Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

HET LAM OP SION.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ik zag, en zie, het Lam stond op den berg Sion, en met hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den naam zijns Vaders geschreven aan hunne voorhoofden. Openb. 14 : 1.

Een zinrijk woord uit de Openbaring van Johannes met zijn talrijke beelden en visioenen ! Een rijke zin, verborgen in een volheid van zinnebeeld !
Hiermede is wellicht tegelijk de licht-en schaduwzijde van dit bijbelboek aangegeven. Als erts, verborgen in een diepe mijn, gaat de rijkdom aan zin dikwijls schuil in moeilijk te begrijpen zinnebeeld. Vandaar de vele uiteenloopende meeningen en verklaringen, die in den loop der jaren van dit gedeelte der Heilige Schrift zijn gegeven. Ook daar, waar een eerlijk buigen voor Gods Woord wordt gevonden, is en blijft het moeilijk om tot overeenstemmend begrip van deze profetie te geraken.
Maar moge dit laatste nu gelden van het boek in z'n geheel of van vele zijner deelen afzonderlijk, — het is niet zoozeer het geval met het tekstwoord, dat wij hier overdenken. Dit eerste vers van het 14de hoofdstuk ontsluit toch vrij duidelijk zijn beteekenis, al is deze in het visioen verborgen in vierderlei zinnebeeld :
het Lam, de berg Sion, de honderd vier en veertig duizend, en de Naam des Vaders, geschreven aan de voorhoofden.
Het Lam. Welk een rijkdom sluit wel beschouwd dit eene zinnebeeld al niet reeds in. Doch het is hiermede gesteld als met een muntstuk, dat door langdurig gebruik in het geldverkeer ten laatste als versleten schijnt, hoewel het toch zijn waarde behoudt. Al moge zoo'n geldstuk misschien niet meer geschikt zijn voor de verzameling van een muntliefhebber, in den handel blijft het bruikbaar, omdat aan de oorspronkelijke waarde wordt vastgehouden. Zoo zijn ook vele oude termen en uitdrukkingen uit taalkundig, kunstzinnig oogpunt versleten en na; bij de verdwijning, terwijl zij toch hun belang behouden, voor wie op de oorspronkelijke bedoeling let.
Misschien is dat ook eenigszins toepasselijk op de gedachtenreeks, die zich verbindt aan het beeld van het lam. Het is mogelijk, dat sommigen minder oog hebben voor de klassieke waarde dan voor het veelvuldig en daardoor misschien iets versleten gebruik van dit beeld. En daarbij komt, dat het ons vanzelf minder toespreekt, d.aar wij het lam niet kennen als offerdier.
Juist hiervan dienen wij echter uit te gaan. Het lam was het meest gewone offerdier in Israël. Het lam nam een voorname plaats in in al de plechtigheden van de wet van Mozes, waarvan wij gelooven, dat God daarin het evangelie van Jezus Christus heeft laten afschaduwen, vóórbeelden, gelijk Hij het ook door de heilige patriarchen en profeten heeft laten verkondigen, nadat Hij het Zelf eerstelijk in het paradijs had geopenbaard. In het geofferde lam van den geloovigen Israëliet weerspiegelde zich immers het offer voor alle geloovigen, dat eenmaal op Golgotha zou worden gebracht. Ja, de eerste maal, dat in de Schrift letterlijk van een offerlam gesproken wordt, is een zeer opmerkelijke heenwijzing naar het vervulde evangelie, wanneer de . vader van alle geloovigen zich ten opzichte van Izaak troost met de woorden : God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien!
Het lam is waarlijk meer dan eenig ander offerdier geschikt de offerande van Christus af te beelden. Niet alleen is het op zichzelf een beeld van onschuld en van lijden, „het lam ter slachting geleid", maar in de eerste plaats denken wij aan het woord van den apostel Paulus : ook ons pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. Het paaschlam is een merkwaardige afschaduwing van Hem, die Zijn vleesch en bloed gegeven heeft tot een losprijs voor velen, opdat de engel des verderfs hen niet deren zal.
Geen wonder dan, dat in het Nieuwe Testament onder het beeld van het lam onze Heere Jezus Christus wordt voorgesteld. Reeds de voorlooper, Johannes de Dooper, wees op Hem, als op het lam Gods, het offerlam door God beschikt, dat de zonde der wereld wegneemt. Maar vooral in de Openbaring van Johannes wordt den Christus die naam gegeven : het Lam. Tot negen en twintig maal toe ! Johannes zag in het midden van Gods troon een Lam, staande als geslacht met zeven horens en zeven oogen.
Jezus naar Zijn menschheid, in volkomen zwakheid, — doch thans zittende ter rechterhand Gods !
De Zone Gods in dienstknechtgestalte, — maar nu verheerlijkt en verhoogd !
Op zichzelve 'n verachtelijke naam, van een zwak, machteloos offerdier, maar door den Christus der heerlijkheid als eerenaam aangenomen : het Lam, met 'n hoofdletter. De ziener op Patmos zag Hem niet als slachtdier op Golgotha geofferd, maar op grond van Zijn offerande temidden van den troon Gods in zegepraal! Vandaar de zang en roep der hemelbewoners, dat Hem ook zij de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid ! Hij is het, die de zeven zegels van Gods heilsraad opent, op grond van Zijn bloed, waarmede Hij de Zijnen kocht uit alle geslacht en taal en volk en natie ! Op grond hiervan is Hij eveneens het Lam — zachtzinnige naam — voor Wiens toorn evenwel niemand Zijner vijanden zal bestaan. Dat Lam noemde één van de vier en twintig ouderlingen juist tevoren immers : den leeuw van Juda. In Christus is zachtheid met majesteit verbonden ! Johannes spreekt daarom van den toorn des Lams, als van e, en leeuw: 'bergen en steenrotsen ! valt op ons en verbergt ons van den toorn des Lams ! Wiè kan bestaan ?
Rijke troost voor Christus' Kerk, wanneer zij op aarde vervolgd wordt om der gerechtigheid wil. Denk aan de Christenen in Rusland! Zalig zijn zij ! Want hunner is het Koninkrijk der hemelen ! Het Hoofd der Kerk, dat de herinnering aan Zijn smartelijk lijden in Zijn naam van Lam bewaart, is in Zijn heerlijkheid een zeker pand, dat Hij haar, „de bruid, de vrouw des Lams", tot Zich in de hemelsche blijdschap zal nemen en alle Zijne en hare vijanden in de eeuwige verdoemenis zal werpen.
De lijdensweken wijzen wederom op het Lam, dat een plaatsbekleedend offer bracht, doch zij prediken evengoed': de dienstknecht is niet boven zijn heer; indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen. Doch houd moed: uw lijden is welhaast voorbij. Johannes zag, en zie, het Lam stond op den berg Sion en met Hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den naam des Vaders geschreven aan hunne voorhoofden.
De berg Sion. Een tweede zinnebeeld. In tegenstelling met het beeld van het Lam, wordt de berg Sion in de Openbaring slechts hier genoemd.
Sion was één van de heuvels van Jeruzalem. De burcht van David was er op gebouwd. Maar vooral als tempelberg had de Sion beteekenis:
Wat springt gij, bergen, trotsch omhoog ? Wat wilt g' u, in der volkren oog. Bij Sions berg verheffen ? God Zelf heeft dezen berg begeerd ter woning, om, aldaar geëerd, Zijn heerlijkheid te toonen !
Daar had de schaduwdienst plaats ; daar werden de lammeren geofferd ; daar, in de onmiddellijke omgeving van den Sion, heeft het Lam zichzelven geofferd om Zijn volk zalig te maken van hun zonden.
Om den tempel was Sion het middelpunt van Jeruzalem ! Want de Heere woonde daar te midden van Zijn volk. In den heerlijken tempel, schitterend, marmeren .bouwwerk, in de dagen, dat Johannes hem gekend had.
Doch de tempel van Jeruzalem is verwoest en de heerlijkheid van Sion is verdwenen. De apostel wijst ons op de geestelijke beteekenls. Hij zegt tot de Hebreen, die in Christus geloofd hebben : gij zijt gekomen tot den berg Sion in de stad des levenden Gods, tot het hemelsche Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen en tot den Middelaar des Nieuwen Testaments, Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.
Sion was het beeld van den hemel. Gelijk de heerlijikheid van Sion in Palestina hierin bestond dat David er zijn 'burcht had en God gezegd werd er te wonen, zoo is de heerlijkheid des hemels hierin gelegen, dat God, de Almachtige, er woont en Davids groote Zoon er Zijn verblijf heeft. God en Christus, het middelpunt van den hemelschen Sion ! Zender dat zou de hemel geen hemel zijn !
Er is groot verschil tusschen deze bij uitstek geestelijke voorstelling des hemels en tusschen een beeldrijke schildering als van hoofdstuk 4 en 5. Daar de troon Gods met vier en twintig tronen er omheen; een zee, kristal gelijk, er voor ; de vier en twintig ouderlingen en de vier dieren ! Hier slechts de heuveltop Sion, waar eens de tempel stond. Ja, het is de hemel ! Maar de hemel-in-geloof, de heerlijkheid in de belofte ! Naar het zichtbare is er niets; alleen het Lam, staande op de plaats, waar God woont. Alleen het Lam, met Zijn volgelingen; maar dat is juist alles !
In het volgende vers is er weer sprake van den hemel in werkelijkheid. Van daaruit een geweldig ruischen van hemelmuziek, dat 'blijkbaar bestemd is om de schare op Sion het nieuwe lied van Openb. 5 vers 9 en 10 te leeren ter eere van het Lam: „Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw 'bloed uit alle geslacht en taal en volk en natie, en Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesteren, en wij zullen als koningen heerschen op de aarde".
Rijke troost voor allen, die treuren naar God. Zalig zijn zij ! Want zij zullen vertroost worden ! Temidden van het rijk van den antichrist hebben zij den hemel in het geloof, den berg Sion met het Lam, en daar op dien berg leeren zij het nieuwe gezang der verlossing, een lied, vol van Troost. En :
Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort;
Elk hunner zal in 't zalig oord Van Sion haast voor God verschijnen.
Zie, het Lam stond op den 'berg Sion, en met Hem honderd vier en veertig duizend.
144.000. Twaalf keer twaalfmaal duizend. Een zinnebeelidig getal, dat in den bijbel alleen in de Openbaring van Johannes voorkomt. Met getallen kan men cijferen. Vandaar de wonderlijke geheimzinnigheden, die men soms in bijbelsche getallen meent te kunnen ontdekken. Hier past ons voorzichtigheid. Rekenkunde is geen uitlegkunde.
Deze schare op Sion zijn de honderd vier en veertig duizend verzegelden uit hoofdstuk 7. Twaalf keer een gelijk aantal verzegelden uit alle geslachten der kinderen Israels. Uit Juda, uit Ruben, uit Gad. Uit Aser, Naftali, Manasse. Uit Simeon, uit Levi en uit Issachar. Uit Zebulon, uit Jozef en Benjamin ! Is het dan het volk Israël ? Ja, doch Israël, waarin is ingelijfd de Filistijn, de Tyriër, de Mooren. Van Sion immers zou het blijde nageslacht haast zeggen : deez' en die is daar geboren. Het Israël, niet naar het vleesch, maar naar den Geest!
Eigenlijk is het een deel van de schare, die niemand tellen kon, uit alle natie en geslachten en volken en talen, doch dat gedeelte, dat nog niet voor den troon en vóór het Lam staat, nog niet bekleed met lange, witte kleederen, met palmen in de hand. Zij zijn nog niet voor den troon, doch nog op aarde. Zij zijn nog geen triumfeerende, maar nog strijdende Kerk ! Toch triumfeeren zij reeds in het geloof. Johannes zag hen op den berg Sion, rondom het Lam. Maar zij zijn nog onderscheiden in twaalf maal twaalf duizend. Het is nog niet ééne schare, nog niet ééne kudde. Er is nog een natuurlijke en helaas ook een zondige pluriformiteit, een verscheidenheid, die toch op den berg Sion geen gescheidenheid is, maar die daar haar eenheid openbaart.
En de wonderlijke volgorde der stammen in hoofdstuk 7 leert ons Gods vrijmacht: „of is het Hem niet geoorloofd te doen met het Zijne wat Hij wil ? Vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten".
Twaalf maal twaalf duizend uitverkorenen! Let wel, dat getal werd Johannes genoemd alleen van degenen, die nog in de strijdende Kerk op aarde zijn ; daarna zag hij nog de ontelbaar groote schare, de triumfeerende Kerk.
Honderd vier en veertig duizend op aarde !
Het is het volle getal van Gods rijke genade in Christus ! De zonen, de geslachten, de duizenden Israels in menigte uitgebroken ! Het doet ons denken aan het zaad Abrahams, ontelbaar als de sterren des hemels ; aan het zaad Jacobs, dat zal wezen als het stof der aarde, want Jacob zal uitbreken westwaarts en oostwaarts en noordwaarts en zuidwaarts. Zoo luidt de belofte Gods.
Beschamende prediking voor alle moedelooze Elia's, die meenen te mogen dagen, dat zij schier alleen zijn overgebleven.
Bestraffende, streng bestraffende vermaning voor velen uit onze kringen, die over deze woorden heenlezen en die slechts oog schijnen te willen hebben voor een woord van den profeet als „één uit een stad, en twee uit een geslacht" en die nooit verder komen dan tot dit woord van den Heere Jezus: „velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren". Er zijn menschen, die als 't ware bang zijn, dat er iemand te veel zal zalig worden.
„Twee uit een geslacht ? " 12000 staat hier !
„Weinigen uitverkoren ? " Och, in den tijd van den antichrist zelfs nog honderd vier en veertig duizend verzegelden !!
Doch zweert ge bij den profeet ? Welaan, lees dan Hosea, die zijn zoon Lo-Ammi moest noemen, want de Heere zeide : gijlieden zijt Mijn volk niet, zoo zal Ik ook de uwe niet zijn. Nochtans zal het getal der kinderen Israels zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld kan worden; en het zal geschieden, dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn : gijleiden zijt Mijn volk niet, tot hen gezegd zal worden : gij zijt kinderen des levenden Gods. En de kinderen van Juda en de kinderen van Jozef zullen samenvergaderd worden en zich een eenig hoofd stellen. Zegt tot uwe broederen : Ammi, Mijn volk !
Is het dan niet waar, dat het maar „een klein kuddeken" is ? O zeker, vergeleken bij de twaalf maal twaalf maal twaalf keer tienduizend van den antichrist, de legioenen van Satan !
En ik zag en zie, het Lam stond op den berg Sion, en met Hem honderd vier en veertig duizend ! De Heere Jezus met Zijn gemeente ! De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn; daar wordt er niet één gemist.
Staat ook gij daarbij, lezer ? Dat wil zeggen, hebt gij den hemel reeds in geloof ? Den hemel hebben, dat is bij den Heere Jezus, bij het Lam zijn, zoo predikt onze tekst. Hebt gij den Heere Jezus ? Welnu, dan hebt gij den Naam Zijns Vaders geschreven aan uw voorhoofd.
Den Naam des Vaders aan het voorhoofd geschreven. Het vierde zinnebeeld. Vers 4 en 5 geeft nadere verklaring : dezen zijn het, die met vrouwen niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar het ook henengaat. Dezen zijn gekocht uit de menschen tot eerstelingen voor God en het Lam. En in hunnen mond is geen bedrog gevonden, want zij zijn onberispelijk voor den troon Gods.
De honderd vier en veertig duizend zijn van de aarde gekocht en hebben — figuurlijk gesproken — een merkteeken aan hunne voorhoofden als eigendomsbewijs. Het is een beter teeken dan dat van den naam van het beest, namelijk : den Naam des Vaders ! In het oorspronkelijke wordt hier bovendien genoemd : den Naam van 't Lam.
De schare op Sion kan zich dus troosten met Zondag 1, dat zij het eigendom zijn, naar lichaam en naar ziel, in leven en sterven, van niemand anders dan van Jezus Christus, die hen van alle macht des duivels verlost heeft. Zij zijn gekocht uit de menschen tot eerstelingen voor God en het Lam. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt over de ure van den oogst der aarde gesproken. De honderd vier en veertig duizend zijn de eerstelingen, het oogstoffer, Gode gewijd.
Zij zijn onbevlekt van geestelijke hoererij ; zij behooren niet tot hen, die God den trotschen nek toekeeren, maar zij hebben Zijn trouwverbond bewaard. Zij zijn maagden : evenals Paulus over de gemeente van Corinthe ijverde om haar als een reine maagd aan éénen man, namelijk Christus, voor te stellen, als een bruid, de bruid des Lams !
Zij zijn het, die het Lam volgen, waar het ook henengaat. Nog gaat de roep van het Evangelie uit, waarin Christus spreekt: volgt Mij !
Gehoorzaamt gij daaraan ?
Zij zijn vrij van alle bedriegelijke taal, hun mond is gereinigd en zij zijn onberispelijk voor Gods aangezicht. Neen, niet in zichzelve, geenszins ! maar het is alles vrucht van den Naam des Vaders, aan hunne voorhoofden geschreven, het merkteeken, dat bewijst, dat zij Hem gekocht zijn. En het nieuwe lied, dat hun vanuit den hemel geleerd is, verklaart het hun, want zij zullen het immers eens het Lam toezingen : Gij zijt geslacht en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed !
Den Naam des Vaders, geschreven aan de voorhoofden. Ja, in zekeren zin geldt dat van ons allen, voorzoover wij in den Naam des Vaders gedoopt zijn. Doch het is niet alles Israël, wat den naam Israël draagt. Zonder geloof is dat zegel krachteloos. Uit alle geslachten van Israel behoort slechts een bepaald getal den Heere toe, 12 duizend verzegelden.
Doch in geloof is dat zegel van den Doop hetzelfde zegel, waarmede de 144 duizend verzegeld zijn. Het is dus niet verre van een ieder van ons.
Wie in geloof de belofte, die ons daarin verzekerd wordt, omhelst, heeft het zegel van den Naam des Vaders, die hem tot een kind en erfgenaam aanneemt; het zegel van den Naam van het Lam, dat voor hem geslacht is en hem kocht met Zijn bloed, en het zegel van den Heiligen Geest, die het onderpand is van onze erfenis tot de verkregen verlossing.
Dat zegel aan ons voorhoofd, zij het zegel in ons hart!
H.   B.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's