Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

HEERLIJKE BELOFTE.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere is een Waarmaker van Zijn Woord. Niet alleen van Zijn bedreigingen tegenover Zijne vijanden, maar ook een Waarmaker van de beloften, die Hij in Zijn Woord - kwam weg te schenken aan al de Zijnen.
O, 't kan wel eens den schijn hebben of de Heere Zijn beloften vergeten is, of de zonden Zijns volks Gods beloften hebben te niet gedaan, maar op Zijn tijd openbaart de Heere aan al Zijn volk dat Hij getrouw Zijn Woord houdt en dat zij te doen hebben met een God van onwankelbare liefde en trouw. Dat hun ontrouw Zijn trouw niet kan verbreken en hun liefdeloosheid Zijn liefde niet kan uitblusschen.
Wat wordt ons die waarheid ook treffend bevestigd in de Advents-belofte, die we vinden in Habakuk 2 vers 3b :
„Zoo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven".
Het waren donkere dagen, waarin de profeet Habakuk leefde. Diep was het verval van Juda, dat Gods Woord verachtte en zich niet wilde bekeeren. De Heere zou de zonden des volks echter bezoeken en 't oordeel was aanstaande. De Heere zou de Chaldeën als een middel in Zijn handen gebruiken om Zijn gericht over Zijn volk te voltrekken, hen wegvoerende in bange ballingschap.
De profeet echter, dat Godsgericht ziende komen, hij stelt zich nog in de bresse voor zijn volk, al heeft het om der zonden wil Gods oordeelen verdiend. En nu belooft de Heere aan zijn profeet dat op Zijn bestemden tijd de Verlosser komen zal, die zijn volk zou zijn tot heil en zaligheid.
Op Zijn tijd ! Maar Habakuk roept zijn volk nu ook toe : „Zoo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen. Hij zal niet achterblijven".
Heerlijke belofte van de komst van den Messias, maar ook heerlijke belofte ten opzichte van Jezus' komen tot Zijn volk in geestelijken zin, zoowel als ten opzichte van Zijn komen ten jongsten dage.
„Zoo Hij vertoeft, verbeid' Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven". Wat werd die belofte goddelijk vervuld in de volheid des tijds.
O, wat had de Heere lang vertoefd te komen. Na den val in het Paradijs had de Heere reeds de belofte van de komst van den Christus doen hooren : „Ik zal vijandschap zetten tusschen u en deze vrouw, tusschen uw zaad en haar zaad ; datzelve zal u den kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen".
Bij die ééne belofte bleef 't echter niet.
Telkens opnieuw herhaalde de Heere door den mond Zijner profeten de aanzegging van de komst van Hem, die Sion verlossen zou door recht; tot troost van een volk, dat met God en Zijn recht had te doen gekregen en leerde roepen om gena.
De beloofde Christus toefde echter te komen. De eeuwen vlogen henen, maar Hij verscheen niet in 't vleesch. Het ééne geslacht na het andere daalde in de groeve des doods neer, zonder den Beloofden Borg te hebben aanschouwd op aarde. Och, hoe menigmaal ging de verzuchting op uit het hart der Kerk : „Och, of ge de hemelen scheurdet en nederdaaldet", maar Hij bleef toeven.
Had de Heere dan Zijn beloften verbroken ? Neen, hoort hoe Habakuk van den komenden Verlosser aldus getuigt: „Zoo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen. Hij zal niet achterblijven".
Hij mocht toeven Hij „zou" komen, gewisselijk, en Hij „zou" niet achterblijven. God is geen God van ja en neen, maar waarachtig en getrouw !
Honderden jaren gingen echter nog voorbij sedert de laatste profeet onder Israël de belofte deed hooren : „Ulieden, die Mijn naam vreest, zal de Zonne der gerechtigheid opgaan".
O, de levende Kerk werd wel op zware proef gesteld.
De scepter moest echter eerst van Juda wijken en de wetgever van tusschen zijne voeten.
’t Moest eerst eene afgesneden zaak worden aan de zijde des volks.
Maar toen was het Gods tijd !
Toen was het de tijd tot vervulling Zijner beloften. Toen scheurden de hemelen. Toen daalde de Beloofde neer. Toen was 't „Ziet, hier ben Ik".
O, de Heere betoonde Zich in de volheid des tij ds een God te zijn van eeuwige trouw, een God die Woord' houdt, die komt op Zijn tijd, die Zijne beloften gewisselijk inwisselt voor den Beloofde zelf. Tot verheerlijking van Zijn naam en tot zaligheid van Zijn volk !
„Zoo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven" — zoo roept de Heere ook Zijn volk toe van alle eeuwen, dat uitziet naar Zijn komst in de ziele.
Wat kan er voor het Israël Gods een lange en bange tijd liggen tusschen de beloften Gods aan de ziel weggeschonken en de komst van den Beloofden Borg zelf in het hart.
Tusschen zien en hebben, bidden en ontvangen, kloppen en opengedaan worden. Tusschen de uitgangen naar den beloofden Borg en de omhelzing van Zijn Persoon. En toch, daar gaat het bij de ware Kerk om. Om den Heere zelf !
Maar in dien wachtenstijd laat de vijand der ziele het Israël Gods niet met rust. Neen, wat kan de vorst der duisternis de ziele benauwen met zijn satanische vraag : Waar.is God, dien gij verwacht? "
Waar blijft de Heère nu met de vervulling Zijner beloften ? Meent ge, dat de Heilige bij zóó een als gij zijt, intrek nemen zal ? Het is alles slechts inbeelding des harten.
O, als de Heere Zijn volk in den wachtenstijd niet vasthield en ondersteunde, dan kwam het om onder de bestrijdingen van de vijanden der ziel. Maar Hij roept het den Zijnen ook door den mond van Habakuk , toe : „Zoo de Heere vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen. Hij zal niet achterblijven".
Verbeid Hem ! Houd maar aan! maar verwachten ! Blijf Hem
Want Hij „zal" niet achterblijven. Hij „zal" gewisselijk komen.
O, dat woord „zal" is geen belofte van een veranderlijk menschenkind, maar gesproken door een God, bij Wien geen verandering is noch schaduw van omkeer.
Hij is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens menschenkind, dat het Hem berouwen zou. Zou Hij het zeggen en niet doen, zou Hij het spreken en niet bestendig maken !
Hij zal gewisselijk komen tot de ziel, die Hem verwacht, verbeidt, Hem niet meer missen kan.
Komen, en niet achterblijven ten opzichte van de ziel, die niet meer buiten Hem leven en ook niet buiten Hem sterven kan.
Maar op Zijn tijd !
Als het aan de zijde van Zijn volk een afgesneden en verloren zaak geworden is !
Ja, dan komt de Christus, neemt Hij intrek in de ziel als degene die gekomen is om zalig te maken wat verloren is.
Dan komt Hij om de leege plek met Zichzelf te vervullen, alles met Zich meebrengende, vrede, blijdschap, zaligheid. God zelf. Zijn komst in de ziele volmaakt het heil!
O, zalige intocht van dien Christus door de poorten der ziel !
Voorsmaak der zalige eeuwigheid !
„Zoo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen. Hij zal niet achterblijven". Welk eene troostvolle belofte voor 's Heeren volk ook ten opzichte van Jezus' laatste komst, Zijn wederkomst op de wolken des hemels.
Hij, de Christus, die is opgevaren ten hemel na Zijn borgtochtelijk werk op aarde te hebben volbracht, zal eenmaal wederkomen.
„Deze Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen, gelijkerwijs ge Hem naar den hemel hebt zien henenvaren", zoo luidde de boodschap des hemels.
Wanneer het zijn zal, is voor ons verborgen.
„Van dien dag noch de ure weet niemand, noch de engelen, die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader".
Hij komt als een dief in den nacht.
Wel worden ons de teekenen in Gods Woord vermeld, die aan Zijn wederkomst zullen voorafgaan, maar Hij zal ook in Zijn laatste komst een verrassend God zijn voor Zijn volk.
Telkens heeft Jezus' Kerk op aarde gemeend dat die dag van Zijn wederkomst aanstaande was. Telkens heeft men Zijn komst voorspeld en heeft Zijn Kerk met verlangend begeeren uitgezien naar den dag en de ure van Zijn verschijning op de wolken des hemels.
Maar Hij moge toeven en de spotters uitroepen : „Waar is de belofte Zijner toekomst ? want van den dag dat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen alzoo gelijk van het begin der schepping" Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven.
Hij zal gewis en zeker eenmaal uitrijden uit Zijn koninklijk paleis op de wolken des hemels. Dan zal de bazuin der opstanding weerklinken over de gansche aarde. Dan zullen de graven worden geopend, de dooden opstaan. Dan zal de zee haar dooden wedergeven. Dan zal aller oog Hem zien.
Vreeselijke ure voor Zijn vijanden en haters. Maar zalige ure van Jezus' wederkomst voor Zijn duur gekochte Kruisgemeente. Dan toch zal Hij haar voeren ter eeuwige bruiloft, om, verlost van alle uitwendige en inwendige vijanden, zalig bij Hem in te wonen naar lichaam en ziel.
O, Jezus moge toeven Verbeid Hem, zoo roept de profeet het Sion Gods toe, want Hij komt gewis, die de Zijnen op zal voeren waar Hij is, voor eeuwig en altoos.
We leven in de Adventsweken, maar gaat uw hart ook reeds uit naar dien beloofden en in de volheid des tij ds geboren Zaligmaker ? Is uw hart reeds brandende in u om Hem als uw deel te gewinnen voor tijd en eeuwigheid ? Is het ook reeds waarheid in uw hart geworden : „Mijn ziel wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen" ?
Och, van nature kunnen we het zoo buiten Hem stellen, en toch, buiten Jezus geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. De Heere make u door Zijn Geest den Christus onmisbaar en noodzakelijk voor uw ziele, opdat ge Hem moogt leeren begeeren en verbeiden, die in Zijn komst in de ziele God en den hemel met Zich medebrengt!
En gij, die Hem uit genade hebt leeren verwachten, maar nog niet mocht toeëigenen door een oprecht zaligmakend geloof, hoort welk een heerlijke belofte de Heere u toeroept: „verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen. Hij zal niet achterblijven".
Misschien klaagt ge: Och, anderen hebben Hem reeds mogen vinden, aan anderen schonk Hij zich weg, maar niet aan mij. Het blijft bij mij alles maar bij hetzelfde, ja, bleef het nog maar bij hetzelfde, maar het gaat bij mij achteruit en het wordt aan mijn kant al onmogelijker om zalig te worden.
Maar de Heere Jezus moge toeven in Zijn intrek nemen in uw ziel Hij zal gewisselijk komen !
In den weg van ontlediging van uzelven bereidt Hij zijn komst in uw ziel voor.
Houd maar aan in het gebed, blijf Hem maar verwachten en verbeiden, Hij zal gewis en zeker komen om een afgesneden zaak aan u te doen om Zijns Naams wil.
Tenslotte gij, die den Christus bevindelijk kent als Zaligmaker van een verloren mensch, ge leert hier op aarde kennen een gaanden en komenden Jezus, wat het bevindelijke leven aangaat. Het zijn de dagelijksche zonden die gedurig scheiding maken tusschen u en Hem.
Maar dat doet u immers verlangend uitzien naar den dag en de ure der ontbinding van het lichaam der zonde en des doods, den dag ook van Jezus' wederkomst. Dan een altijd bij den Heere inwonen, naar lichaam en ziel Zijn ongestoorde gemeenschap ervaren tot in eeuwigheid.
De Heere moge echter toeven gewis. Hij zal niet achterblijven. Hij komt
Verbeid Hem dan, totdat Hij Zijne belofte zalig aan u vervullen zal voor eeuwig en altoos.
IJsselmuiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1933

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1933

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's