbroken lijn van de genadedaden des Heeren ons zal toonen, zooals deze loopen tot in Noach toe, om dan na dezen man Gods in nieuwe richtingen uiteengaande, wederom de gouden.draad van Gods verkiezende daden te doen glansen.
En nu is het merkwaardige, dat de oorspronkelijk door de traditie werd bewaard, om ten laatste in het geschreven Woord te worden opgenomen. Maar in dit register is een andere traditioneele macht de draaggrond dan in dat van Kaïns' geslacht. Het vorige hoofdstuk eindigt met ons Seth voor te stellen als de drager van het genadeverbond, door God verwekt in Habel's plaats. En daarbij wordt ons nu ook gezegd, dat dezen Seth een zoon geboren werd, wiens naam Enos was. En als deze Enos geboren was, begon men den Naam des Heeren aan te roepen. Toen was er dus eene gemeente Gods ontstaan, die te midden der wereld, waarin de Kaïnieten den toon aangaven, openbaar Gods Naam aanriepen, dus een publieken eeredienst uitoefenden. Zoo was er dus eene openbaring van Gods Kerk in de wereld opgetreden. En deze Kerk was als eene sociale grootheid bestemd en geschikt om het licht der voortschrijdende Godsopenbaring als op den kandelaar te hebben in haar midden. Zij was dus de draaggrond voor eene andere traditie, die krachtens het leven, dat deze gemeente onderscheidde, een geheel ander karakter vertoont, dan ons in Kaïn's geslachtsboom toespreekt. Ook hiervan geldt, dat Gods werk niet verborgen blijven kan. Het verheerlijkt zichzelf, zooals het een getuigenis geeft van Hem, die het genadeleven in deze oudste en eerste gemeente wrocht.
Ook uit dit register van de levende geslachten Gods blijkt, dat er in Gods Kerk een boek der geslachten wordt bewaard, dat onvergankelijk in de hemelen bewaard wordt, dat de namen draagt dergenen, die geschreven staan in het Boek des levens, dat de glorie verkondigt van hen, die het merkteeken Gods aan het voorhoofd ontvingen. En in dit eerste lidmatenboek der ware Kerk van God, worden zij opgesomd, die groot waren in Gods Koninkrijk, al waren zij klein en veracht misschien in de wereld, door haar nauwlijks geteld, bestreden en tegengestaan, omdat zij den moed hadden tegenover de machtigen Kaïn's, tegenover Lamech's zelfverheffing en vloekwaardige machtslust en bloeddorst, het getuigenis hoog te houden van God almachtig, door de wonderen Zijner genade te verkondigen te midden der wereld, die in het booze lag.
Daarom vangt het aan met de woorden : „dit is het boek van Adams geslacht". Dit boek mag niet op ééne lijn gesteld met wat wij heden ten dage onder een boek verstaan, doch het kan het best vergeleken worden met wat wij een „catalogus" noemen, die eene opsomming bevat, in dit geval dus de genealogie dergenen, die uit Adam voortgekomen zijn. Tot dat geslacht behoorde ook een Kaïn, doch hij wordt hier opzettelijk verzwegen, omdat hij in de linie der genaderijke geslachten niet kon meetellen. Kaïn wordt niet meer genoemd, zijn naam is als uitgedelgd. Hij was als de wilde rank aan den wijnstok, die verdort en in het vuur geworpen wordt. Kaïn's geslacht had gedaan hetgeen het doen moest, de taak volbracht, die het in het historische proces te volbrengen had gehad, zooals de wilde rank voor het leven van den wijnstok ook wel iets beteekend heeft, maar van dit geslacht gold het woord des Heeren : „Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg". Dit boek van Adams geslacht bewaart de namen der uitverkorenen, waarin de Heere den Raad der genade zal volbrengen, waarin het verbond des levens zal worden voortgezet, die de belofte zullen deelachtig zijn en alzoo de eerste schakels zullen vormen van de keten, die in Gods Kerk de eeuwen door den eersten Adam zullen verbinden met Hem, die als het nieuwe Verbondshoofd, de tweede Adam, de Heere uit den hemel is. Het wondere werk van Gods genade wordt ons in dit boek der geslachten Adams onthuld, opdat de eeuwen door Gods volk zal weten, dat er is één Heere, één geloof, één fondament der zaligheid, dat de gansche Kerk van alle eeuwen draagt. En deze Kerk is ontsproten aan het herboren geslacht zaad der vrouw.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

VAN DEN WOORDE GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's