Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

STRIJDT DEN GOEDEN STRIJD.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden. Voorts is mij v/eggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijne verschijning liefgehad hebben. 2 Tim. 4 : 6-8.

Ds Apostel Paulus is heel ernstig gestemd. Het loopt voor hem op een eind. Hij voelt dat bij a\les en Gods Geest komt hem in' dezen onderwijzen, opdat hij weten zal, dat z'n aardsche huis zal worden afgebroken. Hij zal weldra als martelaar sterven. Als een drankoffer zal z'n bloed worden uitgestort.
Heeft hij er spijt van, dat hij een discipel van Jezus Christus is geworden ?
Neen, z'n ziele is vol heilige tevredenheid en innige blijdschap, want hij heeft het geloof behouden en mag zich in den Heere voor leven en sterven veilig weten. Ja, de poorte des hemels wordt voor hem geopend. Hij zingt met al Gods gunstgenooten :
„Wij gaan ten hemel in en erven Koninkrijken".
Neen, Paulus is niet zoo gelukkig, omdat het hem zoo voorspoedig in het leven is gegaan. Waarlijk, men behoeft niet in den dienst des Heeren over te gaan om er eer bij menschen door te oogsten of er allerlei voordeelen des levens door te verwerven ! Integendeel. Paulus, de gevangene, die in ketenen gebonden is en in z'n cel wacht op z'n doodvonnis, heeft niet veel anders dan haat en vijandschap, moeite en verdriet, schade en schande verworven. En toch is hij zoo innig gelukkig, omdat hij Christus gevonden had en in Hem verzekerd is voor leven en sterven beide. Wat hij vroeger gewin rekende, achtte hij nu schade ; wat vroeger schade was, was nu gewin. (Filipp. 3 vers 7).
Daarom stelt hij zich nu in ons teksthoofdstuk (zie VS. 1) met Timotheus, zijn geestelijken zoon, als voor Gods aangezicht en voor Jezus Christus, den Rechter, die de levenden en de dooden zal oordeelen, en bezweert zijn jeugdigen vriend, , dat hij denzelfden strijd zal strijden en dezelfde loopbaan zal loopen, opdat ook hij mag beërven de eeuwige zaligheid. Wat hij met des te meer ernst doet, nu Demas hem heeft verlaten, de tegenwoordige wereld liefgekregen hebbend.
't Is toch wel heerlijk een oud man, als Paulus, die zooveel droeve ervaringen heeft opgedaan, zóó te hooren getuigen van den dienst des Heeren als een liefdedienst; om van Sions Koning, Jezus 'Christus, een zoo heerlijk getuigenis te geven ! Van ontevredenheid, van bitterheid, van ontmoediging is er bij hem geen schijn of schaduw. Eenvoudig en oprecht belijdt hij zijn geloof en roept Timotheus héél ernstig toe, dat hij den goeden strijd zal strijden en de loopbaan des Heeren zal loopen, ten einde toe, met blij vooruitzicht van eeuwige zaligheid en heerlijkheid.
Paulus had vroeger deze dingen zoo anders gezien. Vóór z'n bekeering op den weg naar Damascus had Saulus zoo anders gesproken tot zich zelf, had de snoevende Parizeer den strijd tegen de liefde van z'n hart. Een andere loopbaan liep hij met zooveel vreugd. Rijk en verrijkt bij zichzelf, had de snoevende Parizeer den strijd tegen Christus, tegen het Evangelie aangebonden. Met vreugd had hij zich er voor gegeven, om de Gemeente des Heeren te verstoren en de belijders van den Christus in 'de gevangenis te werpen. Met hoeveel genot had hij het aangezien, dat Stefanus doodgesteenigd werd en uitgeput, jammerlijk stierf.
Of — was dat sterven wel zoo jammerlijk ? Had hij niet gehoord, dat Stefanus bad voor z'n vijanden ; dat hij stervende juichte en den hemel geopend zag, met een blij vooruitzicht dat zijn ziele streelde ?
En toen — toen wenkte de parel van groote waarde. Waarna op den weg naar Damascus de Heere Zelf hem bij de rechterhand greep en Jezus Christus, de verhoogde Heiland, tot hem afdaalde om hem als een verloren schaap terecht te brengen. Toen lag een boeteling voor den Heere in het stof. Toen riep een arm zondaar om genade aan Davids Zoon en Sions Koning. Toen was Saulus Saulus niet meer. Toen was een ander mensch geboren. Er kwam een ander leven, een andere loopbaan, een andere strijd. En de discipel van Jezus Christus geeft nu, ten spijt van allerlei teleurstelling en verdriet, een heerlijk getuigenis van zijn leven, zeggende, tot roem van Gods genade: ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb de loopbaan Gods geloopen, ik heb het geloof behouden !
Wat een verandering bij vroeger was er gekomen in Paulus leven ! „Naar den ijver een vervolger der gemeente, naar de rechtvaardigheid, die in de wet is, zijnde onberispelijk. Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus' wil schade geacht. Ja, gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijnen Heere". (Pilipp, 3 vs. 6—8).
Daartoe is Paulus door Gods genade bekeerd. Daarvoor zijn zijn oogen door Gods Geest open gegaan. Is het niet, zooals de profeet zegt: dat de Heere hem, die blind was, geleid heeft in een weg, dien hij niet geweten heeft en hem heeft doen treden in paden, die hij niet gekend heeft en dat de Heere de duisternis voor hem licht en het kromme voor hem recht gemaakt heeft ? (Jesaja 42 vers 16).
Toen heeft Paulus de parel van groote waarde gevonden en heeft er alles voor mogen verkoopen. En aan het eind van den weg gekomen, roept hij Timotheus toe : de Heere heeft alles zoo wèl gemaakt, ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb het geloof behouden, voorts is mij weggelegd de krone der overwinning, welke de rechtvaardige Rechter mij zal geven, en niet alleen mij, maar allen die de verschijning van Jezus Christus hebben liefgehad. (2 Tim. 4 vers 8).
Paulus weet het zéér wel, dat de mensch van nature een vijand van het kruis is. Hij zegt het weenende, dat velen anders wandelen. Maar hij weet het óók, dat het einde dan is het verderf. (Filipp. 3 vers 12 enz.).
Daarom acht hij zich gelukkig nog eens te mogen getuigen van de goede keuze des harten en van het zalig lot, dat zijn deel mag zijn, om dan den jeugdigen Timotheus op te wekken, ja, hem bij God en bij Christus te bezweren, dat hij mee zal loopen dezelfde loopbaan en mee zal strijden denzelfden strijd, waarvan het einde heerlijk zal zijn.
De verwarring in de prediking was mee de oorzaak, dat Paulus z'n stem verheft en z'n getuigenis laat hooren, van den goeden strijd te strijden. Want men was van alle kanten bezig om de gezonde leer te verachten en zich met allerlei laffe kost te voeden. Allerlei zelfgemaakte Evangelisten en allerlei gezochte predikers waren bezig alles te verderven. En dan bezweert Paulus zijn geestelijken zoon Timotheus: wees een goed Evangelist! (2 Tim. 4 vers 3—5).
Ja - velen wandelen anders! (Filipp. 3 vers 12 enz.).
Wat is het heerlijk, wanneer door Gods genade onze vijandschap gebroken en onze blindheid genezen mag zijn en we met Paulus mogen zeggen : „Niet dat ik het alrede gekregen heb of alreede volmaakt ben ; maar ik jaag daarnaar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben". (Filipp. 3 vers 12).
Dan kunnen we ook verstaan wat Paulus verder zegt: Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus, die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking waardoor Hij ook alle dingen zichzelven kan onderwerpen". (Filipp. 3 : 20-21)
Beware de Heere ons in het jaar, dat pas aangebroken is en daar nu voor ons ligt, voor hetgeen, waarvan Paulus spreekt, n.l. „er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelf leeraars opgaren naar hunne eigene begeerlijkheden en zullen hun gehoor van de waarheid afwenden en zullen zich keeren tot verzinselen van menschen".
Om door Gods genade ingeleid, bevestigd en gefundeerd te worden in de gezonde leer, om door Christus gegrepen, mee te strijden den goeden strijd en mee te loopen in de loopbaan, die ons is voorgesteld, in lijdzaamheid en liefde, verwachtende de aanneming tot kinderen, met allen die 'Christus' verschijning liefhebben.
Rotterdam
M. V. Grieken

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's