Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN NIEUW BEGIN.
Met dit No. treedt „De Waarheidsvriend" een nieuwen jaarkring binnen en begint opnieuw z'n loop onder de vrienden der Waarheid in onze Ned. Hervormde (Gereformeerde) Kerk. Hij doet dat in een nieuw kleed, om daarmee uit te spreken, dat hij met nieuwe kracht den loopbaan hoopt te vervolgen, daarmee tegelijk tegemoetkomend aan den wensch van velen, die „De Waarheidsvriend" zoo gaarne „bewaren". Dab zal in dit nieuwe, handige formaat beter gaan dan te voren.
De 24ste jaargang is nu afgesloten. Vijf en twintig jaar heeft de Heere ons Bondsorgaan gespaard en rijk gezegend. De 25ste jaargang beginne onder den zegen des Heeren, om velen te dienen en voort te gaan met de verbreiding en verdediging der Waarheid in het midden van de Ned. Hervormde (Gereformeerde) Kerk. Daarbij moge door het Bondsorgaan de arbeid van onzen Gereformeerden Bond worden gesteund, bij vernieuwing op verrassende wijze !
Wij hopen, dat onze oude vrienden, die reeds zoo lang abonné of lezer zijn, jongen en ouden saam, mogen volharden, ook in deze moeilijke tijden. En dat vele nieuwe abonnees en lezers mogen worden toegevoegd, om den zoo rijk gezegenden arbeid van onzen Gereformeerden Bond mee te helpen steunen en uitbreiden ! Vooral in deze tijden, die zoo moeilijk zijn, kunnen we niemand missen en hebben we aller steun, aller medewerking zoo zéér noodig.
Bereide de Heere dezen nieuwen jaargang een voorspoedigen loop !

WEER DE OUDE GESCHIEDENIS !
In vele gemeenten is (in de November-Oogstmaand !) weer de kerkelijke verkiezingsstrijd gestreden. Altijd een verschrikkelijk ding. Een Kerk onwaardig. Tenzij de Kerk ontaard is. Dan moet het. Om der waarheid wil. Zooals b.v. in Boskoop. En het is verblijdend, als het dan met zoo'n uitslag bekroond wordt. Daar zijn voor het eerst twee rechtzinnige Notabelen gekozen en wel de heeren Joh. van der Heydeh (Gereform.) en A. E. Stijkel (Confess.) met 170 en 182 stemmen, tegen 59 en 66 stemmen op de vrijzinnige (aftredende) candidaten K. Kromhout Kzn. en W. Kruiswijk. Ziet, dat geeft weer moed. Eerst is (na 80 jaar schrikbewind van 't Modernisme) de Kerkeraad (door het Kiescollege) „om" gegaan ; toen is dr. Jacobs daar als predikant gekomen; nu Notabelen en Kerkvoogdij „om" ; dan deze week een burgemeester die Hervormd is van Gereformeerd beginsel. Allemaal dingen, die ons tot groote dankbaarheid stemmen.
Maar de Wieringermeer doet. ons eigenlijk naar de pen grijpen. Want daar, in dat nieuwe land, pas op de zee veroverd, is een nieuwe Hervormde gemeente gesticht, saamgesteld uit menschen, die uit alle deelen van ons land „nieuw" daar aangekomen zijn en in die nieuwe gemeente moest nu voor het eerst een kerkelijke verkiezing plaats grijpen, om Kerkeraadsleden en Notabelen te kiezen en toen is daar de uitslag geweest, dat de vrijzinnigen met 2 stemmen meerderheid gekozen zijn en de rechtzinnigen met 2 stemmen minderheid zijn verslagen. Verleden jaar heeft het moderne Classlcaal Bestuur daar de zaken al voorloopig geregeld en er maar vast een modern predikant als hulpprediker benoemd, hoewel er reeds een Candidaat van orthodoxe richting werkzaam was. Toen voelde men al: e moeten alle zeilen bijzetten, anders winnen daar de orthodoxen. En nu, nu de verkiezing plaats greep en de uitslag is : 2 stemmen meerderheid voor de modernen, nu wordt weer openbaar op welke manier en met welke schandelijke practijken de kerkelijke strijd gestreden is ! Het „Algemeen Weekblad' geeft ons thans het volgend bericht:
„Er moest dus worden gestemd, en alle beschikbare auto's en chauffeurs werden in actie gezet: paganistische chauffeurs, protestantsche chauffeurs, roomsche chauffeurs. Zoo geviel het dat een roomsche chauffeur werd aangehouden door een paar boeren, die op weg waren voor de stemming. De boeren zelden : We moeten stemmen, maar we kwamen bij de Gereformeerde Kerk terecht; . De Hervormde Kerk konden we niet vinden. Waar ligt die toch ? De roomsche chauffeur wist gelukkig, waar de Hervormde Kerk lag en kon de beide Hervormde lidmaten terecht helpen. Hij schudde zijn roomsche hoofd over zooveel belangstelling voor de kerkelijke stemming bij menschen, die, zoolang ze in de Wieringermeer wonen, niet wisten waar hun kerk lag. En ditmaal zijn geen booze tongen aan het woord, want zooals een Drentsche boer zei, toen hij iets heel sterk wou bevestigen : „dat zijn nou geen feiten, maar 't is waar gebeurd".
’t Is weer de oude geschiedenis ! De modernen moeten het gewoonlijk hebben van menschen, die weinig of nooit in de Kerk komen ; die dikwijls niet weten hoe de kerk er van binnen uitziet, die niet weten waar de kerk staat!
Is het wonder, dat de invloed van een Kerk, die geen Kerk wil zijn, met den dag onder ons volk vermindert en afneemt ?
Waarom komt onze Hervormde Kerk, met haar belijdenis en met haar aloude traditie, niet uit met de belijdenis van Jezus Christus, den eenigen en algenoegzamen Zaligmaker ?
Ds. Bakker, de hoofdredaoteur van het Vrijzinnig Weekblad „Kerk en Volk, durft, als hij de „overwinning" van Slootdorp in de Wieringermeer vermeld heeft, dan nog te schrijven : „Deze resultaten versterken niet alleen onze machtspositie, maar ook ons moreel prestige — wat in onzen tijd van reorganistale-plannen een factor van gewicht kan worden : men zal rekening met ons hebben te houden en niet dan met nadeel voor de geheele Kerk onze kritiek en daaruit voortvloeiende wenschen kunnen negeeren".
Machtspositie en moreel prestige Ja — zegt U dat wel, ds. Bakker!
En zekerlijk geven deze machtspositie en dit moreel prestige u het recht om nog kritiek te oefenen op het reorganisatie-plan en te komen met uw bijzondere wenschen bovendien.
We zullen het onthouden. Vooral omdat het in het „nadeel voor de geheele Kerk" zou zijn, wanneer er op uw kritiek en uw bijzondere wenschen soms geen acht mocht worden geslagen !

HET RECHTSCH MODERNISME.
Wanneer we denken aan de opkomst van het Modernisme, mee als vrucht van de moderne wetenschap en cultuur, spreken we van de jaren 1850—'60, en noemen namen als prof. Scholten, Opzoomer enz. Maar wanneer we 't hebben over het Rechtsch Modernisme, dan komt de naam van prof. Roessingh van Leiden, naar voren. Deze merkwaardige man werd 11 Maart 1886 te Groningen, in een doktersgezin, geboren en werd als leerling van ds. Bisschop Boele aangenomen bij de Remonstrantsch-Gereformeerde Gemeente. Te Leiden studeerde hij. Zijn leermeesters waren de professoren H. Oort, F. Pijper, B. D. Eerdmans, P. D. Chantepie de la Saussaye, W. B. Kristensen, K. Lake en H. Y. Groenewegen (de laatste als Seminarium-hoogleeraar). Een prijsvraag van de theologische faculteit te Amsterdam over de theologie van J. H. Scholten werd door hem beantwoord en in September 1911 met goud bekroond. In 1913 volgde hij de colleges te Marburg van de professoren Wilhelm Herrmann, Martin Rade, Horst Stephan en Karl Bornhausen. 31 Maart 1914 promoveerde hij tot doctor in de theologie met een disseratie (verband houdend met zijn prijsvraagstudie) over „De moderne theologie in Nederland, haar voorbereiding en eerste periode". Prof. Chantepie de la Saussaye was zijn promotor. Predikant te Boskoop zijnde (intree 27 Sept. 1914) was hij tegelijk privaat-docent te Leiden in „de geschiedenis der Protestantsche theologie en ethiek in de 19de eeuw". Mei 1916 werd hij In de vacature Chantepie benoemd tot hoogleeraar te Leiden voor  Zedekunde, encyclopaedie der Godgeleerdheid en geschiedenis der leer aangaande God". 27 Sept. 1916 aanvaardde hij het hoogleeraarsambt met een rede over : „Persoonlijkheid en Cultuur". In 1923 maakte hij, op uitnoodiging, een reis door Amerika om lezingen te houden. In Aug. 1925 openbaarde zich de kwaal, die in korten tijd zijn krachtig gestel sloopte en op 39-jarigen leeftijd stierf hij, 29 Oct. 1925. Tien en een half jaar heeft Roessingh aan de Leidsche Universiteit gedoceerd, waarvan 9 jaar als hoogleeraar.
Wanneer we nu willen weten wat het Rechtsch Modernisme leert, naast en in tegenstelling met het oud Modernisme, doen we goed bij Roessingh ter schole te gaan. En waar hij in 1920 in Rotterdam een lezing heeft gehouden voor de jongelingen van „Daniël" en „Obadja" (Ned. Jongel. Verbond), die is uitgegeven in „Godsdienstige vraagstukken" (Maatsch. voor goede en goedkoope lectuur. Amsterdam 1920), willen we uit die lezing hier een en ander laten volgen.
„Alle religieus leven" — zegt prof. Roessingh — „wil zich uitspreken. En dat wij ons ook in ons woord willen uiten, om te belijden wat we gelooven, heeft z'n groote beteekenis en z'n velerlei nut. Voor ons zelf, want het is een kracht voor eigen vroomheidsleven, wanneer wij in enkele klare lijnen ons bezit, ons geestelijk-religieus bezit, vóór ons zien, wanneer wij ons bewust hebben gemaakt, wat we ontvangen hebben, wat we geestelijk-religieus het onze mogen noemen. Voor onzen naaste, dien wij zoo graag wat willen meegeven van eigen rust, eigen kracht, eigen vrijheid en blijheid, eigen vrede en vreugd.
In elke belijdenis zitten minstens drie factoren:1. een stuk persoonlijk geloof ; 2. een stuk traditie ; 3. een stuk cultuurleven van eigen tijd. (bladz. 26).
Allereerst persoonlijke geloof, een stuk levenswaarheid, als persoonlijk bezit, waarbij de ontroering des harten en de trilling der ziel niet mag ontbreken. Maar dan mogen we niet voorbijgaan aan wat vroegere geslachten in den geloofsstrijd hebben veroverd en wat zij eenmaal in hun geloofstaal hebben gesproken. Al die religleuse traditie, voorzoover ze nog verband houdt met ons eigen geestelijk leven, zullen we dankbaar uit de handen van het verleden overnemen. Maar dan zullen we wenschen in onzen geloofsinhoud, in de voorstelling, in het woord, dat wij ter vertolking kiezen, verband te houden met het leven van eigen tijd, met de wijsgeerige, wetenschappelijke, zedelijke cultuur van onzen tijd. Want onze vroomheid staat in contact met de Inzichten, die den grondslag van ons hedendaagsch cultuurleven vormen.
Wie met z'n persoonlijk geloof alleen zou willen komen en de traditie weglaten, zou zichzelf overschatten. Hij is ook ondankbaar, ook een oppervlakkige. Wie de cultuur zou willen negeeren en zou willen leven alleen maar van wat eenmaal als de Waarheid is geformuleerd — hij zal zijn religieus leven zien verstarren.
Wat is nu het onderscheid tusschen de Orthodoxie en het Modernisme?
De Orthodoxie van de 19de eeuw heeft de Christelijke traditie overgenomen, en heeft dat als een levend stuk religieus bezit doorgegeven aan volgende geslachten. Er zijn er wel, die niet blind geweest zijn voor de cultuur en niet doof voor de vragen van hun tijd, maar de vastheid van hun geloofsleven vonden ze toch in de eeuwen-oude traditie.
De kracht en de beteekenis van het Modernisme daarentegen lag hierin, dat het 't eerst in ons land open oog en open hart had voor een nieuw opgekomen cultuurleven; en dat het met frlsschen moed de nieuwe stemmen, die uit het buitenland overklonken, heeft beluisterd. Het wilde eigen tijd verstaan !
Traditie en cultuur zijn in 't geding, (bladz. 29).
En dan rijst voor ons op het majestueus gebouw der oud-Christelijke overlevering, zooals dat eenmaal in de harten van diep bewogen geesten zijn fundament vond ; en wat Paulus of Augustinus of Calvijn van Gods openbaring in eigen leven hadden verstaan. En die mannen hebben hun levens-en wereldbegrip opgebouwd tot één geweldigen tempel, waarin de verklaring werd gegeven van alle groote vragen, waarmee de menschheid te worstelen heeft.
Voor een eenvoudig orthodox mensch is het nu een levenskwestie, wanneer de Bijbel niet meer zou zijn het onfeilbare Gods Woord, wanneer Jezus Christus niet meer kon zijn het centrale punt voor alle eeuwigheid van alle gebeuren.
Maar — een groot proces des geestes heeft zich, vanaf de Renaissance, voltrokken en er is een verschuiving gekomen in de Europeesche cultuur. En toen konden velen niet meer vredig in zich dragen het oude geloof in den geïnspireerden Bijbel. En met de resultaten van het nieuwe natuurwetenschappelijk onderzoek was niet langer meer te vereenigen de traditioneele geschiedbeschouwing betreffende het volk Israël en de Christelijke Kerk. Dat was de moderne cultuur. En toen moest er komen een botsing met het woord der traditie.
De moderne richting, de moderne theologie, is hier in Nederland gekomen tnsschen 1850 en '60. En het is gekomen als een onontwijkbaar vraagstuk : hoe zal men z'n christelijk geloof stellen ten opzichte van de beginselen en de resultaten van een nieuwe cultuur? En het is de eer en de kracht en de beteekenis van het Modernisme, dat men daar — aldus prof. Roessingh (bladz. 32) — moedig de vragen van den nieuwen tijd heeft durven aanpakken.
In 1862 heeft Allard Pierson eens uitgesproken : „die moderne richting ontneemt aan duizenden het fundament van hun geloofsleven, hun Bijbelbeschouwing, hun voorstelling van Christus, hun gedachten over Gods regeering in wereld en leven, hun Kerkbegrip, heel hun geestelijk bezit, en nochtans, zij kan en mag niet anders, want het is hare waarheidsovertuiging, die haar dringt", (bladz. 32).
Zoo heeft het Modernisme zich moedig tegenover de Orthodoxie gesteld.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1933

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1933

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's